ECLI:NL:TGZRAMS:2018:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/446

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:40
Datum uitspraak: 20-04-2018
Datum publicatie: 20-04-2018
Zaaknummer(s): 2017/446
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht gericht tegen een physician assistant over de behandeling door het genderteam. Niet-ontvankelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE  VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 13 oktober 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

physician assistant,

werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. H.J.C. Smink, als jurist verbonden aan het VUmc.

1. De procedure

Het college heeft kennis genomen van de volgende stukken:

-       het klaagschrift;

-       het aanvullend klaagschrift, binnengekomen op 10 november 2017;

-       het verweerschrift met de bijlagen

-       de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek

-       het proces-verbaal van het op 14 maart 2018 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behan­deld.

2. De klacht en de beoordeling

2.1. Klaagster heeft zich in 2011 gemeld bij E met de wens om een geslachtsveranderende operatie te ondergaan. Klaagster heeft in 2013 en 2014 het voortraject doorlopen waarna een multidisciplinair team goedkeuring heeft verleend. Op 9 juli 2015 is de vaginaplastiek uitgevoerd. Verweerster heeft klaagster gezien op 9 december 2014 bij het intakeconsult, op 20 mei 2015 voor een controle en op 7 december 2015 voor een na-controle.

2.2. Klaagster verwijt verweerster het volgende:

i.              verweerster heeft de consultatie/intake afgenomen terwijl zij niet in dienst was en daarbij geen chirurg aanwezig was;

ii.             verweerster heeft toezeggingen gedaan over de wachtlijsten die achteraf niet bleken te kloppen;

iii.            verweerster heeft geen realistisch beeld geschetst over de anatomische mogelijkheden van klaagster met betrekking tot de vaginaplastiek;

iv.            verweerster heeft de vragen en klachten van klaagster voorafgaand en na afloop van de operatie niet serieus genomen;

v.             verweerster heeft gelogen over de status van de vaginaplastiek bij het ontslag;

vi.            verweerster heeft verkeerd advies gegeven over de nazorg en wondverzorging;

vii.           De nazorg waarover verweerster klaagster in 2014 heeft geïnformeerd, heeft niet plaatsgevonden;

viii.          Er is geen informatieverstrekking geweest over de colon-vaginaplastiek.

2.3       Verweerster is werkzaam als physician assistant. Bij de beoordeling van de klacht geldt voor de physician assistant een ander (beperkter) tuchtrechtelijk regime dan voor BIG-geregistreerden. Het ‘Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid physician assistant’ van 21 december 2011 (Stbl. 2011, nr. 658) bepaalt dat een physician assistant bevoegd is om zelfstandig bepaalde zogenaamde voorbehouden handelingen te verrichten. Art. 36a lid 6 (voorheen lid 5) Wet BIG bepaalt dat het handelen van een physician assistant door het tuchtcollege kan worden getoetst voor zover voorbehouden handelingen zijn verricht. Dus alleen dan kan het college een klacht tegen een physician assistant inhoudelijk beoordelen.

2.4       Artikel 7 lid 1 van het Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid physician assistant geeft een uitputtende opsomming van de voorbehouden handelingen die de physician assistant mag uitvoeren. Lid 1 bepaalt dat de physician assistant bevoegd is tot:

a. het verrichten van heelkundige handelingen;

b. het verrichten van endoscopieën;

c. het verrichten van catheterisaties;

d. het geven van injecties;

e. het verrichten van puncties;

f. het verrichten van electieve cardioversie;

g. het toepassen van defibrillatie;

h. het voorschrijven van UR-geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s, van de Geneesmiddelenwet .

2.5       De klacht heeft kort gezegd betrekking op het verrichten van de intake, het ontbreken van informed consent, het verstrekken van onjuiste informatie en het verstrekken van verkeerde adviezen ten aanzien van de nazorg. Deze verwijten gaan niet over handelingen zoals hiervoor onder 2.4 genoemd en dus kan het college het handelen van verweerster niet inhoudelijk toetsen. Klaagster kan niet in haar klacht worden ontvangen.

De beslissing:

Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist op 20 april 2018 door:

mr. J. Recourt, voorzitter,

drs. A.M. van Stralen-Neeft  MPA en S.Pereboom MPA, leden-physician assistant,

bijgestaan door mr. C.G.J. Pluijgers, secretaris.

WG  secretaris                                                WG  voorzitter