ECLI:NL:TNORSHE:2018:20 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/12

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2018:20
Datum uitspraak: 16-07-2018
Datum publicatie: 09-10-2018
Zaaknummer(s): SHE/2017/12
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klaagsters verwijten de notaris dat hij als vereffenaar hun klachten wegwuift, een onnavolgbare koers vaart en de samenwerking laat escaleren. Meer concreet verwijten klaagsters de notaris, dan wel zijn medewerker de heer [naam medewerker notaris], dat: hij relevante informatie achterhoudt en onvoldoende communiceert (klachtonderdeel 1); zonder reden een onjuiste en onvolledige boedelstaat ter griffie heeft gedeponeerd (klachtonderdeel 2); bedenkelijk gedrag vertoont (klachtonderdeel 3); wettelijke regels niet nakomt (klachtonderdeel 4) en de erfgenamen onnodig op kosten jaagt (klachtonderdeel 5).   Klachtonderdelen 1, 3, 4 en 5 ongegrond. Klachtonderdeel 2 is gegrond: De kamer is van oordeel dat klaagsters terecht hebben aangevoerd dat de taxateur, die onder de verantwoordelijkheid stond van de notaris, als vereffenaar, wel degelijk had moeten kijken in kasten, lades en op zolder. Klaagsters hebben zich terecht op het standpunt gesteld dat de meeste mensen waardevolle spullen niet open en bloot op tafel hebben liggen. Dat het niet economisch zou zijn daar wel in te kijken, gelet op het uurtarief, zoals de notaris stelt, volgt de kamer dan ook niet. Door niet in kasten, lades en op zolder te (doen) kijken heeft de notaris de mogelijkheid gecreëerd dat goederen aan de boedel onttrokken konden worden. De notaris had in dit geval slagvaardiger kunnen en moeten optreden en ook veel meer van de mogelijkheden gebruik moeten maken die de wet hem biedt. Naar het oordeel van de kamer heeft hij daardoor het vertrouwen geschaad dat rechtzoekenden in een notaris moeten kunnen stellen. Daardoor heeft hij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, zodat dit onderdeel van de klacht gegrond zal worden verklaard.

Klachtnummer    : SHE/2017/12

Datum uitspraak : 16 juli 2018

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [naam klaagster 1] ,

mevrouw [naam klaagster 2] ,

(hierna: klaagsters), 

wonende in [woonplaats klaagsters],

tegen

notaris de heer mr. [naam notaris] (hierna: de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats notaris].

1.         De procedure

1.1.      Klaagsters hebben bij brief (met bijlagen) van 3 februari 2017, ontvangen op 6 februari 2018, een klacht ingediend tegen de notaris.

1.2.      De notaris heeft op 16 maart 2017, ontvangen op dezelfde datum, een verweerschrift (met bijlagen) ingediend, waarna de (plaatsvervangend) voorzitter heeft bepaald dat de klacht ter zitting van de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer) moet worden behandeld.

1.3.      De klacht is behandeld ter zitting van 17 juli 2017. Zowel klaagsters als de notaris zijn in persoon verschenen. Ter zitting is de behandeling van de klacht aangehouden om partijen gelegenheid te bieden met elkaar in gesprek te gaan.

1.4.      Bij e-mailbericht van 5 december 2017 hebben klaagsters de kamer bericht dat zij met de notaris in gesprek zijn geweest maar dat ze het niet met elkaar eens zijn geworden. Klaagsters verzoeken om een nieuwe datum voor een zitting.

1.5.      De voortgezette behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 april 2018. Zowel klaagsters als de notaris zijn in persoon verschenen.

2.         De feiten

2.1.      Op 26 december 2014 is de moeder van klaagsters, mevrouw [moeder klaagsters], geboren op [geboortedatum] (erflaatster), overleden. Erflaatster was bij leven laatstelijk gehuwd in gemeenschap van goederen met de heer [x]. Erfgenamen van erflaatster zijn haar drie kinderen; zijnde klaagsters en mevrouw [y]. De heer [x] is rechthebbende in de ontbonden gemeenschap van goederen.

2.2.      Na het overlijden bleek dat erflaatster op 31 maart 1983 een testament heeft laten opmaken, waarin zij eerdere testamenten heeft herroepen en waarin zij haar drie dochters tot erfgenamen heeft benoemd.

2.3.      Klaagsters hebben de erfenis beneficiair aanvaard. Dientengevolge moest een boedelstaat gemaakt worden. De heer [x] wilde niet meewerken aan het opmaken van een boedelstaat en de verdeling van de erfenis en heeft geprocedeerd over het testament.

