ECLI:NL:TGZCTG:2019:263 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.035

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:263
Datum uitspraak: 05-11-2019
Datum publicatie: 06-11-2019
Zaaknummer(s): c2019.035
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager meldde zich medio december in de tandartspraktijk van de tandarts met pijnklachten aan zijn kies. De secretaresse heeft (na overleg met de tandarts) de inschatting gemaakt dat het geen acute situatie was en een afspraak in januari aangeboden. De tandarts heeft twee dagen later met klager gebeld en klager heeft toen een wortelkanaalbehandeling bij een collega van de tandarts gekregen. Klager verwijt verweerder: 1. het niet erkennen van pijnklachten; 2. het weigeren van behandeling; 3. het weigeren klager te woord te staan; 4. gebrek aan professionaliteit; 5. langdurig verloop van de klachtafhandeling bij de KNMT; 6. het ongevraagd en zonder grondslag versturen van het medisch dossier aan derden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet ontvankelijk voor zover hij in beroep nieuwe klachten heeft ingediend en verwerpt het beroep voor het overige.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.035 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, werkzaam te B., beklaagde in beide instanties,

gemachtigde: mr. D.M. Pot, advocaat te Utrecht.

1.                  Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 25 juli 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen tandarts C. – hierna de tandarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van

12 december 2017, onder nummer 16123, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 oktober 2019, waar alleen de gemachtigde van de tandarts,

mr. D. Pot, is verschenen. De tandarts is vanwege gezondheidsproblemen met bericht van verhindering niet ter terechtzitting verschenen. De klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen. 

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1       In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Op 18 december 2017 meldde klager zich in de praktijk van verweerder met pijnklachten aan de kies 16. De secretaresse van verweerder heeft (na overleg met verweerder) de inschatting gemaakt dat het geen acute situatie was en een afspraak in januari 2018 aangeboden.

Op 20 december 2017 heeft verweerder klager gebeld en daarvan de navolgende notitie in het dossier gemaakt:

“gebeld met patiënt, heeft geen acute pijn, gebruikt geen pijnstilling, heeft al half jaar pijn aan 16, pijn wordt meer.

Wil perse behandeld worden.

Om verder gezeur te voorkomen heb ik andere patiënt verplaatst om ruimte te maken voor A.. Dit is de laatst keer dat dit gebeurd… Tandarts voelt zich onder druk gezet door patiënt.

Geen excuses… Patiënt denkt alleen aan zichzelf en is erg dominant….zet personeel onder druk….laat vrouw bellen en meldt dat A. wantrouwend overkomt…”.

Klager is op 21 december 2017 gezien door de collega van verweerder die een initiële wortelkanaalbehandeling heeft uitgevoerd aan element 16.”

2.2       De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.

“3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder:

1.         het niet erkennen van pijnklachten;

2.         het weigeren van behandeling;

3.         het weigeren klager te woord te staan;

4.         gebrek aan professionaliteit;

5.         langdurig verloop van de klachtafhandeling;

6.         het ongevraagd en zonder grondslag versturen van het medisch dossier aan

                        derden.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager aangevoerd dat de pijn aan zijn kies (element 16) met een score van 3-4 was gestegen naar score 8 op een schaal van 0 tot 10. Verweerder vond de pijn niet acuut en wilde klager niet behandelen. Klager mocht de behandelkamer in van de assistente, maar verweerder liep weg naar de andere behandelkamer en negeerde klager. Klager heeft een klacht neergelegd bij de KNMT, waarvan de afwikkeling langer heeft geduurd dan wat is bepaald in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Verweerder heeft bij zijn verweer tegen die klacht het gehele medisch dossier aan de KNMT toegezonden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder betwist tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld en heeft in dat kader het navolgende aangevoerd.

