ECLI:NL:TNORARL:2018:35 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/335147 KL RK 18-42

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2018:35
Datum uitspraak: 10-10-2018
Datum publicatie: 18-10-2018
Zaaknummer(s): C/05/335147 KL RK 18-42
Onderwerp: Ondernemingsrecht
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de oud-notaris dat hij zijn onafhankelijkheid, zijn onderzoeksplicht en zijn zorgvuldigheidsplicht heeft geschonden. De kamer heeft de klacht op alle onderdelen gegrond verklaard. Deze gegrondverklaringen zien op meerdere normschendingen, die de oud-notaris naar het oordeel van de kamer zwaar aangerekend moeten worden. Met name het feit dat de oud-notaris zijn onafhankelijkheid heeft geschonden door zowel als secretaris van de Stichting en tevens als notaris op te treden en het ten onrechte bij partijen gewekte vertrouwen, rekent de kamer de oud-notaris zwaar aan.   Gelet op de ernst van de normschendingen zou in beginsel ontzetting uit het ambt een passende maatregel zijn. Op basis van de specifieke omstandigheden van het geval ziet de kamer aanleiding om de oud-notaris geen maatregel op te leggen. De kamer licht die specifieke omstandigheden als volgt toe. De oud-notaris is de leeftijdsgrens als bedoeld in artikel 14 lid 1 Wna inmiddels gepasseerd. De oud-notaris oefent sinds 1 februari 2016 het notarisambt niet meer uit en is evenmin als kandidaat-notaris werkzaam. De oud-notaris zal – gelet op zijn leeftijd – evenmin in de toekomst nog als (kandidaat)notaris werkzaam zijn. Daarnaast weegt mee dat de kamer in de met deze klacht samenhangende zaken met zaaknummers C/05/329765 / KL RK 17-189 en C/05/329777 / KL RK 17-191 aan de oud-notaris de maatregel van schorsing in het ambt voor de duur van twee maal zes weken heeft opgelegd.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN


Kenmerk:        C/05/335147 / KL RK 18-42

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

Bureau Financieel Toezicht (BFT),

gevestigd te Utrecht,

klager,

tegen

[ naam oud-notaris ],

oud-notaris te [ voormalige vestigingsplaats oud-notaris ].

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de oud-notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht, met bijlagen, van 22 maart 2018;

-          het verweer van de notaris van 25 april 2018.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 4 juli 2018 behandeld. Klager heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. R. Wisse en mr. M.A. Drenth. Klager heeft een pleitnota overgelegd. De oud-notaris is in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Ingevolge artikel 110 en volgende Wet op het notarisambt (hierna: Wna) heeft klager onderzoek gedaan bij de notaris. Klager heeft de bevindingen van dat onderzoek neergelegd in de onderzoeksrapportages van 15 november 2017 (hierna: de onderzoeksrapportage).

2.2 Uit de onderzoeksrapportage kunnen de volgende feiten, die niet of niet voldoende door de oud-notaris zijn betwist, als vaststaand worden aangemerkt.

2.3. De oud-notaris heeft meegewerkt aan bijzondere financieringsconstructies. Bij deze constructies trad de oud-notaris enerzijds op als secretaris van de bij de constructies betrokken [ naam van de Stichting ] (hierna: de Stichting) en anderzijds als onafhankelijk notaris.

2.4 De Stichting faciliteerde het investeren in ondernemingen, door het in feite als bank verstrekken van financieringen. Investeerders konden – ook via de gewone derdengeldenrekening van de oud-notaris – gelden storten op de bankrekening van de Stichting. In zijn rol van secretaris van de Stichting verzorgde de oud-notaris de due diligence en hield hij toezicht op de uitvoering van de financieringen door de Stichting. Hiervoor opende de oud-notaris in privé twee bankrekeningen.

2.5 Daarnaast verzorgde de oud-notaris – in zijn rol van onafhankelijk notaris – het opmaken van onder andere de bijbehorende notariële geldleningsakten, akten van verpanding en akte van depot. Die betreffende akten zijn gepasseerd door een waarnemend kandidaat-notaris.

2.6 De oud-notaris is met ingang van 1 februari 2016 gedefungeerd.

3. De klacht en het verweer

3.1 De klacht van klager valt uiteen in de volgende onderdelen:

1)      Schending onafhankelijkheid ex artikel 17 Wna en handelen in strijd met artikel

2 Vbg 2011;

2)      Schending onderzoeksplicht ex artikel 17 Wna;

3)      Schending zorgvuldigheidsplicht ex artikel 17 Wna.

