ECLI:NL:TGZCTG:2019:188 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.021

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:188
Datum uitspraak: 25-07-2019
Datum publicatie: 25-07-2019
Zaaknummer(s): c2019.021
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. Klaagster heeft in augustus 2017 en december 2017 aan de balie gesproken met de assistente van de tandarts over de mogelijkheid om zich in te schrijven in de praktijk van de tandarts. Uiteindelijk is het niet tot een inschrijving gekomen. Klaagster verwijt de tandarts dat de assistente haar niet als patiënte heeft ingeschreven om financiële redenen en vanwege haar Turkse afkomst, namelijk op grond van de aanname dat veel Turkse mensen weinig naar de tandarts gaan en dus geen geld aan hen is te verdienen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.021 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C. , tandarts, werkzaam te B. , verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. S. Dik, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1.                  Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 13 augustus 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 8 januari 2019, onder nummer 2018-186 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 25 juni 2019, waar zijn verschenen klaagster en de tandarts, de tandarts bijgestaan door haar gemachtigde.

2.                  Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.      De feiten

Klaagster heeft op 31 augustus 2017 en 14 december 2017 aan de balie gesproken met de assistente van verweerster. Gesproken is over de mogelijkheid voor klaagster om zich in te schrijven als patiënte in de praktijk. Uiteindelijk is het niet tot een inschrijving gekomen.

3.         De klacht

Klaagster verwijt verweerster dat haar assistente klaagster niet als patiënte heeft ingeschreven om financiële redenen en op basis van haar D.-se afkomst.

4.       Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.       De beoordeling

5.1       Klaagster heeft kunnen lezen dat verweerster een andere interpretatie geeft aan hetgeen haar assistente aan klaagster heeft gezegd dan klaagster daaruit heeft opgemaakt. Nu alleen klaagster en de assistente van verweerster aan die gesprekken hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen.

Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat (de assistente van) verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klaagster minder geloof verdient dan dat van de verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster en van verweerster evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.

5.2       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.                  Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.                  Beoordeling van het beroep

4.1       Klaagster beoogt met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2       De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3       In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen van de tandarts en het door de tandarts gevoerde verweer hiertegen nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2019 is dat debat voortgezet.

Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.                  Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                    verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: T.L. de Vries, voorzitter, M.P. den Hollander en

A.R.O. Mooy, leden-juristen en M. Fokke en A. Vissink, leden-beroepsgenoten en

M. van Esveld, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2019.

            Voorzitter   w.g.                                                        Secretaris  w.g.