ECLI:NL:TNORARL:2019:3 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/339503 KL RK 18-88

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:3
Datum uitspraak: 15-01-2019
Datum publicatie: 04-02-2019
Zaaknummer(s): C/05/339503 KL RK 18-88
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   Klaagster verwijt de notaris dat hij een zeer onprofessionele werkwijze hanteert en daarbij tevens in strijd met zijn beroepsnormen handelt. Hierdoor is de manier waarop de nalatenschap wordt afgewikkeld onvoldoende.   De kamer heeft de klacht op alle onderdelen gegrond verklaard. Wat volledig ontbreekt in het dossier is dat de notaris proactief en voortvarend klaagster heeft geïnformeerd over de voortgang van de afwikkeling van de nalatenschap. De notaris heeft zowel klaagster als de kamer onvoldoende uitleg gegeven over de dingen die al dan niet zijn gedaan. Ook heeft de notaris noch aan klaagster noch aan de kamer kunnen uitleggen waarom de uitbetaling van de gelden zo lang heeft geduurd en waarom er nog geen verantwoording kan worden afgelegd.   Gezien de feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van berisping passend en geboden. De kamer heeft besloten tot openbaarheid van de opgelegde maatregel. De kamer heeft de indruk dat de werkwijze van de notaris te wensen overlaat. De notaris heeft weinig inzicht gegeven dat hij dit zelf onderkent. Bij de kamer bestaat daarom de vrees dat de geconstateerde verwijten in onderhavige klacht zich mogelijk ook voordoen bij andere boedels.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/339503 / KL RK 18-88

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klaagster ],

statutair gevestigd in [ vestigingsplaats klaagster ],

klaagster,

gemachtigde: mr. M.M. Olthoff-Worst, advocaat in Amsterdam,

tegen

[ naam notaris ],

notaris in [ vestigingsplaats notaris ].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-        de klacht, met bijlagen, van 26 juni 2018;

-        het verweer, met bijlagen, van de notaris van 20 oktober 2018.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 28 november 2018 behandeld. Klaagster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar bestuurder, [ naam bestuurder ], en haar advocaat. De notaris is in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Op 21 februari 2015 is de heer [ naam erflater ] (hierna te noemen: erflater) overleden. Erflater heeft bij testament van 14 november 2008, verleden ten overstaan van de notaris, beschikt over zijn nalatenschap. In zijn testament heeft erflater klaagster benoemd tot enig erfgenaam. Verder heeft erflater de notaris benoemd tot executeur.

2.2 Op 29 juni 2015 heeft de notaris klaagster voor het eerst aangeschreven over de afwikkeling van de nalatenschap. Klaagster heeft aan (de rechtsvoorganger van) Bureau Nalatenschappen volmacht gegeven om de nalatenschap af te handelen. Bij brief van 1 juli 2015 heeft klaagster de notaris laten weten de nalatenschap beneficiair te willen aanvaarden.

2.3 Blijkens het door de notaris opgemaakte overzicht van 29 juni 2015 bestond de nalatenschap voornamelijk uit liquide middelen. Daarnaast was erflater eigenaar van een garagebox, die hij in gebruik had gegeven aan een buurvrouw. De geschatte waarde van de garagebox was € 7.000,-.

2.4 Ten tijde van de behandeling van onderhavige klacht is de nalatenschap nog niet afgewikkeld.

2.5 Tussen klaagster en de notaris is ook een civiele procedure over de afwikkeling van onderhavige nalatenschap aanhangig.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij een zeer onprofessionele werkwijze hanteert en daarbij tevens in strijd met zijn beroepsnormen handelt. Hierdoor is de manier waarop de nalatenschap wordt afgewikkeld onvoldoende. De klacht van klaagster valt uiteen in de volgende onderdelen:

1)     communicatie / bejegening;

2)     onnodig lang gelden onder zich houden;

3)     geen rekening en verantwoording.

Ter onderbouwing van haar klacht heeft klaagster een deel van de tussen partijen gevoerde correspondentie overgelegd.

3.2 De notaris heeft ter afwering van de klacht verwezen naar de processtukken uit de aanhangige civiele procedure tussen partijen. Tijdens de zitting heeft de notaris de klacht mondeling betwist.