3.2 Op het verweer van de oud-notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de oud-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Klachtonderdeel 1: Schending onafhankelijkheid

4.2.1 Ter onderbouwing van dit klachtonderdeel heeft klager aangevoerd dat de oud-notaris bij de genoemde financieringsconstructies optrad met een dubbele pet. Enerzijds als secretaris van de Stichting en anderzijds als ‘onafhankelijk’ notaris. De Stichting was gevestigd op het kantooradres van de oud-notaris. In presentaties van de Stichting aan potentiële investeerders werd de oud-notaris nadrukkelijk als secretaris van de Stichting gepresenteerd en voorgesteld als ‘het geweten van de stichting’. In de presentaties werd benadrukt dat zonder medewerking van de oud-notaris geen gelden van de rekening af konden worden gehaald, dat de oud-notaris de benodigde notariële akten zou vervaardigen alsmede toezicht zou houden op en medeverantwoordelijk was voor de uitvoering van elk contract. In dit kader was de betrokkenheid van de oud-notaris niet die van notaris, maar als secretaris van de Stichting. Niet is gebleken dat de oud-notaris afstand heeft genomen van de in de presentatie gesuggereerde rol van de oud-notaris. Klager stelt dat de oud-notaris zich ervan bewust had moeten zijn dat partijen mede afgingen op de betrouwbaarheid die afstraalde van de medewerking van de oud-notaris aan de financieringsconstructies. Het noemen van de naam en functie van de oud-notaris in de presentatie alsmede het feit dat de Stichting op het kantooradres van de oud-notaris was gevestigd, hebben hieraan bijgedragen. Klager verwijt de oud-notaris dat hij heeft bijgedragen aan de onjuiste beeldvorming over zijn betrokkenheid bij de financieringsconstructies.

4.2.2 Verder heeft klager aangevoerd dat de Stichting een geldlening heeft geoffreerd aan [ X ]. Die offerte is door de oud-notaris in zijn hoedanigheid als notaris én als bestuurder van de Stichting ondertekend. In de offerte was opgenomen: “ beide contractpartijen staan onder toezicht van [ naam oud-notaris ] van [ naam en adres van het kantoor van oud-notaris ]. ” Niet is gebleken van enige toelichting van de oud-notaris aan [ X ] wat de toezichtsrol van de oud-notaris op de Stichting en haar 100% dochtervennootschap inhield. Ook de statuten van de Stichting geven geen invulling van de toezichtrol van de oud-notaris. Onderdeel van de door de oud-notaris mede ondertekende offerte is een brief van 3 oktober 2014 van [ naam van de bank ] (hierna: de bank) aan [ X ]. De bank zou op grond van de stukken optreden als geldverstrekkende 100% dochtervennootschap van de Stichting. Het kantooradres van de oud-notaris werd opgevoerd als de administratieve zetel van de bank. De oud-notaris heeft aan klager meegedeeld dat hij wist dat de bank nog niet was opgericht. Niet is gebleken dat de oud-notaris [ X ] op de hoogte heeft gesteld dat de bank ten tijde van het ondertekenen van de offerte en de akten nog niet was opgericht en dat de administratie zetel nog niet was gevestigd op het kantooradres van de oud-notaris. De oud-notaris heeft richting [ X ] geen afstand genomen van het gesuggereerde bestaan van de bank.

4.3 De oud-notaris heeft ter zitting betwist dat hij tegenover klager zou hebben verklaard dat hij wist dat de bank nog niet was opgericht. Pas ná het ondertekenen van de akten is de oud-notaris door de gemachtigde van [ X ] geïnformeerd dat de bank niet bestond. Voor het overige heeft de oud-notaris de klacht niet weersproken.

4.4 De kamer overweegt als volgt. De kamer volgt klager in zijn standpunt dat partijen mede afgaan op de betrouwbaarheid die afstraalt van de medewerking van een onafhankelijk notaris aan een transactie. De oud-notaris had zich hier terdege bewust van moeten zijn. In casu werd die gewekte betrouwbaarheid versterkt door het feit dat zowel de Stichting als de bank (administratief) op het kantooradres van de oud-notaris gevestigd (zou) zijn. Met zijn handelwijze heeft de oud-notaris bijgedragen aan de onjuiste beeldvorming van zijn betrokkenheid bij de beoogde financieringsconstructies en zijn toezichtrol. Daarnaast werd of kon door zijn secretarisrol binnen de Stichting de onafhankelijkheid of onpartijdigheid van de oud-notaris als notaris worden beïnvloed. Bij het vervaardigen van de notariële akten en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering had de oud-notaris twee petten op: notaris en bestuurder van de Stichting. Met zijn handelen heeft de oud-notaris in strijd gehandeld met zijn onafhankelijkheid ex artikel 17 Wna en het vertrouwen in het notariaat ex artikel 2 Vbg 2011 geschaad. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Klachtonderdeel 2: Schending onderzoeksplicht

