ECLI:NL:TGZRZWO:2020:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 167/2019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2020:18
Datum uitspraak: 17-02-2020
Datum publicatie: 17-02-2020
Zaaknummer(s): 167/2019
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen justitieel geneeskundige, omdat die geen steun vindt in de feiten, zoals blijkt uit het medische dossier.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 17 februari 2020 naar aanleiding van de op 5 augustus 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te B,

k l a g e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. M.E.M. van Eeden, verbonden aan de VvAA te Utrecht,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-      het klaagschrift;

-      het verweerschrift;

-      het overzicht attentieregels, binnengekomen op 30 oktober 2019;

-      het proces-verbaal van het op 31 oktober 2019 gehouden gehoor in het kader van het vooronderzoek;

-      het schrijven van de gemachtigde (destijds) van klager, met bijlagen, binnengekomen op 4 november 2019;

-      het schrijven van de gemachtigde van beklaagde, met bijlagen, waaronder het medisch dossier, binnengekomen op 13 november 2019.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 31 januari 2020, waar zijn verschenen klager en beklaagde, bijgestaan door haar gemachtigde.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1968, verbleef vanaf 24 december 2018 in de penitentiaire inrichting D, alwaar beklaagde als huisarts werkzaam is.

Er is op 24 december 2018 een intakegesprek met klager geweest en de informatie daarvan is weergegeven op het ingevulde intakeformulier.

Op 4 februari 2019 heeft beklaagde klager verwezen naar de oogarts in verband met diabetes. Daarbij heeft zij aangegeven dat klager lang niet op controle is geweest en verzocht om controle en fundoscopie.

Als contacten staan op deze verwijsbrief genoteerd (C = beklaagde):

4-2-2019  S   C; al jaren DM, al lang niet bij oogarts geweest E, moet weer ingepland. buiten alles laten versloffen, hier neemt hij geen insuline en metformine meer; prikt af en toe blds.

25-1-2019  P G: vandaag naar opticien geweest. Advies opticien => aangezien meneer Dm heeft en z’n suikerspiegel schommelt is het advies consult oogarts en fundusfoto. Meneer heeft aan opticien aangegeven dat z’n spiegel om 07.00 uur 10.3 was. Meneer staat voor a.s. maandag op het SU van de HA.

10-1-2019 S H: Is onduidelijk over zijn diabetes, zegt regelmatig bloedsuiker te controleren met eigen bloedsuikermeter, weet zelf niet meer zo goed hoeveel hij bij moet spuiten met insuline(?), zegt een pen novarapid op cel te hebben, zegt al jaren niet meer bij internist te komen, zegt ook minder goed te zien.”

In de medische gegevens is door beklaagde op 18 september 2019 genoteerd:

S C: toen metformine begon voelde hij zich beter, toen periodes duizelig, nam dan extra druivesuiker, laatste week gooide hij halve   tablet ’s middags weg, als hij ’s nachts wakker werd, nam hij ’s     morgens ook wel eens halve tablet, koopt nu zelf van de winkel eten  , want krijgt geen dieet? kookt zelf. Is ontevreden over de zorg.   Gaat buiten jaarlijks naar specialist, maar was voor detentie ook al> jaar niet geweest: zegt dat hij van de oogarts moet horen dat zijn suikers te hoog zijn en dat hem hier nooit wat wordt gezegd. (oogarts   meldt dat hij zijn med niet inneemt). Zegt enerzijds niet   te weten   wat hij moet doen, maar doet vervolgens allerlei met eten   en   medicatie zonder het te melden: ja maar de bewakers weten ervan..

P nogmaals uitleg , dat ik zijn medicatie niet goed kan regelen wanneer   hij het niet volgens voorschrift inneem. Nu de metformine van 17.00   naar 500mg. Metformine 100-0-500-0. C 1 week en vragen of hij zijn bloedsuikers die hij zelf meet ook noteert.”

