ECLI:NL:TADRAMS:2019:156 Raad van Discipline Amsterdam 19-237/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2019:156
Datum uitspraak: 22-07-2019
Datum publicatie: 25-07-2019
Zaaknummer(s): 19-237/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Tussenbeslissing. Ambtshalve aanvulling van de klacht.

Tussenbeslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 22 juli 2019

in de zaak 19-237/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 2 maart 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 11 april 2019 met kenmerk 4017-0155/92263, door de raad ontvangen op 12 april 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 juli 2019 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 genoemde brief van de deken en van de bijlagen 1 tot en met 22.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil dat klager heeft (gehad) met een buurman (hierna: de buurman) en Woonstichting Eigen Haard (hierna: Eigen Haard) over door klager ondervonden (geluids)overlast van de buurman.

2.2 In eerste aanleg heeft verweerder namens klager een procedure gevoerd bij de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. Die heeft de vorderingen van klager bij vonnis van 9 februari 2015 afgewezen en klager veroordeeld in de proceskosten.

2.3 Bij e-mail van 12 februari 2015 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“Bijgaand treft u de – teleurstellende – uitspraak in bovengenoemde zaak aan. Het lijkt erop dat de rechter niet heeft durven doorbijten, of dat nu te verklaren valt op grond van de rommelige zitting – het feit dat u ontzettend boos op [de buurman] reageerde – of het feit dat u – zeg maar – vijf voor twaalf met voor de beoordeling van de zaak uiterst relevante informatie wat betreft overlast op de proppen komt, informatie die ik weliswaar mondeling nog in de procedure heb kunnen brengen, maar waarvan vaststaat dat de kantonrechter tot de opmerking kwam tijdens de zitting ‘maar dat is een heel ander en volstrekt nieuw verhaal’.

Nee, niet dat ik als advocaat nu ineens mijn straatje schoon wil vegen en de uitkomst van de procedure bij u in de schoenen wil schuiven, waar het om gaat, is dat er meer in deze zaak had gezeten wanneer u mij tijdig van alle feiten en omstandigheden van het geschil in kennis had gesteld, dat wil ik er mee zeggen. (…)

Let op! Voor hoger beroep – overigens kan dat uiterlijk tot drie maanden na datum uitspraak worden ingesteld, derhalve d.d. 9 mei a.s., wordt griffierecht ad € 311,-- in rekening gebracht, terwijl u mij €143,-- eigen bijdrage verschuldigd bent. Besef daarnaast dat wanneer u door het hof in het ongelijk wordt gesteld, proceskostenveroordeling kan volgen die anders dan de proceskostenveroordeling van de kantonrechter, flink in de papieren kan gelopen, ettelijke duizenden euro’s kan bedragen. (…) Aan u de keuze, geef mij s.v.p. even aan wat u wilt.

Relevant is verder wat u mij na de zitting vertelde over de onderhuurders boven en naast uw woning, die net zoveel last van het woongedrag van [de buurman] hebben als u voortdurend heeft. Probleem is dat deze bewoners hun woning illegaal in gebruik hebben, en zij bang zijn dat zij worden ontruimd wanneer uitkomst dat zij illegaal in hun woning verblijven. Dat neemt niet weg dat het de behandeling van de zaak ten goede komt wanneer zij een belastende verklaring over [de buurman] zouden kunnen afleggen. Maar goed, ook dit heb ik eerder bij u aangegeven, hoewel ik mij kan indenken dat u deze mensen niet in gevaar wil brengen.

(…) Nogmaals, het is jammer dat u niet vollediger bent geweest met het verschaffen van informatie.”

2.4 Verweerder heeft namens klager bij het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof) hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter van 9 februari 2015.

2.5 Bij e-mail van 10 mei 2015 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“Bijgaand tref je het mutatierapport van de politie aan, op grond waarvan duidelijk wordt dat je keer op keer en jarenlang te maken hebt gehad met overlast veroorzaakt door [de buurman]. Wat ik natuurlijk een beetje had gehoopt, is dat er ook iets in het rapport viel terug te lezen over de bewoner die voor jou de woonruimte huurde, dat die óók last van de overlast veroorzaakt door [de buurman] last had gehad. Helaas staat daar niet over het rapport. Dat is jammer. (…) Verder heb ik verklaringen van de huisarts en binnenkort van de school, zodat het net zich rond Eigen Haard en [de buurman] – zeg maar – aan het sluiten is.

