ECLI:NL:TGZRSGR:2018:90 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-281

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:90
Datum uitspraak: 26-06-2018
Datum publicatie: 26-06-2018
Zaaknummer(s): 2017-281
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Ongegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts heeft in tegenstelling tot wat klager beweert wel een verklaring afgegeven, alleen bleek deze niet te voldoen volgens klager. Niet kan komen vast te staan hoe de gesprekken tussen klager en de huisarts precies zijn verlopen. Klacht afgewezen.    

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te  B,

klager,

tegen:

C,

werkzaam te B,

verweerder,

gemachtigde: mr R.J. Peet werkzaam te Utrecht.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift, ontvangen op 4 december 2017,

- het verweerschrift met bijlagen,

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 22 maart 2018.

1.2       Het College heeft de klacht op 16 mei 2018 in raadkamer behandeld.  

2.           De feiten

Klager is tot december 2017 als patiënt in behandeling geweest bij verweerder, huisarts bij gezondheidscentrum D in B.

3.           De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven - als volgt. 

1.      De huisarts heeft geweigerd een medische verklaring af te geven met betrekking tot de medische gesteldheid van klager als ook met betrekking tot de situatie van diens gezin. De verklaring diende te worden opgesteld ten behoeve van een behandeling ter terechtzitting van de rechtbank, die op 22 november 2017 zou hebben plaatsgevonden.

2.      Daarnaast klaagt klager over het door hem gestelde onprofessionele, intimiderende en agressieve gedrag van de arts.

3.      Tot slot stelt klager dat de arts niet zelf heeft gereageerd op een door klager bij de arts ingediende klacht omtrent het functioneren van een van diens medewerkers.

4.        Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden als volgt bestreden.

1.      Op 22 november 2017 heeft klager verweerder verzocht de betreffende verklaring af te geven. Verweerder heeft na enig beraad een verklaring opgesteld, die zo veel als mogelijk en gelet op de vereiste professionele standaard tegemoet kwam aan hetgeen klager hem had verzocht.  Deze verklaring is op 27 november 2017 aan klager gegeven.

2.      Voorts heeft verweerder naar voren gebracht dat hij klager, alhoewel de laatste hem soms indringend en boos aansprak, steeds correct te woord heeft gestaan. Verweerder herkent de door klager beschreven wijze van handelen jegens klager dan ook niet. 

3.      Tot slot heeft verweerder aangevoerd dat hij zelf op de per email van 29 november 2017, 09.56 uur ingediende klacht per email op 1 december 2017 om 00.47 uur heeft gereageerd.

Verweerder heeft verzocht om de klacht als ongegrond af te wijzen.

5.         De beoordeling

5.1       Tijdens het mondeling vooronderzoek heeft klager erkend dat door verweerder op 27 november 2017 een verklaring is afgegeven, maar dat deze niet voldeed. Hij wilde de voorgeschiedenis en het medicatiegebruik opgenomen zien, waarbij ook de medische dossiers beschikbaar hadden moeten gesteld.

Tijdens dit vooronderzoek heeft verweerder aangegeven dat hem niet duidelijk was wat er in de verklaring diende te staan en waar het voor diende en dat hij ter wille van het gezin van klager de verklaring heeft opgesteld, in ogenschouw nemend wat hij als huisarts volgend de richtlijnen mag verklaren.

5.2       Klager heeft kunnen lezen dat verweerder een andere kleur of interpretatie geeft aan hetgeen hij van klager heeft begrepen en of aan klager gezegd. Nu alleen klager en verweerder aan die gesprekken hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen. Om die reden dient dit onderdeel van de klacht te worden afgewezen.

5.3       Het in het tweede klacht onderdeel beschreven onprofessionele gedrag van verweerder is door klager niet met feiten onderbouwd en zal – als gemotiveerd weersproken – afgewezen dienen te worden.

5.4       Ook het derde klachtonderdeel treft geen doel, nu verweerder bij productie 3 van diens verweerschrift zijn schriftelijke antwoord aan klager aan het College heeft overgelegd.

5.5       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven op 26 juni 2018  door mr Y.J. Wijnnobel-Van Erp, voorzitter,

mr. G.P. van de Beek, lid-jurist, prof. dr. A.M. van Hemert, M. Bezemer, J.G.M. van Eekelen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. E.C. Zandman, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.