ECLI:NL:TNORARL:2019:47 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/351399 KL RK 19-44 C/05/351400 KL RK 19-45

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:47
Datum uitspraak: 01-10-2019
Datum publicatie: 16-10-2019
Zaaknummer(s):
  • C/05/351399 KL RK 19-44
  • C/05/351400 KL RK 19-45
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Waarnemend kandidaat-notaris handelt in beginsel niet onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris. Klacht jegens de notaris daarom ongegrond. De kandidaat-notaris heeft genoegzaam aannemelijk gemaakt dat hij in het voortraject en ten tijde van het passeren van de akte in 2017 voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflater. Klaagster heeft haar stelling dat erflater in 2009 (eveneens) een testament heeft laten opmaken onvoldoende onderbouwd.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/351399 KL RK 19-44 en C/05/351400 KL RK 19-45

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[naam klaagster]

wonende te [woonplaats],

klaagster,

tegen

[naam notaris]

notaris te [vestigingsplaats],

gemachtigde: [naam gemachtigde]

en

[naam notaris]

kandidaat-notaris te [vestigingsplaats],

gemachtigde: [naam gemachtigde]

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster, de notaris en de kandidaat-notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht, met bijlagen, van 25 maart 2019;

-          het verweer van de notaris en de kandidaat-notaris, met bijlage, van 29 mei 2019.

1.2       De klachtzaak is ter zitting van 4 september 2019 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster en de kandidaat-notaris, de kandidaat-notaris is bijgestaan door zijn gemachtigde.

Klaagster en de gemachtigde van de notaris en de kandidaat-notaris, hebben aan de hand van de aan de kamer overgelegde pleitnota’s het woord gevoerd.

2.         De feiten

2.1       Op 10 januari 2017 heeft deze rechtbank op verzoek van de officier van justitie voorlopige machtiging verleent om [achternaam oom], een oom van klaagster (hierna te noemen: erflater), in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden. In de beschikking van deze rechtbank wordt onder meer vermeld dat erflater aan dementie lijdt.

2.2       Erflater heeft bij testamenten van 2 april 2015 en 25 maart 2017, verleden door de kandidaat-notaris, beschikt over zijn nalatenschap.

2.3       Erflater is op 15 oktober 2017 overleden.

2.4       Op 4 december 2018 heeft klaagster in een gesprek met de notaris gevraagd om het testament van erflater uit 2009. Per e-mail van 7 januari 2019 heeft klaagster de notaris nogmaals verzocht om het testament uit 2009.

3.         De klacht en het verweer

De klacht van klaagster valt uiteen in de volgende klachtonderdelen.

Klachtonderdeel 1

Volgens klaagster heeft de kandidaat-notaris samen met haar broer de heer [achternaam broer]  (hierna te noemen: de broer) in 2017 het testament van erflater uit 2015 gewijzigd. Erflater was toen echter niet wilsbekwaam omdat hij aan vasculaire dementie leed. Het veranderen van het testament is in het nadeel van klaagster gebeurd omdat haar broer nu executeur is geworden en klaagster geen zeggenschap meer heeft over de verdeling van de erfenis.

Klachtonderdeel 2

Klaagster heeft het testament dat door erflater in 2009 is opgemaakt opgevraagd bij de kandidaat-notaris omdat in dat testament zou staan dat klaagster enig erfgenaam van haar oom is. De kandidaat-notaris heeft ten onrechte geweigerd dit testament aan haar te verstrekken.

3.2       Op het verweer van de notaris en de kandidaat-notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

4.1        Bij de beoordeling van deze klacht gaat het erom of de notaris en/of de kandidaat-notaris in strijd met de normen van het tuchtrecht (artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) heeft gehandeld of heeft nagelaten.

De klacht tegen de notaris

4.2       Volgens klaagster is de notaris als waargenomen notaris (mede) verantwoordelijk voor het door haar gestelde verwijtbare handelen dan wel nalaten van de kandidaat-notaris omdat hij de ‘hoofdverantwoordelijke’ is.

4.2.1    De notaris stelt dat hij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het opstellen en verlijden van de testamenten in 2015 en 2017 nu de kandidaat-notaris als waarnemer van de notaris de aktes heeft opgemaakt en verleden. Daardoor kan hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld.

