ECLI:NL:TDIVTC:2019:25 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2018/51

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2019:25
Datum uitspraak: 25-07-2019
Datum publicatie: 09-10-2019
Zaaknummer(s): 2018/51
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met boete
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten verwijtbaar te hebben gehandeld ten aanzien van de invulling en afgifte van een dierenpaspoort. Gegrond. Mede gelet op eerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, volgt geldboete van € 500,= waarvan de helft voorwaardelijk.

X,        klager,

tegen

Y,        beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 25 april 2019. Klager was daarbij aanwezig. Beklaagde is, zonder voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Na afloop van de zitting is de zaak in raadkamer besproken en is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld ten aanzien van de invulling en afgifte van een dierenpaspoort.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klager, een Shetland Sheepdog, geboren 1 januari 2018.

3.2. De hond behoorde tot een nest van vier pups, dat op 12 februari 2018 op verzoek van de fokker door beklaagde klinisch is onderzocht en gevaccineerd. Met als reden dat de fokker aangaf dat de pups nog niet waren gechipt, heeft beklaagde de rubrieken III ‘Merking van het dier’ en IV ‘Afgifte van het paspoort’ van de dierenpaspoorten niet ingevuld. In de rubriek ‘Klinisch onderzoek en controles’, heeft beklaagde aangekruist dat de hond op alle genoemde onderdelen ‘goed’ scoorde en dat er geen bijzonderheden waren. In de eigen patiëntenverslaglegging van beklaagde staat vermeld:

“1 pup minuscuul navelbreukje/ bultje op de navel/ geen breukpoortje te voelen; adv. niets aan doen. Wel netjes om te vermelden aan koper.”

3.3. De assistente van beklaagde heeft na afloop van het consult op 12 februari 2018 de desbetreffende en dus onvolledig ingevulde dierenpaspoorten aan de fokker meegegeven en hem verzocht na het chippen van de pups terug te komen, zodat de dierenpaspoorten verder konden worden ingevuld en gecomplementeerd. Aan dit verzoek heeft de fokker hierna echter geen gevolg gegeven.

3.4. Op 7 maart 2018 heeft klager de hond na aankoop opgehaald bij de fokker. De fokker heeft tijdens dit bezoek niets over een navelbreuk of een bultje op de navel tegen klager gezegd. Wel heeft de fokker het dierenpaspoort van de hond en stickers met een chip-barcode aan klager meegegeven.

3.5. Op 8 maart 2018 is klager met de hond naar zijn eigen dierenarts gegaan voor een algemene controle en aanvullende vaccinatie van de hond. Tijdens dit bezoek is door de eigen dierenarts een navelbreuk ter grootte van een pink geconstateerd. Ook werd duidelijk dat de rubrieken III ‘Merking van het dier’ en IV ‘Afgifte van het paspoort’ van het dierenpaspoort van de pup niet waren ingevuld. Daarop heeft de eigen dierenarts alsnog de ten tijde van het consult bij beklaagde reeds aanwezige, maar door beklaagde niet gecontroleerde transponder uitgelezen. Omdat het transpondernummer overeenkwam met het nummer op de door de fokker meegegeven stickers, heeft deze dierenarts vervolgens rubriek III ‘Merking van het dier’ ingevuld en gelamineerd. Voor het overige heeft hij klager geadviseerd contact op te nemen met beklaagde.

3.6. Uit door klager bij de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied ingewonnen informatie is hem gebleken dat de transponder c.q. chip op 7 februari 2018 bij de hond was geplaatst, derhalve vóór het consult bij beklaagde.

3.7. Op 9 maart 2018 heeft klager een bezoek gebracht aan de dierenartspraktijk van beklaagde, teneinde rubriek IV ‘Afgifte van het paspoort’ te laten completeren en ondertekenen en beklaagde te confronteren met de navelbreuk. Over de wijze waarop het bezoek is verlopen en wat er over en weer precies is gezegd, lopen de lezingen uiteen. In ieder geval is op de praktijk van beklaagde alsnog rubriek IV ‘Afgifte van het paspoort’ ingevuld, ondertekend en afgestempeld. Ook hebben partijen gesproken over de navelbreuk c.q. het bultje op de navel. Klager heeft beklaagde tijdens dit gesprek om een bijdrage voor een eventuele hersteloperatie gevraagd. Daartoe was beklaagde echter niet bereid. Ook met de fokker lukte het niet om tot overeenstemming te komen. Op enig moment heeft klager besloten de onderhavige tuchtprocedure te entameren.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts jegens een dier had behoren te betrachten dan wel of hij op andere wijze in zodanige mate te kort is geschoten in hetgeen van hem als beoefenaar van de diergeneeskunde mocht worden verwacht, dat daardoor ernstige schade voor de gezondheidszorg voor dieren kon ontstaan, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Het college stelt voorop dat naar vaste jurisprudentie geldt dat klachten over de wijze waarop een dierenarts met een diereigenaar communiceert buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen. Hetzelfde geldt voor financiële geschilpunten tussen partijen. Dergelijke kwesties blijven in een tuchtprocedure dan ook buiten beoordeling.

