ECLI:NL:TGZCTG:2019:276 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.005

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:276
Datum uitspraak: 12-11-2019
Datum publicatie: 13-11-2019
Zaaknummer(s): c2019.005
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychotherapeut. De psychotherapeut is werkzaam bij een GGZ-instelling en heeft in 2016 met klager een gesprek gehad. Klager was door een collega van de psychotherapeut, na eerder telefonisch contact, per e-mail voor dit gesprek uitgenodigd. Het gesprek is niet goed verlopen. Klager verwijt de psychotherapeut onder meer dat hij een mens die nood heeft en hulp zoekt heeft mishandeld en hem opzettelijk verkeerd heeft geïnformeerd. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.005 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., psychotherapeut, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. B. van der Kamp te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 15 mei 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. – hierna de psychotherapeut – een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 december 2018, onder nummer 1878a, heeft dat college de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychotherapeut heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 oktober 2019, waar zijn verschenen klager, in persoon, en de psychotherapeut, in persoon en bijgestaan door mr. B. van der Kamp, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerder is werkzaam bij een GGZ-instelling (hierna: de instelling). Op 16 maart 2016 heeft verweerder met klager een intakegesprek gehad. Klager was door een collega van verweerder, na eerder telefonisch contact, per e-mail voor dit gesprek uitgenodigd. In de uitnodiging stond vermeld: “Het gesprek zal zich richten op de vragen die u heeft over het kunnen profiteren van psychotherapie in de groep gericht op uw persoonlijkheidsproblematiek.”

Het gesprek is niet goed verlopen.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij:

1)      een mens die nood heeft en hulp zoekt heeft mishandeld;

2)      een patiënt opzettelijk verkeerd heeft geïnformeerd;

3)      misbruik heeft gemaakt van een klachtenprocedure om eigen project intern te verkopen;

4)      een klacht heeft veranderd om de dader een hand boven het hoofd te houden;

5)      een verzekeraar heeft doorbelast voor geleverde wanprestatie (mishandelen);

6)      verantwoording weigert te nemen en zijn positie misbruikt.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt voorop dat klager niet-ontvankelijk is omdat hij geen belang heeft bij zijn klacht.

Verder stelt verweerder dat hij betreurt dat klager naar aanleiding van het gesprek met hem een grote emotionele last heeft ervaren. Hij is echter van mening dat, hoewel het gesprek tussen hem en klager onbevredigend is verlopen, hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft.

5. De overwegingen van het college

Het college is van oordeel dat de klacht wel degelijk ontvankelijk is. De klacht komt immers hierop neer dat verweerder tijdens het intakegesprek jegens klager heeft gehandeld in strijd met de zorg die verweerder als psychotherapeut jegens klager in acht diende te nemen.

Ten aanzien van de inhoud van de klacht overweegt het college het volgende.

Voor het college staat vast dat het gesprek tussen partijen niet goed is verlopen. Klager had, aan de hand van het voorafgaande telefonische en mailcontact met de collega van verweerder, verwacht dat het intakegesprek ten doel had om hem te gaan behandelen, terwijl het verweerders bedoeling was om te onderzoeken of klager voor behandeling in aanmerking kwam. Verweerder heeft, volgens het overgelegde gesprekverslag, bij aanvang van het gesprek ook aan klager uitgelegd wat de bedoeling was.

Dat een gesprek moeizaam verloopt is op zich nog geen reden om tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen aan te nemen. Uit het overgelegde gesprekverslag, dat voor het college richtinggevend is, valt niet af te leiden dat verweerder enige tuchtrechtelijke norm heeft geschonden. De door klager geuite verwijten zijn niet komen vast te staan of aannemelijk geworden.

Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep. Hij heeft daarbij nog naar voren gebracht dat bij het telefonische contact dat hij eerder had met een collega van de psychotherapeut een behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen en dat de psychotherapeut deze vervolgens tijdens het gesprek met klager onrechtmatig heeft beëindigd.

4.2       De psychotherapeut voert gemotiveerd verweer en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg door klager geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

4.4       De klacht over het beëindigen van een volgens klager tot stand gekomen behandelingsovereenkomst is in eerste aanleg niet geuit. Het Centraal Tuchtcollege kan in beroep slechts oordelen over die klachten die in het oorspronkelijk klaagschrift aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Het Centraal Tuchtcollege zal daarom de klacht over de behandelingsovereenkomst buiten beschouwing laten.

4.5       Voor het overige geldt dat in beroep het debat door partijen schriftelijk nog een keer is gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 oktober 2019 is dit debat voortgezet.

4.6       De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over.

4.7       Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht heeft afgewezen en dat het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter; Y. Buruma en

Y.A.J.M. van Kuijck, leden-juristen en E.D. Berkvens en A.C.L. Allertz, leden-beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.

       Uitgesproken ter openbare zitting van 12 november 2019.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.