2.4.      Bij uitspraak van 26 oktober 2016 heeft de rechtbank geoordeeld dat het testament in stand blijft en dat klaagsters en mevrouw [y] de erfgenamen van erflaatster zijn.

2.5.      In de tussentijd heeft de heer [x] bij de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht om hem het verzorgingsvruchtgebruik toe te kennen. Dat wordt hem door de kantonrechter bij beschikking van 2 februari 2017 toegekend op grond van artikel 4:29 en 4:30 van het Burgerlijk Wetboek (BW), onder voorbehoud van toestemming van de vereffenaar.

2.6.      Omdat de heer [x] niet wilde meewerken is bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht om een vereffenaar aan te stellen. Bij beschikking van 6 juli 2015 is de notaris benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster.

2.7.      Klaagsters zijn van mening dat de houding en de werkwijze van de notaris en zijn medewerker de heer [naam medewerker notaris] benedenmaats is en verre van wat je van een notaris mag verwachten. Daarom heeft klaagster 1 op 17 januari 2017 aangifte gedaan bij de politie van poging tot oplichting door de notaris en hebben klaagsters de onderhavige klacht ingediend.

3.         De klacht

3.1.      Klaagsters verwijten de notaris dat hij als vereffenaar hun klachten wegwuift, een onnavolgbare koers vaart en de samenwerking laat escaleren. Meer concreet verwijten klaagsters de notaris, dan wel zijn medewerker de heer [naam medewerker notaris], dat: hij relevante informatie achterhoudt en onvoldoende communiceert (klachtonderdeel 1); zonder reden een onjuiste en onvolledige boedelstaat ter griffie heeft gedeponeerd (klachtonderdeel 2); bedenkelijk gedrag vertoont (klachtonderdeel 3); wettelijke regels niet nakomt (klachtonderdeel 4) en de erfgenamen onnodig op kosten jaagt (klachtonderdeel 5).

Ten aanzien van klachtonderdeel 1 stellen klaagsters – samengevat – dat de heer [x] aan de notaris een schikkingsvoorstel heeft gedaan, een voorstel waarvan de notaris klaagsters niet op de hoogte heeft gebracht. Ook heeft de notaris nagelaten klaagsters te berichten dat zijn werkzaamheden niet vooruitgingen omdat de heer [x] geen medewerking verleende. Hierdoor is er lang onduidelijkheid geweest, heeft het erg lang geduurd voordat de boedelstaat was opgesteld, en zijn er naar verhouding teveel uren gemaakt om de boedelstaat op te stellen zoals die nu is; hij is overigens ook nog onjuist. Daarnaast blijft de notaris ook nadat zijn werkzaamheden als vereffenaar met het ter inzage leggen van de boedelstaat zijn geëindigd, uren schrijven ten laste van de nalatenschap, onder andere voor huisbezoeken aan de heer [x]. Klaagsters vragen zich af waarom de notaris niet eerder actie heeft ondernomen en waarom hij klaagsters niet op de hoogte heeft gehouden van de gang van zaken, maar hen in plaats daarvan in onzekerheid heeft gehouden over wat er speelt. Waarom heeft hij hen niet een keer uitgenodigd voor een gesprek om de zaak goed uit te leggen? Mede daardoor is bij klaagsters een gevoel van wantrouwen jegens de notaris ontstaan.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2 stellen klaagsters dat zij de notaris erop hebben gewezen dat goederen uit de inboedel ontbraken op de boedelstaat. In reactie hierop zou de notaris hebben gezegd dat hij het niet nodig vond om in lades en kasten te laten kijken. Om die reden is ook de hele zolder overgeslagen. Een eventuele hertaxatie moesten klaagsters maar op eigen kosten laten uitvoeren. Dit zou echter niet gelden voor de heer [x]. Die kon met slechts een foldertje van het vakantiehuisje in Spanje volstaan, als taxatie van dat huisje. Ten slotte heeft de notaris, zonder het laatste concept aan alle belanghebbenden te versturen, de boedelstaat ter inzage gelegd bij de rechtbank. Klaagsters hebben antwoorden op hun vragen (gedeeltelijk) moeten halen uit de opmerkingen bij de boedelstaat.

