ECLI:NL:TADRSGR:2019:272 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-176/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2019:272
Datum uitspraak: 21-10-2019
Datum publicatie: 19-02-2020
Zaaknummer(s): 19-176/DH/DH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Getuigen/deskundigen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Herstelbeslissing. Kennelijke fout die zich leent voor eenvoudig herstel.

Herstelbeslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 21 oktober 2019 in de zaak 19-176/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1. De raad heeft op 7 oktober 2019 een verzetbeslissing (hierna: de verzetbeslissing) gegeven, waarbij het verzet van klaagster en de klacht over verweerder gegrond zijn verklaard zonder oplegging van een maatregel.

2. Op 14 oktober 2019 heeft de deken via het Bureau van de Orde van Advocaten de raad gevraagd om een herstelbeslissing af te geven. Volgens de deken is in de een-na-laatste zin van alinea 5.1 van de verzetbeslissing het woord ‘niet’ weggevallen.

3.    De raad heeft naar aanleiding van het verzoek van de deken geconstateerd dat het woord ‘niet’ uit de een-na-laatste zin van alinea 5.1 is weggevallen. Naar het oordeel van de raad is dit een kennelijke fout die zich leent voor eenvoudig herstel. De raad zal de

     verzetbeslissing dan ook als volgt herstellen.

BESLISSING

De raad van discipline:

-     herstelt de verzetbeslissing van 7 oktober 2019, gewezen onder zaaknummer

     19-176/DH/DH, in die zin dat alinea 5.1 van de verzetbeslissing als volgt komt te luiden:

‘Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter bij zijn oordeel over de klacht terecht tot uitgangspunt genomen dat een advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is. De vraag die in verzet voorligt is of de voorzitter terecht en op de juiste gronden tot het oordeel is gekomen dat verweerder bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de grenzen van de vrijheid die hem toekomt als advocaat van de wederpartij niet heeft overschreden. De raad beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.’

- bepaalt dat de verzetbeslissing van 7 oktober 2019 voor het overige in stand blijft;

- bepaalt dat deze beslissing zal worden gehecht aan de hiermee herstelde

  verzetbeslissing en alleen in samenhang daarmee kan worden gezien.

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot en J.H.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken ter zitting van 21 oktober 2019.