ECLI:NL:TGDKG:2016:20 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet1039.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:20
Datum uitspraak: 23-02-2016
Datum publicatie: 11-03-2016
Zaaknummer(s): GDWverzet1039.2015
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Zonder opdrachtgever te informeren akkoord gaan met de finale kwijting. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 februari 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 10 november 2015 met zaaknummer 312.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 1039.2015 ingesteld door:

[     ],

klaagster,

wonende te [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief ingekomen op 13 april 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 13 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 10 november 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beschikking van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 november 2015. Bij brief van 13 november 2015 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 januari 2016 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is telefonisch gehoord. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 februari 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast geweest met de incasso van een vordering van klaagster op haar ex-echtgenoot.

b)      De ex-echtgenoot heeft in 2013 de rechtbank Midden-Nederland verzocht toegelaten te worden tot de schuldsanering en heeft de rechtbank verzocht een dwangakkoord vast te stellen.

c)      Bij e-mails van 17 en 18 december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht of zij akkoord kon gaan met de door haar ex-echtgenoot aan de schuldeisers aangeboden schuldregeling.

d)     Bij brief van 18 december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de rechtbank medegedeeld dat klaagster zich aan het oordeel van de rechtbank zou refereren.

e)      Bij vonnis van 19 december 2013 heeft de rechtbank is klaagster bevolen om in te stemmen met een schuldregeling.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze zonder haar te informeren akkoord is gegaan met de finale kwijting in de vorm van schuldhulpverlening. Volgens klaagster is dit niet terecht, omdat de gerechtsdeurwaarder beschikte over haar juiste en actuele telefoonnummers en e-mailadressen. Als gevolg van deze nalatigheid heeft zij schade geleden die voor vergoeding door de gerechtsdeurwaarder in aanmerking komt.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen dat het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder heeft ingenomen en zijn daarop gebaseerde handelingen, niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm zijn. Niet gebleken is dat het aan de gerechtsdeurwaarder te verwijten valt dat hij klaagster voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet meer heeft kunnen bereiken. Kennelijk beschikte de gerechtsdeurwaarder niet over een postadres van klaagster zodat hij haar niet per gewone post op de hoogte kon stellen. Ook zijn mededeling aan de rechter, dat klaagster zich refereerde is gelet op het voorgaande niet onjuist.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder een verkeerd e-mailadres heeft gebruikt om haar te berichten. In de e-mail van 17 december 2013 staat als e-mailadres genoemd [     ], terwijl het e-mailadres [     ] is. Het andere e-mailadres wat door de gerechtsdeurwaarder is gebruikt is al jaren geleden vervallen. Het gebruikte telefoonnummer was tot twee maanden geleden volledig actueel, dus ook hier heeft de gerechtsdeurwaarder een fout gemaakt. Bovendien had de gerechtsdeurwaarder het adres van klaagster kunnen opzoeken in de basisregistratie personen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan niet slagen. Dat de gerechtsdeurwaarder een verkeerd e-mail adres heeft gebruikt kan niet worden vastgesteld. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat het e-mailadres telefonisch door klaagster is doorgegeven. Door klaagster is dit ook erkend. Het kan zijn dat bij het doorgeven een schrijffout is gemaakt maar als dat al zo is, is dat niet tuchtrechtelijk laakbaar.

7.2 Dat een verkeerd telefoonnummer is gebruikt om klaagster te bereiken kan evenmin worden vastgesteld. De reden dat geen adres van klaagster bekend was is gelegen in het feit dat -naar onweersproken is gesteld- door klaagster geen adresgegevens werden opgegeven omdat er eerder negatieve ervaringen zijn geweest met het doorgeven van die gegevens. Anders dan klaagster meent kan de gerechtsdeurwaarder haar adres niet opzoeken in de basisregistratie persoonsgegevens. Dit is alleen toegestaan indien de gerechtsdeurwaarder een ambtshandeling moet verrichten. Dat was hier niet het geval. Het verzet stuit hierop af.

7.3 De voorzitter heeft daarom terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Hetgeen door klaagster verder in verzet is aangevoerd werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, A.W.J. Ros en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.