4.2.2    De kamer is van oordeel dat een waarnemend kandidaat-notaris in beginsel niet handelt onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris. Dit volgt - impliciet - uit artikel 1 lid 1 sub c Wet op het notarisambt (Wna). Die zelfstandige positie van de waarnemend kandidaat-notaris kan voorts ook worden afgeleid uit artikel 29 lid 7 Wna, welk artikel bepaalt dat de waargenomen notaris onbevoegd is zolang de waarnemend kandidaat-notaris bevoegd is. Nu de notaris onweersproken heeft gesteld dat hij zelf geen bemoeienis heeft gehad heeft met het opstellen en passeren van de testamenten, kan de notaris naar het oordeel van de kamer in dit geval geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, ook niet als werkgever. De klacht jegens de notaris zal derhalve ongegrond worden verklaard.

De klacht jegens de kandidaat-notaris: klachtonderdeel 1

4.3       Klaagster stelt dat de kandidaat-notaris samen met haar broer in 2017 het testament van erflater heeft gewijzigd ondanks het feit dat erflater toen wilsonbekwaam was.

4.3.1    De kamer wenst allereerst het volgende op te merken. Nu klaagster in haar klaagschrift met betrekking tot het testament van 2 april 2015 slechts stelt dat je dit testament ‘ter discussie kunt laten stellen door een rechter’ en zij vermoedt dat erflater in 2015 niet wilsbekwaam was, gaat de kamer ervan uit dat haar klacht zich niet richt tegen het opmaken en verlijden van dit testament. Dit betekent dat thans ter beoordeling de vraag voorligt of de kandidaat-notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflater kort voorafgaand aan en ten tijde van het passeren van het testament van 25 maart 2017.

4.3.2    Volgens de kandidaat-notaris had hij ten tijde van het opstellen en passeren van het testament in 2017 geen reden om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater. De inhoud van het testament kwam overeen met zijn wil. Daarnaast betwist de kandidaat-notaris dat hij samen met de broer van klaagster dit testament zou hebben gewijzigd.

4.3.3    De kamer stelt voorop dat als uitgangspunt geldt dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, bij testament uiterste wilsbeschikkingen kan maken. Een kandidaat- notaris dient daaraan in beginsel zijn ministerie te verlenen en moet op verlangen van een testateur doen wat is vereist om diens uiterste wilsbeschikkingen in een testament vast te leggen. Zoals bij elke akte moet de kandidaat- notaris de wilsbekwaamheid van de betrokkene beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de kandidaat- notaris , die daarbij een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening (hierna: het Stappenplan), vastgesteld door het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, biedt hiervoor een handreiking.

In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen zijn voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Indien een kandidaat-notaris - ook al heeft hij kennis van het bestaan van één of meer indicatoren - geen aanleiding behoeft te hebben om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van een cliënt, dan hoeft hij het Stappenplan niet te volgen. Van belang hierbij is onder meer de indruk die een cliënt in een gesprek maakt. Ook als achteraf uit een rapport van een deskundige of getuigenverklaringen valt af te leiden dat een cliënt op het moment van een bespreking of passeren van de akte (mogelijk) niet als wilsbekwaam kon worden aangemerkt, betekent dit nog niet zonder meer dat dit ook aan de kandidaat-notaris duidelijk had moeten zijn geweest. Of dit zo is, hangt af van de omstandigheden van het geval.

De kamer wenst te benadrukken dat het niet aan haar is om als tuchtrechter te beoordelen of erflater al dan niet wilsbekwaam was, maar of de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3.3.1 Naar het oordeel van de kamer heeft de kandidaat-notaris genoegzaam aannemelijk gemaakt dat hij in het voortraject en ten tijde van het passeren van de akte in 2017 voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflater. Hij had geen aanleiding om aan de wilsbekwaamheid van erflater te twijfelen. De kandidaat-notaris heeft erflater in 2017 in een kort tijdsbestek een aantal keren gesproken zonder dat de broer van klaagster of iemand anders daarbij aanwezig was. In eerste instantie heeft de kandidaat-notaris erflater op zijn verzoek thuis bezocht. Tijdens dit gesprek is het testament van erflater uit 2015 besproken. Na dit gesprek heeft erflater aangegeven dat hij zijn testament van 2 april 2015 niet wilde wijzigen. Vervolgens heeft de kandidaat-notaris erflater – op verzoek van de broer van klaagster – in maart 2017 gebeld op zijn mobiele telefoon waarna hij op 11 maart 2017 erflater heeft bezocht in het verpleegtehuis. Tijdens dit bezoek is het testament uit 2015 nogmaals besproken. Erflater heeft toen aangegeven dat hij zijn testament wenste te wijzigen. Op 25 maart 2017 heeft de kandidaat-notaris  het gewijzigde testament met erflater in het verpleegtehuis doorgenomen en hierna heeft erflater het testament getekend.