4.5.1 Ter onderbouwing van dit klachtonderdeel heeft klager het volgende aangevoerd. Op 11 augustus 2014 is ten overstaan van een waarnemend kandidaat-notaris een akte van geldlening gepasseerd waarbij [ naam van de B.V. ] (hierna: de BV) de schuldenaar was en de Stichting de schuldeiser. Dezelfde dag is er een akte van verpanding gepasseerd waarbij de genoemde besloten vennootschap pandgever was en de Stichting pandhouder. De oud-notaris heeft met betrekking tot die akten alle werkzaamheden verricht met uitzondering van het passeren van de akten. De oud-notaris heeft de akten opgesteld en had als notaris derhalve onder meer het bestaan van de rechten voortvloeiende uit de verschillende rechtsverhoudingen moeten onderzoeken. In de door de oud-notaris aan klager verstrekte dossiers werden echter geen overeenkomsten, vastleggingen van verpande rechten of enige andere documentatie of correspondentie met partijen hieromtrent aangetroffen. Ditzelfde geldt voor de akte van geldlening en de akte van verpanding die op 27 oktober 2014 gepasseerd zijn en die inhoudelijk nagenoeg gelijk waren aan de akten van 11 augustus 2014. Ook in het dossier behorende bij de akten van 27 oktober 2014 is geen documentatie ter onderbouwing van de verpande rechten aangetroffen.

4.5.2 Verder blijkt uit de onderzoeksrapportage dat de oud-notaris op 14 april 2015 een akte van geldlening heeft gepasseerd tussen [ Y ] en [ X ]. In die akte wordt vermeld dat onmiddellijk na het passeren, een akte van (stille) verpanding zou worden gepasseerd waarbij [ X ] de rechten voortvloeiende uit de rechtsverhoudingen met [ A ] zou verpanden. Ook in dat dossier is niet gebleken dat de oud-notaris het bestaan en de eigendom van deze te verpanden rechten heeft onderzocht, aldus klager.

4.5.3 Voorts verwijt klager de oud-notaris dat hij geen onderzoek heeft gedaan naar de financiële tegenprestaties opgenomen in door hem op 26 november 2014 gepasseerde akte van overeenkomst. In die akte geeft [ D ] de opdracht om een bedrag van

€ 150.000,- over te boeken naar [ E ]. Daarnaast ontvangt [ E ] van of namens [ X ] een totaalbedrag van circa € 1.615.858 en een premie van € 100.000,-. Verklaringen of redenen voor het betalen van deze bedragen zijn in de door de oud-notaris aan klager overhandigde documentatie niet aangetroffen. Er is in de dossiers geen informatie over de samenstelling/berekening van de bedragen aangetroffen.

4.6 De oud-notaris heeft in zijn verweer de klacht niet weersproken.

4.7 De kamer overweegt als volgt. De kamer volgt klager in zijn standpunt dat op de oud-notaris de verplichting rustte er voor zorg te dragen dat de in de akte opgenomen rechtshandeling ook daadwerkelijk tot stand kwam. Het publiek moet kunnen vertrouwen op de informatie die een notaris in zijn akten opneemt. Van een notaris mag worden verwacht dat hij zelfstandig onderzoek verricht naar de juistheid van die informatie. De oud-notaris had op grond van zijn onderzoeksplicht onder meer het bestaan van de rechten voortvloeiende uit de verschillende rechtsverhoudingen waarvoor het recht van pand verleend werd, moeten onderzoeken. Ook had de oud-notaris nader onderzoek moeten doen naar de in de akte van overeenkomst opgenomen financiële tegenprestaties. Nu de oud-notaris dit heeft nagelaten, heeft hij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens gegrond.

Klachtonderdeel 3: Schending zorgvuldigheidsplicht

4.8.1 Ter onderbouwing van dit klachtonderdeel heeft klager het volgende aangevoerd. In de akte van geldlening van 27 oktober 2014 heeft de oud-notaris opgenomen dat een kopie van de offerte aan de akte is gehecht. Uit het onderzoek door klager is gebleken dat die kopie van de offerte niet aan de akte is gehecht. De formulering in de akte doet daarmee geen recht aan de werkelijke situatie.