5.3. Klager verwijt beklaagde onder meer een slechts gedeeltelijk ingevuld dierenpaspoort aan de fokker van de hond te hebben afgegeven. Voor zover beklaagde daar tegenover heeft gesteld dat niet hij, maar zijn assistente de dierenpaspoorten na het consult op 12 februari 2018 aan de fokker heeft meegegeven, is het college van oordeel dat beklaagde in zijn hoedanigheid van dierenarts zelf (hoofd)verantwoordelijk was voor het meegeven van een correct en naar behoren ingevuld dierenpaspoort. Verder benadrukt het college dat het in de rede ligt dat een dierenarts – gelet op het belang dat aan een juiste identificatie in het maatschappelijk verkeer wordt gehecht – controleert of een pup een transponder c.q. chip heeft, voordat hij tot vaccinatie overgaat en zich daarbij niet verlaat op de verklaring van anderen daarover. In het onderhavige geval is overigens niet duidelijk geworden waarom de fokker bij het consult op 12 februari 2018 heeft verklaard dat de pups nog niet waren gechipt.

5.4. Op 29 december 2014 is de Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (hierna: de Verordening) in werking getreden. Hoewel het dienen te beschikken over een dierenpaspoort alhier op dit moment enkel nog als reisdocument verplicht is gesteld, geldt dat bij een feitelijke afgifte van een paspoort door een dierenarts aan bepaalde eisen dient te worden voldaan. Ingevolge artikel 22, eerste lid, van voormelde Verordening, mag een dierenpaspoort pas door een dierenarts worden afgeven, nadat hij zich er onder meer van heeft vergewist dat het dier is gemerkt en hij alle in de Verordening gespecificeerde gegevens - zoals de plaats van de transponder, naam/soort/ras/geslacht/kleur/geboortedatum van het dier en de naam, de contactgegevens en handtekening van de dierenarts die het dierenpaspoort afgeeft - naar behoren in de betrokken rubrieken van het dierenpaspoort heeft vermeld. In de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 577/2013 van de Commissie is onder meer een model voor een dergelijk paspoort opgenomen, alsmede een voorschrift inhoudende dat wanneer de vereiste informatie is ingevuld in rubriek III, de bladzijde wordt verzegeld met doorzichtige zelfklevende gelamineerde folie.

5.5. Ten tijde van de gebeurtenissen waarop de klacht ziet waren de bepalingen ter uitvoering van de Verordening opgenomen in Hoofdstuk 8, afdeling 8, van de Regeling handel levende dieren en levende producten (hierna: de Regeling). Deze bepalingen ter uitvoering van de Verordening zijn inmiddels opgenomen in Hoofdstuk 11c van de Regeling en per 17 oktober 2018 c.q. 1 januari 2019 in werking getreden, waarbij ook de eisen voor de instanties die de blanco paspoorten uitgeven zijn aangescherpt. In artikel 11c.2 van de Regeling juncto artikel 81b van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is verder expliciet bepaald dat het verboden is te handelen in strijd met artikel 22, eerste lid van de Verordening. Uit de toelichting bij de inwerkingtreding van dit artikel (Staatscourant 2018, 57585) volgt onder meer dat in geval een dierenarts dit verbod overtreedt tuchtrechtelijke, bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sanctionering kan volgen.

5.6. De hiervoor genoemde ontwikkelingen in de wet- en regelgeving zijn in lijn met de eerder in de jurisprudentie van de tuchtrechtelijke colleges uitgedragen visie dat het door een dierenarts afgeven van een niet volledig ingevuld en ondertekend dierenpaspoort een ernstig verzuim oplevert, dat een dierenarts zwaar wordt aangerekend, gelet op de belangen die zijn gediend met de beschrijving en de identificatie van een dier door middel van een volledig ingevuld dierenpaspoort. Dat er in het onderhavige geval geen aanwijzingen zijn gebleken van kwalijke intenties, doet aan het voorgaande niet af. Waar het om gaat is dat de onzorgvuldige wijze waarop hier een dierenpaspoort is meegegeven, eraan kan bijdragen dat daarmee malafide praktijken worden gefaciliteerd, ook al is in dit geval niet van een frauduleuze nasleep gebleken. De dierenarts hoort er op toe te zien dat een correct ingevuld en afgetekend dierenpaspoort aan een diereigenaar wordt verstrekt, om aldus misbruik zoveel mogelijk te voorkomen. In zoverre wordt de handelwijze van beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar bevonden.