Wat betreft klachtonderdeel 3 stellen klaagsters – samengevat – dat de notaris zich partijdig heeft opgesteld, afspraken niet nakomt, verhoudingen laat escaleren en meewerkt aan verduistering. De notaris is partijdig omdat hij op op- en aanmerkingen van klaagsters op de boedel staat geen reden ziet tot aanpassing en op aanwijzingen van zus [y] de boedelstaat wel aanpast. Daarnaast verstrekt de notaris geen inzicht in de door hem gemaakte uren, terwijl dit wel afgesproken en toegezegd was. Klaagsters hebben uiteindelijk afschriften gekregen van de urenstaten die ook zijn ingediend bij de rechtbank. De notaris komt afspraken dan ook niet na. De notaris laat de situatie escaleren doordat hij onrechtmatige afspraken heeft gemaakt met de heer [x] over de verkoop van de Volvo en, nadat klaagsters hem op die onrechtmatigheid hebben gewezen, het bij andere belanghebbenden doet voorkomen alsof klaagsters de boosdoeners zijn en een ‘vijandige houding’ hebben en persoonlijke ‘dreigementen’ uiten. Klaagsters ervaren deze communicatie van de notaris dan ook als escalerend en onacceptabel. Volgens klaagsters werkt de notaris mee aan verduistering doordat de Rabobank, op verzoek van de heer [x], ten onrechte bankrekeningen en beleggingen van erflaatster heeft opgeheven. De Rabobank heeft schuld bekend en was bereid tot het vergoeden van de schade. De notaris heeft de bank ervan overtuigd dat er van schade geen sprake zou zijn. Die was er volgens klaagsters weldegelijk omdat de notaris meer moeite had moeten doen om de saldi te achterhalen, zodat er dan ook direct liquide middelen zouden zijn geweest. Klaagsters begrijpen niet waarom de notaris zich tot zulke uitspraken heeft laten verleiden en welk belang hij daarbij heeft gehad. In ieder geval heeft hij niet het belang van de erfgenamen voor ogen, aldus klaagsters.

Klachtonderdeel 4, dat de notaris de wet niet nakomt, blijkt uit het feit dat hij zonder overleg met de erfgenamen goederen te koop heeft aangeboden. Dit is in strijd met het bepaalde in artikel 4:215, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De notaris heeft immers zonder vooroverleg de oldtimer Volvo van erflaatster aan klaagster 2 te koop aangeboden, dit terwijl het de bedoeling van erflaatster zou zijn geweest dat klaagster 2 deze auto zou erven. Klaagsters hebben dan ook bezwaar gemaakt tegen deze werkwijze van de notaris. De notaris wilde echter niet naar hen luisteren. Uiteindelijk heeft de advocaat van klaagsters de verkoop weten te stoppen. Tot verbijstering van klaagsters kreeg klaagster 2 drie maanden later opnieuw hetzelfde voorstel voor de koop van de auto maar dan met een bedrag van € 1.500,00 boven de getaxeerde waarde.

Ten aanzien van klachtonderdeel 5, het onnodig op kosten jagen, stellen klaagsters dat de notaris nooit de tijd heeft genomen om hen goed uit te leggen wat hij ging doen, hoe hij dat zou gaan doen en wat daarbij verwacht mocht worden. Klaagsters achten het zeer ongepast dat zij een advocaat in de arm hebben moeten nemen om duidelijkheid over de procedure van een vereffenaar te verkrijgen. Dit terwijl de medewerker van de notaris, de heer [naam medewerker notaris], regelmatig erop zinspeelde dat klaagsters met hun vragen maar naar hun advocaat moesten gaan. Een en ander heeft er in geresulteerd dat klaagsters hoge advocaatkosten hebben moeten maken en dat de notaris tegelijkertijd uren is blijven schrijven voor, ondertussen, zo’n € 15.000,00. Het resultaat is er niet naar, aldus klaagsters. De boedelstaat bevat nog vele ‘pm’ posten en er is onvoldoende inzicht in de hoogte van de bankrekeningen op datum van overlijden. De notaris had veel eerder actie moeten ondernemen om een goed inzicht te krijgen of het moeten houden op een positieve boedel en het daarbij laten. Bij de onvolledige boedelstaat ontbreekt ook nog de bate van de geldlening aan zus [y], echter de moeite van het corrigeren neemt de notaris niet. In plaats daarvan constateert hij dat er goederen verkocht moeten worden omdat er te weinig liquide middelen zouden zijn om de kosten van de vereffenaar te voldoen. Klaagsters menen dat de notaris op deze manier gemakkelijk en snel geld heeft willen verdienen en dat is dan ook de reden dat klaagster 1 aangifte heeft gedaan van poging tot oplichting. Daarnaast hebben klaagsters bij de notaris een schadeclaim neergelegd vanwege de kosten die zij hebben moeten maken om hem te laten stoppen met zijn manier van werken. Van die aansprakelijkstelling wil de notaris echter niets weten en hij is niet op de uitnodiging van klaagsters ingegaan om er over te praten.