De norm waaraan het handelen van een notaris moet worden getoetst is vastgelegd in artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna). In dat artikel staat dat notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht zijn onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

1)     Communicatie/ bejegening

4.2 Volgens klaagster gaat het om een relatief eenvoudige nalatenschap. Om voor klaagster onduidelijke redenen is de nalatenschap ruim drie jaar na het overlijden van erflater nog niet afgerond. De contacten van de notaris met de makelaar voor de verkoop van de garagebox zijn uiterst moeizaam verlopen en hebben niet geleid tot een overeenkomst met de makelaar. Tot op heden is de garagebox ook nog niet verkocht. Verder verwijt klaagster de notaris dat hij uiterst moeizaam communiceert over de voortgang van de afwikkeling. De notaris gaat niet in op vragen en verzoeken van klaagster, of hij reageert op onbehoorlijke wijze. Ook vindt klaagster het niet des notaris dat de notaris de voorzitter van klaagster op zijn privéadres heeft benaderd. De enige optie die klaagster nog zag was de inschakeling van een advocaat die, na herhaaldelijke schriftelijke aanmaningen, tenslotte een dagvaarding heeft doen uitgaan.

4.3 De notaris betwist dat hij geen, onvoldoende of onheus met klaagster heeft gecommuniceerd. Het tegendeel is waar: regelmatig heeft de notaris met financiële overzichten klaagster van de stand van zaken betreffende de boedel op de hoogte gehouden. De notaris heeft daarbij gekozen om niet op ieder telefoontje of e-mail van klaagster in te gaan, maar zijn eigen plan te trekken en de grenzen van zijn verantwoordelijkheid voor de executele te trekken. Hij heeft dat ook aan klaagster kenbaar gemaakt, waarna de communicatie aanvankelijk enigszins normaliseerde. Niettemin heeft dit ertoe geleid dat de notaris in april 2018 alsnog zijn beklag heeft gedaan over de buitengewoon onsympathieke, claimende en zelfs onfatsoenlijke wijze waarop klaagster voortdurend ongeoorloofde pressie blijft uitoefenen.

4.4 De kamer overweegt dat zij dit klachtonderdeel gegrond zal verklaren. Wat volledig ontbreekt in het dossier is dat de notaris proactief en voortvarend klaagster heeft geïnformeerd over de voortgang van de afwikkeling van de nalatenschap. De notaris heeft zowel klaagster als de kamer onvoldoende uitleg gegeven over de dingen die al dan niet zijn gedaan. Hij heeft bij de afwikkeling van deze nalatenschap onvoldoende de regie genomen. De kamer merkt daarbij op dat, nu er sprake was van een erfgenaam, het op de weg van de notaris als executeur lag om met die erfgenaam te overleggen.

2)     Onnodig lang gelden onder zich houden

4.5 Klaagster verwijt de notaris dat hij onnodig lang gelden onder zijn beheer heeft gehouden zonder dat daar enige aanleiding voor was én klaagster herhaaldelijk heeft verzocht om de gelden over te maken naar klaagster. Klaagster heeft in juli 2015 al aan de notaris verzocht om een voorschot uit te keren, gelet op het saldo van de nalatenschap en de aanwezige liquiditeiten. Pas zestien maanden na het eerste contact tussen klaagster en de notaris, heeft de notaris in november 2016 een eerste voorschot van € 50.000,- uitbetaald. Uiteindelijk heeft klaagster na zeer lange tijd en na zeer veel aandringen in april en mei 2018 een groot deel van de gelden ontvangen, maar het restant ontbreekt nog. Ook ontbreekt van de zijde van de notaris een toelichting op de overgemaakte bedragen. Er is een verschil tussen de ontvangen bedragen en de bedragen genoemd bij aanvang van de afwikkeling van de nalatenschap. Voor klaagster is onduidelijk wat daar de reden van is.