Bij diezelfde datum noteerde beklaagde dat zij telefonisch contact had met klagers huisarts over klager als zorgmijder.

Op 18 september 2019 heeft een psychiater zijn contacten met klager aan beklaagde gemaild. De psychiater geeft aan klager te hebben gesproken op 12, 19 augustus en

2 september 2019.

Op 23 september 2019 is een verwijzing geweest van klager door beklaagde naar de pedicure voor controle in verband met diabetes. Beklaagde noteerde bij dit contact dat klager naproxen heeft in verband met artrose.

Op 23 september 2019 is klager overgeplaatst naar PI te F.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven - dat zij onvoldoende zorg aan klager heeft geboden tijdens zijn verblijf in de penitentiaire inrichting in D betreffende klagers diabetes (onvoldoende prikken van bloedsuiker, geen aandacht voor oogcontrole en voeten, dieet), artrose, psychische toestand, luchtwegen en medicatieverstrekking (insulinepen en pufjes).

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven - aan dat zij met haar handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Klager heeft Diabetes type 2 en heeft bij binnenkomst geen (orale) medicatie genoemd. Klager is tijdens zijn verblijf gezien door de medische dienst. In de penitentiaire inrichting heeft de verpleegkundige van de medische dienst de diabeten onder zich. De justitieel verpleegkundige houdt in de gaten dat regelmatige controles plaatsvinden. Op 24 januari 2019 en 1 augustus 2019 heeft uitgebreid laboratoriumonderzoek plaatsgevonden. Tussendoor zijn bloedsuikers door een vingerprik bepaald, al dan niet door klager zelf. Klager heeft een glucosemeter en kan dus altijd zelf zijn waardes bepalen en doorgeven.

Op 22 juli 2019 meldde klager dat de bloedsuikerwaarde schommelden tussen de 6 en 16. Klager kreeg toen tweemaal 500 mg metformine voorgeschreven. Na het onderzoek op 1 augustus 2019 werd dit verhoogd naar tweemaal 1000 mg.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college stelt aan de hand van het medisch dossier, waarvan een kenmerkend gedeelte in rubriek 2 is weergegeven, vast dat beklaagde – anders dan klager stelt – voldoende zorg heeft geboden aan klager.

Controle van bloedsuikerwaardes en labonderzoek heeft plaatsgevonden. Bij aanvang van klagers verblijf in de PI te D kreeg hij geen medicatie voor diabetes, maar dit was ook niet nodig omdat de glucosedagcurve zonder medicatiegebruik daar geen aanleiding voor gaf. Zodra deze medicatie wel nodig bleek, heeft beklaagde de – naar het oordeel van het college – juiste medicatie voorgeschreven. Het was niet aan beklaagde om te controleren of klager die medicatie op de juiste wijze gebruikte. Beklaagde heeft ook medicatie voorgeschreven voor artrose.

Uit het medisch dossier blijkt verder dat klager is verwezen naar de oogarts en de pedicure en dat hij is gezien door de psychiater. Het afbouwschema diazepam/oxazepam is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de psychiater. Beklaagde had geen bemoeienis met deze medicatieverstrekking.

Wat betreft het dieet voor klager als diabeet, mocht beklaagde de zorg overlaten aan de verpleegkundige. Niet is gebleken dat klager geen gebruik kon maken van dit dieet. Zoals in rubriek 2 bij de notitie van 18 september 2019 is geciteerd, kocht klager zelf eten van de winkel en kookte hij zelf. Die keuze was aan beklaagde; het was niet aan beklaagde om klager daarin bij te sturen.

Samenvattend is het college van oordeel dat de klacht geen steun vindt in de feiten. De klacht is daarom ongegrond.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door W.J.B. Cornelissen, voorzitter, P.E.M. Messer-Dinnissen, lid-jurist, R.W. Wolters, M.D. Klein Leugemors en J.W.B. de Groot, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.                                                                                                    

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.