Klager gaf op 18 december 2017 aan dat hij gedurende 2-3 maanden niet meer goed kon eten door element 16. De secretaresse heeft na overleg met verweerder de inschatting gemaakt dat het geen acute situatie betrof. Zij heeft aangegeven dat zij voor januari 2018 een afspraak kon maken. Op dat moment, met de feestdagen voor de deur, was er alleen nog maar spoedtijd beschikbaar. Klager was hier ontstemd over. Er is klager geen behandeling geweigerd.

Op 18 december 2017 behandelde verweerder de moeder van klager toen hij op de praktijk kwam en stond de assistente hem op zijn verzoek toe de behandelkamer in te gaan. Na afloop van de behandeling vroeg klager of hij verweerder even kon spreken. Verweerder heeft daarop aangegeven dat het op dat moment niet uitkwam vanwege de behandeling van een andere patiënt in de andere behandelkamer.

In het telefoongesprek van 20 december 2017 heeft verweerder getracht uit te leggen dat het hebben van (pijn)klachten iets anders is dan het hebben van acute pijn. Om klager tegemoet te komen heeft verweerder alsnog ruimte gemaakt in de agenda.

Verweerder kan niet persoonlijk verweten worden dat er ruim drie maanden zitten tussen het eerste bericht van klager aan de KNMT en de uiteindelijke start van de klachtenprocedure. Verweerder was daarmee niet bekend en heeft er geen rol in gehad.

Verweerder wijst op de KNMG richtlijn Omgaan met medische gegevens, waarin is opgenomen: ‘zolang een klacht door een klachtenfunctionaris wordt behandeld, worden de medische gegevens van een patiënt op grond van diens veronderstelde toestemming door de klachtenfunctionaris gebruikt’. Verweerder mocht er op grond van de veronderstelde toestemming vanuit gaan dat hij de medische gegevens van klager mocht gebruiken en toesturen ter onderbouwing van zijn reactie op de klacht. “

2.3       Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. Beoordeling

De klachtonderdelen 1 en 2 kunnen gezamenlijk worden behandeld. Vast staat, nu klager dat erkent en het ook uit het medisch dossier blijkt, dat klager al langere tijd last had van element 16. Het enkele feit dat de pijn aan dat element (in de loop der tijd) was verergerd, betekent nog niet dat daarmee een acute situatie was ontstaan, die onmiddellijke behandeling door verweerder vergde. Er is klager in eerste instantie een afspraak voor januari 2018 aangeboden en uiteindelijk is klager alsnog op 21 december 2018 door de collega van verweerder gezien en geholpen. Daarmee is verweerder klager naar het oordeel van het college voldoende tegemoet gekomen in zijn pijnklachten en zijn wens om spoedig behandeld te worden. Anders dan klager kennelijk meent bestond er voor verweerder geen verplichting om klager onder de voorliggende omstandigheden boven alle andere patiënten voorrang te geven in de behandeling. De klachtonderdelen 1 en 2 zijn ongegrond.

Met betrekking tot klachtonderdeel 3 verschillen partijen van mening over wat er op

18 december 2017 in de behandelkamer van verweerder is gebeurd. Het college kan op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd niet vaststellen welke lezing van de feiten de juiste is, zodat niet kan worden vastgesteld of verweerder op 18 december 2017 geweigerd heeft klager te woord te staan. Daarbij komt overigens dat verweerder klager twee dagen later wel te woord heeft gestaan en de behandeling op 21 december 2017 voor hem heeft georganiseerd. Klachtonderdeel 3 is eveneens ongegrond.