3.2.      De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. De inhoud van dit verweer zal hierna nader worden besproken voor zover dit relevant is voor de beoordeling van de klacht.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 93 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in dat wetsartikel omschreven tuchtnorm.

4.2.      De klacht is gericht tegen de notaris, sommige klachtonderdelen hebben echter betrekking op het handelen van een medewerker van de notaris, de heer [naam medewerker notaris]. Een medewerker van een notaris werkt onder verantwoordelijkheid van de notaris en is niet onderworpen aan het tuchtrecht. Klaagsters kunnen in hun klacht worden ontvangen, voor zover deze is gericht tegen een handelen of nalaten van de notaris zelf of dat de notaris toegerekend moet worden. De klacht voor zover gericht tegen de medewerker van de notaris wordt dan ook geacht te zijn gericht tegen de notaris die de eindverantwoordelijke is voor zijn medewerkers.

Klachtonderdeel 1

4.3.      Naar het oordeel van de kamer is uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting niet gebleken dat de notaris relevante informatie heeft achtergehouden. Ter zitting van 17 juli 2017 heeft de notaris immers verklaard dat hij nimmer een schikkingsvoorstel heeft ontvangen, er ook geen belang bij heeft zo’n voorstel te verzwijgen en dat hij een schikkingsvoorstel, als dat er was geweest, graag had ontvangen. De kamer stelt met partijen vast dat de communicatie tussen partijen gebrekkig verloopt maar kan niet aangeven wie in het onderhavige geval daaraan debet is. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.  

Klachtonderdeel 2

4.4.      De kamer is van oordeel dat klaagsters terecht hebben aangevoerd dat de taxateur, die onder de verantwoordelijkheid stond van de notaris, als vereffenaar, wel degelijk had moeten kijken in kasten, lades en op zolder. Klaagsters hebben zich terecht op het standpunt gesteld dat de meeste mensen waardevolle spullen niet open en bloot op tafel hebben liggen. Dat het niet economisch zou zijn daar wel in te kijken, gelet op het uurtarief, zoals de notaris stelt, volgt de kamer dan ook niet. Door niet in kasten, lades en op zolder te (doen) kijken heeft de notaris de mogelijkheid gecreëerd dat goederen aan de boedel onttrokken konden worden. De notaris had in dit geval slagvaardiger kunnen en moeten optreden en ook veel meer van de mogelijkheden gebruik moeten maken die de wet hem biedt. De notaris zou zo nodig een aanwijzing ex artikel 4:210 BW aan de kantonrechter hebben kunnen vragen. Door dat niet te doen en sterker nog zaken op zijn beloop te laten heeft de notaris zich in dit opzicht onvoldoende van zijn taak als vereffenaar gekweten.

Naar het oordeel van de kamer heeft hij daardoor het vertrouwen geschaad dat rechtzoekenden in een notaris moeten kunnen stellen. Daardoor heeft hij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, zodat dit onderdeel van de klacht gegrond zal worden verklaard. De kamer acht het passend en geboden om aan de notaris daarvoor de tuchtmaatregel van een waarschuwing op te leggen.