4.6 De notaris heeft als verweer aangevoerd dat de executele nog niet is geëindigd. Klaagster behoort niet eerder in het bezit van de boedel te worden gesteld dan nadat de schulden uit de boedel zijn betaald respectievelijk de executele is afgerond. Klaagster heeft de notaris nimmer om een ‘ruimschoots voldoende verklaring’ gevraagd en ook nooit aannemelijk gemaakt of onderbouwd dat zij de aanwezige contante middelen dringend nodig had en daarom gerechtigd was tot een voorschot. De notaris als executeur had alle reden om zeer terughoudend te zijn met het uitbetalen van voorschotten, mede omdat hij voor de nog te betalen belasting ook persoonlijk aansprakelijk is/was en overigens ook door derden aansprakelijk kan worden gehouden voor een correcte uitvoering van de executele. Niettemin heeft de notaris met klaagster afgesproken dat de saldi van de bankrekeningen op naam van erflater alvast aan klaagster zouden worden overgeboekt. Dat is ook gebeurd. Niet is afgesproken dat de nog onder de notaris berustende gelden worden overgemaakt: daaruit moeten immers de nog lopende kosten worden bestreden. Volgens de notaris heeft klaagster alle gelden die beschikbaar zijn al gekregen. Met de overboeking van de gelden uit de boedel naar klaagster was buiten toedoen van de notaris de nodige moeite en tijd gemoeid omdat enkele banken om een verklaring van erfrecht vroegen. Thans heeft de notaris nog een bedrag van € 3.000,- onder zich voor lopende kosten. Dit is in correspondentie met klaagster ook afgesproken.

4.7 De kamer overweegt dat het overgrote deel van de gelden pas in de loop van 2018 aan klaagster zijn uitbetaald. De notaris heeft noch aan klaagster noch aan de kamer kunnen uitleggen waarom de uitbetaling van de gelden zo lang heeft geduurd. Gelet op het tijdsverloop tussen de aanvang van de afwikkeling en de uiteindelijke uitbetaling acht de kamer dit klachtonderdeel gegrond.

3)     Geen rekening en verantwoording

4.8 In maart 2017 heeft klaagster een eerste verzoek ingediend bij de notaris om rekening en verantwoording af te leggen. Nadien heeft klaagster haar verzoek diverse malen herhaald. In april 2018 heeft de notaris aan klaagster laten weten zijn werkzaamheden als executeur te beëindigen, nadat hij de gelden die nog op de bankrekeningen van erflater stonden aan klaagster had overgemaakt. Voor klaagster is onduidelijk is of de executele thans is geëindigd. Omdat alleen de verkoop van de garagebox nog resteert, wil klaagster het beheer van de nalatenschap overnemen. De afwikkeling van de nalatenschap kan echter niet worden afgerond, omdat de notaris nog steeds geen rekening en verantwoording heeft afgelegd.

4.9 De notaris heeft als verweer aangevoerd dat hij als executeur degene is die kan bepalen of de executele is geëindigd, waarbij het afleggen van rekening en verantwoording een essentieel onderdeel is. Thans is in het geheel nog geen sprake van het einde van de executele, zodat klaagster geen rekening en verantwoording kan eisen.

De executele kan nog niet worden beëindigd, omdat er nog een of meer vorderingen van de Belastingdienst zijn te verwachten.

4.10 De kamer overweegt dat de notaris onvoldoende heeft kunnen uitleggen waarom er nog geen verantwoording kan worden afgelegd. Daarom zal de kamer dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Maatregel

4.11 Op de gegrondverklaring van een klacht past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie.

Gezien de feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van berisping passend en geboden.

4.12 Verder zal de kamer besluiten tot openbaarheid van de opgelegde maatregel. De kamer heeft de indruk dat de werkwijze van de notaris te wensen overlaat. De notaris heeft weinig inzicht gegeven dat hij dit zelf onderkent. Bij de kamer bestaat daarom de vrees dat de geconstateerde verwijten in onderhavige klacht zich mogelijk ook voordoen bij andere boedels.

Kostenveroordeling

4.13 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel

99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden.

4.14 De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub a Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de volgende kosten:

-        de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,-;

-        de kosten die klaagster heeft moeten maken voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld op 1 punt voor de bijstand ter zitting met een waarde per punt van € 500,-.

De notaris dient deze kosten en het griffierecht genoemd in alinea 4.13 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

4.15 Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,-. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de notaris op de maatregel van berisping;

-        besluit tot openbaarheid van de opgelegde maatregel;

-        veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder alinea 4.14 bepaald;

-        veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klaagster, vastgesteld op een bedrag van € 50,-, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder alinea 4.14 bepaald;

-        veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van de aan klaagster verleende rechtsbijstand, vastgesteld op € 500,-, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder alinea 4.14 bepaald;

-        veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500,- , op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder alinea 4.15 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, mr. D.E.M.J. Eggels en mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2019.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.