5.7. Klager verwijt beklaagde verder niet in het dierenpaspoort te hebben vermeld dat de hond een navelbreuk had. Beklaagde betwist niet dat de hond, zoals hij het in zijn verweer omschrijft, een ‘minder mooi naveltje’ had. Hij heeft er echter op gewezen dat hij tijdens het klinische onderzoek op 12 februari 2018 weliswaar heeft geconstateerd dat er een bultje op de navel zat, maar dat er geen breukpoort te voelen was. Omdat die constatering in zijn visie geen klinische relevantie had, stelt beklaagde hierover niets in het dierenpaspoort te hebben opgenomen. Wel heeft hij een en ander met de fokker besproken en geadviseerd hiervan mededeling aan een koper van de pup te doen.

5.8. Het college stelt vast dat beklaagde in de patiëntenkaart heeft genoteerd dat hij bij een van de pups een minuscuul navelbreukje heeft geconstateerd. Als beschreven, heeft de eigen dierenarts van klager enkele weken later vastgesteld dat de hond een navelbreuk had ter grootte van een pink. Het college overweegt dat, als een dierenpaspoort wordt meegegeven, in beginsel alle bij een controle of keuring geconstateerde afwijkingen die in het kader van de afgifte van een dierenpaspoort aan het licht komen, in het paspoort behoren te worden vermeld. Dit geldt ook voor relatief onschuldig ogende afwijkingen als een navelbreuk, ook al hoeft die niet per definitie van invloed te zijn op het welzijn en de gezondheid van het dier. Een potentiële koper van een dier verlaat zich bij zijn aankoopbeslissing op de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de dierenarts die de gezondheidsbeoordeling heeft gedaan en moet er op kunnen vertrouwen dat de uitkomsten van de keuring volledig en naar waarheid in een paspoort zijn ingevuld. Ook een navelbreuk is in de visie van het college een afwijking c.q. bijzonderheid als bedoeld in de rubriek ‘Klinisch onderzoek en controles’ van het dierenpaspoort. Derhalve acht het college ook dit klachtonderdeel gegrond. Het college constateert in dit verband nog dat, hoewel het navelbreukje in de visie van beklaagde geen afwijking betrof, hij het navelbreukje kennelijk wel voldoende belangrijk vond om in de patiëntenverslaglegging op te nemen en de fokker te adviseren een  (aspirant) koper hiervan op de hoogte te stellen. Een dergelijk advies aan een fokker biedt echter niet de garantie dat die informatie de (aspirant) koper ook daadwerkelijk zal bereiken.

5.9. Terzijde heeft het college geconstateerd dat in het dierenpaspoort de handtekening in de rubriek ‘Vaccinaties’ niet overeen lijkt te komen met de handtekening waarmee beklaagde het verweer en de dupliek heeft ondertekend. Het college volstaat met de opmerking dat het in de rede ligt dat de handtekening in de betreffende rubriek in het dierenpaspoort wordt gezet door de dierenarts die de vaccinaties ook feitelijk heeft verricht.

5.10. Op grond van het voorgaande is de klacht op meerdere onderdelen gegrond. Mede gelet op eerder opgelegde tuchtmaatregelen, de ernst van de in het geding zijnde nalatigheid in combinatie met de maatschappelijke relevantie van deze kwestie, acht het college na te melden maatregel passend en geboden. Met deze maatregel beoogt het college tevens te bereiken dat beklaagde in de toekomst bij de invulling en afgifte van dierenpaspoorten de zorgvuldigheid betracht die de wetgever voorstaat.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht gegrond;

legt beklaagde een onvoorwaardelijke geldboete op van € 250 en een voorwaardelijke geldboete van € 250 overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel c, alsook het vijfde lid van de Wet dieren, voor wat betreft het voorwaardelijke deel met een proeftijd van twee jaar, overeenkomstig het zesde lid van het betreffende artikel, welke proeftijd ingaat vanaf de dag dat deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus vastgesteld te ’s Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs M. Lockhorst, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. B.J.A. Langhorst-Mak , in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2019 door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.