ECLI:NL:TGDKG:2016:31 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 363.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:31
Datum uitspraak: 22-03-2016
Datum publicatie: 13-06-2016
Zaaknummer(s): 363.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Uitgangspunt is dat controle op adresgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP), voorheen GBA, een standaard onderdeel van de procedure dient te zijn bij betekening van gerechtelijke stukken. De betekening geschiedt conform de bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hieraan kan uitvoering worden gegeven door het stuk in een gesloten envelop achter te laten. Indien de feitelijke situatie aanleiding geeft tot twijfel kan dit reden zijn voor de gerechtsdeurwaarder om een zelfstandig onderzoek te verrichten. In het onderhavige geval daarvoor geen aanleiding. Klager heeft nagelaten zich uit te schrijven uit het BRP. Hier valt de gerechtsdeurwaarder niets te verwijten. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 maart 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 363.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te Sankt Wendel, Duitsland,

klager,

gemachtigde: V. Gensch,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te Heerlen,

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 28 april 2015, heeft klager een klacht ingediend

tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij verweerschrift, ingekomen op 15 juli 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de

klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 februari 2016 alwaar de

gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 22 maart 2016.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klager heeft van 1 augustus 2010 tot en met 31 juli 2011 deelgenomen aan het exchange program tussen de Universiteit Trier en de Universiteit Maastricht.

-           Van 2 september 2010 tot en met 10 juni 2011 woonde klager in het guesthouse van de Universiteit Maastricht en heeft hij zich in de GBA van de gemeente Maastricht in laten schrijven.

-           Nadien is klager teruggekeerd naar zijn woonplaats in Duitsland, maar is hij vergeten zich uit te laten schrijven uit de GBA van de gemeente Maastricht.

-           Zorginstituut Nederland heeft klager vervolgens op zijn Nederlandse adres aangeschreven om de zorgpremies te voldoen.

-           Op 23 december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een dagvaarding ten laste van klager uitgebracht.

-           Op 29 januari 2014 is een verstekvonnis ten laste van klager gewezen.

-           Vervolgens heeft een Duits incassobureau klager gesommeerd om tot betaling van het verschuldigde bedrag over te gaan.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld bij het uitbrengen van de dagvaarding. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder uit het uittreksel uit de GBA had kunnen opmaken dat hij stond ingeschreven op het guesthouse van de Universiteit Maastricht. De gerechtsdeurwaarder had, gelet op deze omstandigheid, moeten controleren of klager ook daadwerkelijk in het guesthouse van de Universiteit Maastricht verbleef en de dagvaarding niet in een gesloten enveloppe achter moeten laten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder stelt zich op het standpunt dat uit het uittreksel uit de GBA niet kon worden opgemaakt dat het hier een guesthouse betrof. Door het exploot achter te laten in een gesloten enveloppe op het adres waarop klager volgens het uittreksel uit de GBA stond ingeschreven, heeft de gerechtsdeurwaarder het exploot rechtsgeldig betekend conform artikel 47 Rv. Klager heeft zelf verzuimd zich na het einde van zijn exchange program uit te laten schrijven uit de GBA van de gemeente Maastricht. Dit kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Naar het oordeel van de Kamer kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat hij tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat controle in de Basisregistratie Personen (BRP)

(voorheen: GBA) op adresgegevens standaard onderdeel van de procedure dient te zijn bij betekening van gerechtelijke stukken. Voor justitiabelen vormt de betekening aan het juiste adres, gelet op de gevolgen, immers een belangrijk facet van rechtsbescherming. Het is derhalve van groot belang dat deze ambtshandelingen worden verricht op basis van recente gegevens. Als afnemer in de zin van de Wet basisregistratie personen met een publieke taak heeft een gerechtsdeurwaarder, voor dat doel, bovendien directe toegang tot deze registratie, zodat voldoening aan die plicht ook niet praktisch bezwaarlijk is. Betekening van het exploot dient te geschieden op grond van de adresgegevens van klager die de gerechtsdeurwaarder ontleent aan het BRP, zoals in dit geval is gebeurd. Gerechtelijke stukken worden betekend overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hieraan kan uitvoering worden gegeven door het stuk in een gesloten envelop achter te laten. Indien de feitelijke situatie aanleiding geeft tot twijfel kan dit reden zijn een zelfstandig onderzoek te verrichten. Dat hiervoor in het onderhavige geval aanleiding was, is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder zich niet aan de wettelijke regelgeving heeft gehouden. Klager heeft nagelaten zich uit te schrijven uit het BRP. Hier valt de gerechtsdeurwaarder niets te verwijten.

4.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.