Klachtonderdeel 3

4.5.      Naar het oordeel van de kamer is uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende komen vast te staan dat het gedrag van de notaris als bedenkelijk is aan te merken. Gelet op het klaagschrift (pagina 4) bestaat dit klachtonderdeel uit vier gedragingen. Deze gedragingen zullen zich weliswaar hebben voorgedaan, maar het is de kamer niet gebleken dat deze gedragingen bedenkelijk te noemen zijn. Ze lijken eerder het gevolg van de wijze van communiceren tussen partijen. Het is de kamer niet gebleken dat de notaris zich partijdig zou hebben gedragen (gedraging 1). Uit het wel of niet aanpassen van de boedelstaat valt die conclusie ten minste niet te trekken. Voor wat betreft de tweede gedraging, dat de notaris afspraken niet nakomt, het volgende. Deze stelling hebben klaagsters niet aannemelijk gemaakt. Dat de notaris urenstaten gaf in plaats van de kwartaaloverzichten die klaagsters wensten is niet in strijd met een behoorlijke taakopvatting. Voorts stellen klaagsters dat de notaris de verhoudingen heeft laten escaleren (gedraging 3). Naar het oordeel van de kamer blijkt dat niet uit de correspondentie zoals die zich in het dossier bevindt. Ten slotte stellen klaagsters dat de notaris zou hebben meegewerkt aan verduistering (gedraging 4). In hetgeen klaagsters hebben aangevoerd ziet de kamer echter geen grondslag voor hun stelling dat de notaris zou hebben meegewerkt aan verduistering. De notaris heeft terecht overwogen dat het voor een bank gebruikelijk is om bij echtgenoten, zonder een verklaring van erfrecht te verlangen, de rekeningen op naam van de langstlevende te zetten. Uit de gedingstukken blijkt voorts dat de notaris door de betrokken bank in het bezit is gesteld van alle stukken die betrekking hebben op de opgeheven rekeningen alsmede een financieel jaaroverzicht 2014 van de hypotheek van de heer [x]. Op basis van deze stukken heeft de notaris kunnen concluderen dat hem niet van enige schade jegens de boedel is gebleken. Daarnaast is de heer [x] bereid gebleken de helft van de liquide middelen, zijnde het gedeelte dat aan de nalatenschap is toe te rekenen over te maken op de derdengeldrekening van de notaris. Daarmee kan dan ook niet gezegd worden dat de notaris zich medeschuldig zou hebben gemaakt aan verduistering. Daarnaast blijkt uit de gedingstukken niet, terwijl klaagsters dit wel stellen, dat de betrokken bank bereidwillig was om een schadevergoeding toe te kennen. Klaagsters zijn blijkbaar op eigen gelegenheid en zonder daarin de vereffenaar of zijn medewerkers te kennen naar de betrokken bank gegaan om verhaal te halen terwijl dit nu juist een taak van de vereffenaar is. De notaris heeft dan ook terecht aangegeven bij de betrokken bank dat, mocht er een bedrag aan schadevergoeding worden uitgekeerd, dit aan de nalatenschap zou moeten geschieden. Wat betreft de overige verwijten, geformuleerd in het klachtonderdeel, heeft de notaris naar het oordeel van de kamer voldoende gemotiveerd verweer gevoerd en is haar niet gebleken dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel 4

4.6.      Volgens klaagsters komt de notaris wettelijke regels niet na, nu hij zonder overleg met de erfgenamen goederen te koop heeft aangeboden. Klaagsters stellen dat dit in strijd is met het bepaalde in artikel 4:215, tweede lid, van het BW. Het betreft hier de oldtimer Volvo die de notaris aan klaagster 2 te koop heeft aangeboden en waarvan klaagsters menen dat het de bedoeling van erflaatster was dat klaagster 2 deze auto zou erven. De kamer stelt vast dat artikel 4:215, tweede lid, van het BW, stelt dat een vereffenaar zoveel mogelijk in overleg treedt met de erfgenamen en dat als bij een erfgenaam bezwaar bestaat, de vereffenaar deze erfgenaam in de gelegenheid stelt om de beslissing van de kantonrechter in te roepen. In het onderhavige geval heeft de notaris klaagsters ook op deze mogelijkheid gewezen. Van het niet nakomen van wettelijke regels is de kamer dan ook niet gebleken. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel 5

4.7.      Ten slotte zijn klaagsters van mening dat de notaris de erfgenamen onnodig op kosten heeft gejaagd. Klaagsters zijn van mening dat zij – samengevat weergegeven – als gevolg van de werkwijze van de notaris geen duidelijkheid kregen op de door hen gestelde vragen. Deze duidelijkheid kwam pas nadat klaagsters een advocaat in de arm hebben genomen. Dit heeft geresulteerd in hoge advocaatkosten voor klaagsters terwijl de notaris tegelijkertijd uren is blijven schrijven. De kamer acht de kosten die de notaris in rekening brengt niet onredelijk, in aanmerking genomen dat klaagsters hem veel vragen hebben gesteld en veel tijd van hem vroegen voor de beantwoording van die vragen. Klaagsters kunnen de notaris niet verantwoordelijk houden voor advocaatkosten, nu uit de gegeven overwegingen blijkt de notaris zich in het algemeen behoorlijk van zijn taken als vereffenaar heeft gekweten. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

4.8.      Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat:

-           verklaart de onderdelen 1, 3, 4 en 5 van de klacht ongegrond;

-           verklaart onderdeel 2 van de klacht gegrond en legt aan de notaris de tuchtmaatregel van een       waarschuwing op.

Deze beslissing is gegeven door mr. P.M. Knaapen, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. R.L.G.M. Steegmans, plaatsvervangend notarislid, mr. L.J.M. Teunissen, notarislid, en mr. F. Dorst, plaatsvervangend belastinglid.

Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2018 door mr. T. Zuidema , plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.