4.8.2 Voorts heeft klager aangevoerd dat in zowel de akte van verpanding van 11 augustus 2014 als in de akte van verpanding van 27 oktober 2014 een recht van pand op de rechten voortvloeiende uit de rechtsverhoudingen met [ A ], [ B ]. en [ C ]. wordt gevestigd. Blijkbaar wordt er tweemaal een recht van eerste pand gevestigd. In beide akten is namelijk bepaald dat de te verpanden rechten ‘vrij van beperkte rechten’ zijn. Pandrechten vallen onder het begrip beperkte rechten. Tweemaal een eerste pandrecht vestigen, is gezien de wettelijke rangenregeling niet mogelijk. Uit de door de oud-notaris aan klager verstrekte dossiers blijkt voorts niet of de verplichte mededeling van het pandrecht gevestigd op 11 augustus 2014 aan [ A ], [ B ]. en/of [ C ] heeft plaatsgevonden.

4.8.3 Op 12 oktober 2014 heeft [ de BV ] de hiervoor genoemde rechten overgedragen aan [ X ]. De oud-notaris was hiervan op de hoogte. Van de in de akte van verpanding van 11 augustus 2014 opgenomen schriftelijke of elektronische toestemming van de Stichting tot vervreemden is niet gebleken, ook niet uit de overeenkomst tussen  [ de BV ] en [ X ]. De overdracht heeft daarom niet rechtsgeldig plaatsgevonden. Hoewel de oud-notaris wist, dan wel had moeten weten dat de overdracht niet rechtsgeldig had plaatsgevonden, liet de notaris de akte van geldlening en de akte van verpanding op 27 oktober 2014 toch passeren.

4.8.4 In de door de oud-notaris op 14 april 2015 gepasseerde akte van geldlening tussen [ Y ] en [ X ] staat dat de notaris onmiddellijk na het passeren van de akte van geldlening een akte van verpanding zou passeren, waarbij een recht van (stil)pand wordt verleend op de rechten voortvloeiende uit de rechtsverhoudingen met [ A ]. en daaruit voortvloeiende inkomsten. Die akte heeft de oud-notaris echter niet meteen na het passeren, maar ook niet op een later moment gepasseerd. De formulering in de akte doet daarmee geen recht aan de werkelijke situatie.

4.8.5 Daarnaast heeft klager in de onderzoeksrapportage nog enkele schendingen van formele voorschriften geconstateerd.

4.9 De oud-notaris heeft in zijn verweer de klacht niet weersproken.

4.10 De kamer overweegt als volgt. De verwijten die klager de oud-notaris maakt worden door de kamer volledig onderschreven. Met de door de oud-notaris gekozen formulering en het laten passeren van de akte van verpanding van 27 oktober 2014 ondanks de wetenschap van de ongeldige overdracht, het onterecht (tweemaal) vestigen van een eerste recht van pand, het niet aanhechten van een aan te hechten offerte en het niet passeren van een akte van verpanding, handelde de oud-notaris in strijd met zijn zorgplicht in het kader van het waarborgen van de rechtszekerheid ex artikel 17 Wna. De kamer zal dit klachtonderdeel gegrond verklaren.

Maatregel

4.11 De kamer overweegt dat de klacht op alle onderdelen gegrond is verklaard. Deze gegrondverklaringen zien op meerdere normschendingen, die de notaris naar het oordeel van de kamer zwaar aangerekend moeten worden. Met name het feit dat de oud-notaris zijn onafhankelijkheid heeft geschonden door zowel als secretaris van de Stichting en tevens als notaris op te treden en het ten onrechte bij partijen gewekte vertrouwen, rekent de kamer de oud-notaris zwaar aan.

4.12 Gelet op de ernst van de normschendingen zou in beginsel ontzetting uit het ambt een passende maatregel zijn. Op basis van de specifieke omstandigheden van het geval ziet de kamer aanleiding om de oud-notaris geen maatregel op te leggen. De kamer licht die specifieke omstandigheden als volgt toe. De oud-notaris is de leeftijdsgrens als bedoeld in artikel 14 lid 1 Wna inmiddels gepasseerd. De oud-notaris oefent sinds 1 februari 2016 het notarisambt niet meer uit en is evenmin als kandidaat-notaris werkzaam. De oud-notaris zal

– gelet op zijn leeftijd – evenmin in de toekomst nog als (kandidaat)notaris werkzaam zijn. Daarnaast weegt mee dat de kamer in de met deze klacht samenhangende zaken met zaaknummers C/05/329765 / KL RK 17-189 en C/05/329777 / KL RK 17-191 aan de

oud-notaris de maatregel van schorsing in het ambt voor de duur van twee maal zes weken heeft opgelegd.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

-          verklaart de klacht gegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, voorzitter, mr. H.P.M. Kester,

mr. A.W. Drijver, mr. E.R. Koers en mr. V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van

mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

10 oktober 2018.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.