Wat nu? Op dinsdag d.d. 19 mei a.s. breng ik de zaak aan bij het gerechtshof Amsterdam. (…) Met de aanvullende informatie die ik in het geding zal brengen, inbegrepen het mutatierapport, zal duidelijk zijn dat de kaarten er in hoger beroep heel anders voorliggen dan in de procedure in eerste aanleg bij de kantonrechter.”

2.6 Er heeft een zitting bij het hof plaatsgevonden en het hof heeft de zaak vervolgens aangehouden tot de rolzitting van 27 september 2016 om te bezien of er nog sprake was van overlast door de buurman en zo ja, daarvan bewijs over te leggen aan het hof en/of te komen tot een minnelijke regeling. Op de rolzitting van 27 september 2016 heeft verweerder namens klager een repliek in tweede termijn alsmede een verzoek om enquête ingediend. Daarbij heeft verweerder ter onderbouwing van de overlast vijf overlastmeldingen die klager bij Eigen Haard over de buurman had ingediend overgelegd.

2.7 Het hof heeft het verzoek om enquête afgewezen. Op 24 januari 2017 heeft het hof arrest gewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, met veroordeling van klager in de proceskosten.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) niet alle door klager aangedragen punten in de dagvaarding heeft opgenomen en slechts vijf van de dertien door klager aan hem toegestuurde overlastmeldingen aan het hof heeft overgelegd;

b) de overlastmeldingen te laat bij het hof heeft ingediend;

c) niet heeft gereageerd op e-mails van Eigen Haard aan hem;

d) niet heeft gereageerd op de e-mail van Eigen Haard waarin is verzocht een geluidsmeting te doen;

e) de valse verklaring van buurman A niet aan klager heeft overgelegd, waardoor klager daar niet op heeft kunnen reageren en deze niet heeft kunnen weerleggen;

f) de op 24 maart 2015 door klager gedane aangifte jegens de buurman van mishandeling van klagers vrouw niet aan het hof heeft overgelegd;

g) heeft geweigerd met de vrouw van klager te spreken over de mishandeling;

h) niet heeft gereageerd op een brief van Eigen Haard van 15 juni 2016.

4 BEOORDELING

4.1 De raad ziet in het klachtdossier en hetgeen op de zitting is besproken aanleiding de klacht op grond van het bepaalde in artikel 46d lid 9 Advocatenwet ambtshalve aan te vullen met de volgende twee klachtonderdelen:

i) verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klager onvoldoende heeft geïnformeerd over de slagingskansen van een aanhangig te maken procedure;

j) verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klager onvoldoende heeft voorgelicht over en op de hoogte heeft gehouden van de te volgen strategie, het belang van het door klager aanleveren van specifieke bewijsstukken en wat er nodig was om de procedure te winnen.

4.2 Nu de raad pas na de zitting heeft besloten de klacht ambtshalve aan te vullen en partijen daardoor nog niet in de gelegenheid zijn geweest op de aanvullende klachtonderdelen te reageren, zal de raad verweerder in de gelegenheid stellen binnen vier weken na verzending van deze tussenbeslissing te reageren op de aanvullende klachtonderdelen. De raad zal verweerder daarbij tevens in de gelegenheid stellen alle correspondentie die met klager over de zaak heeft plaatsgevonden en die nog geen onderdeel uitmaakt van het klachtdossier in het geding te brengen. Dit acht de raad van belang zodat kan worden nagegaan wat verweerder ten aanzien van de voornoemde klachtonderdelen i) en j) schriftelijk heeft vastgelegd. Daarna zal klager als hierna te melden in de gelegenheid worden gesteld zich hierover uit te laten.

4.3 Na de uitlatingen zal de raad verder beslissen.

BESLISSING

De raad van discipline:

-  bepaalt dat verweerder in de gelegenheid wordt gesteld binnen vier weken na verzending van deze beslissing te reageren op de in 4.1 genoemde aanvullende klachtonderdelen en de in 4.2 genoemde correspondentie in het geding te brengen;

- bepaalt dat klager daarna, binnen vier weken na verzending van die reactie en de stukken door de griffie van de raad aan hem, de gelegenheid krijgt zich hierover uit te laten;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. D. Horeman en A.S. Kamphuis, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2019.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 juli 2019 verzonden.