Nog los van het feit dat klager klachtonderdeel 4 niet heeft onderbouwd is het college van oordeel dat het dossier geen enkele aanwijzing biedt voor een gebrek aan professionaliteit van verweerder, zodat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

Klachtonderdeel 5 is in feite niet tegen verweerder, maar tegen de KNMT gericht. Voor de (duur van de) klachtafhandeling door de KNMT is verweerder niet verantwoordelijk. Klager dient in klachtonderdeel 5 niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Ook klachtonderdeel 6 is ongegrond. Het medisch dossier is door verweerder niet aan een willekeurige derde verstrekt, maar (ter onderbouwing van het verweer op de daar neergelegde klacht) aan de klachtenfunctionaris van de KNMT, die een eigen geheimhoudingsplicht heeft. Daarnaast heeft verweerder terecht een beroep gedaan op de veronderstelde toestemming van klager voor het gebruik van diens medische gegevens bij het verweer op de door klager ingediende klacht.

Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.”

3.                  Beoordeling van het beroep.

Procedure

3.1 De oorspronkelijke klacht bestond uit zes onderdelen. Deze onderdelen zijn in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege weergegeven onder het kopje “3. Het standpunt van klager en de klacht” . Het Regionaal Tuchtcollege heeft deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Klager is alleen in beroep gekomen tegen de beslissing met betrekking tot de klachtonderdelen 1. (het niet erkennen van pijnklachten), 2. (het weigeren van behandeling) en 4. (gebrek aan professionaliteit). Hetgeen klager in dit verband heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Daarnaast verwijt klager de tandarts - zakelijk weergegeven - dat hij hem niet heeft geïnformeerd over het gegeven dat een andere tandarts hem niet kon behandelen zolang er nog een lopende behandeling bij de tandarts gaande is.

Klager concludeert (impliciet) tot nietigverklaring van de bestreden beslissing en tot gegrondverklaring van zijn klachten.

3.2 De tandarts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege - zakelijk weergegeven - het beroep te verwerpen en de bestreden beslissing, zo nodig met verbetering en aanvulling van de gronden, te bevestigen.

Beoordeling van het beroep.

4.1 Voor zover klager in zijn beroepschrift aan de tandarts nieuwe verwijten heeft gemaakt overweegt het Centraal Tuchtcollege het volgende. Een klager kan in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voorleggen die in het oorspronkelijk klaagschrift aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd en dan alleen voor zover hij in die klachten niet-ontvankelijk is verklaard of die klachten zijn afgewezen. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover het beroepschrift nieuwe klachten bevat kan klager daarin dus niet worden ontvangen.

4.2 In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen of nalaten van de tandarts opnieuw aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk (en mondeling) gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 oktober 2019 is dat debat bij afwezigheid van partijen niet voortgezet. De gemachtigde van de tandarts heeft ter zitting in beroep, bij afwezigheid van klager, verklaard geen aanleiding te zien nog iets toe te voegen en verwezen naar de overgelegde stukken.

4.3 Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg.

Het Centraal Tuchtcollege hecht eraan het navolgende toe te voegen. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het - gelet op het gegeven dat de tandarts op de hoogte was van de toename van de pijnklachten van klager (zie proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek van 20 december 2018, pagina 4 halverwege) - beter was geweest indien de tandarts op 18 december 2017 in de behandelkamer (na afronding van de behandeling van de moeder van klager) met klager in gesprek was gegaan over de onmogelijkheid hem op dat moment te behandelen en over het eventueel voorschrijven van  pijnmedicatie. Dat de tandarts dit toen achterwege heeft gelaten acht het Centraal Tuchtcollege echter, gelet op de omstandigheden, verdedigbaar en niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit geldt te meer daar de tandarts op 20 december 2017 met klager heeft gebeld en klager voldoende tegemoet is gekomen in zijn wens om spoedig tandheelkundig behandeld te worden.

4.4 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat klager niet-ontvankelijk wordt verklaard voor zover in beroep nieuwe klachten zijn ingediend en dat het beroep voor het overige wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover klager in beroep nieuwe klachten heeft ingediend;

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter; T.W.H.E. Schmitz en

A.R.O. Mooy, leden-juristen en J. de Lange en R. van der Velden, leden-beroepsgenoten en H.J. Lutgert, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2019.

            Voorzitter   w.g.                                                                    Secretaris  w.g.