Niet is aangetoond dat de notaris uit de wijze waarop de oom zich presenteerde tijdens de gesprekken had moeten afleiden dat hij niet in staat was om zijn wil te bepalen. Erflater was consistent in zijn wensen en maakte op de kandidaat-notaris de indruk dat hij de gevolgen van zijn handelen kon overzien. Zo was hij tijdens de besprekingen – zo heeft de kandidaat-notaris verklaard - helder en kon hij goed uitleggen waarom hij het testament wilde wijzigen. Ook is besproken waarom erflater in het verpleegtehuis was opgenomen. Dit was volgens erflater omdat hij niet of nauwelijks meer kon lopen en de thuiszorg hem niet de noodzakelijke zorg kon verschaffen. Verder is er niet sprake van een complex te noemen testament. Het testament uit 2015 wilde erflater slechts ten aanzien van de te benoemen executeur wijzigen. Erflater wilde de broer benoemen als executeur en afwikkelingsbewindvoerder in plaats van, zoals in het testament 2015 was opgenomen, de notaris te Borculo of een kantoorgenoot van deze notaris. Erflater wilde voorkomen dat er door de notaris (aanzienlijke) kosten gemaakt zouden worden bij de uitvoering van zijn taak.

De door klaagster genoemde omstandigheid dat erflater in verpleeghuis ‘het Wiedenbroek’ was opgenomen en de rechtbank bij beschikking van 10 januari 2017 heeft overwogen dat erflater zou lijden aan dementie, brengt naar het oordeel van de kamer niet zonder meer met zich mee dat erflater zijn wil niet (meer) kon bepalen. Iemand die lijdt aan een vorm van dementie is niet per se voortdurend en onder alle omstandigheden wilsonbekwaam. Uit het door klaagster overgelegde stuk van een op de website van de Alzheimerstichting geplaatst artikel blijkt ook dat het verloop van vasculaire dementie grillig en onvoorspelbaar is. Overigens was de kandidaat-notaris niet bekend met de beschikking van de rechtbank en was dit voor hem daarom geen aanleiding om nader onderzoek naar de wil van erflater te doen.

Tot slot is de kamer niet gebleken dat de kandidaat-notaris met medewerking van de broer in 2017 het testament van erflater heeft opgesteld. Dit is een niet nader dan wel onvoldoende onderbouwde stellingname van klaagster.

Het voorgaande betekent dat de klacht van klaagster op dit klachtonderdeel ongegrond zal worden verklaard.

4.3.3.2 De kamer merkt ten slotte op dat het feit dat klaagster zich benadeeld voelt niet en zeker niet zonder meer betekent dat het testament niet de wil van erflater weergeeft.

De klacht jegens de kandidaat-notaris, klachtonderdeel 2

4.4       Volgens klaagster zou erflater in 2009 een testament hebben laten opstellen en heeft de kandidaat-notaris geweigerd dit aan haar te verstrekken.

4.4.1    De kandidaat-notaris stelt dat blijkens het Centraal Testamentenregister erflater slechts twee testamenten heeft opgemaakt, het eerste testament op 2 april 2015 en het tweede en laatste testament op 25 maart 2017. Verder blijkt uit de persoonskaart van erflater zoals die voorkomt op het notariskantoor van de kandidaat-notaris dat er twee testamenten zijn.

4.4.2    De kamer wenst als volgt voorop te stellen. Uit de stukken blijkt dat klaagster niet bij de kandidaat-notaris maar bij de notaris het testament uit 2009 heeft opgevraagd. Omdat door de kandidaat-notaris niet wordt bestreden dat klaagster – zoals zij stelt - het testament (eveneens) bij hem heeft opgevraagd, zal ook de kamer hiervan uitgaan.

Naar het oordeel van de kamer heeft klaagster haar stelling dat erflater in 2009 een testament heeft opgemaakt onvoldoende onderbouwd. Zo heeft zij niet bestreden dat uit het Centraal Testamentenregister niet blijkt dat erflater in 2009 een testament heeft opgemaakt. Ook verder is er geen enkele aanwijzing voor de juistheid van de stelling van klaagster. Bij gebreke van een testament uit 2009 kon de kandidaat-notaris dan ook geen testament uit 2009 aan klaagster ter beschikking stellen, zodat hem op dit punt tuchtrechtelijk niets te verwijten valt. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De beslissing

De kamer voor het notari aat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

-verklaart de klacht op alle klachtonderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter, M.C.J. Heessels, mr. E.R. Koers, mr. D.E.M.J. Eggels en mr. V. Oostra leden, en in tegenwoordigheid van mr. B.H. Holshof, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2019

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.