ECLI:NL:TGZRSGR:2020:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-194

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2020:25
Datum uitspraak: 21-01-2020
Datum publicatie: 21-01-2020
Zaaknummer(s): 2019-194
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Niet kan worden gezegd dat beklaagde zich zonder dossierkennis, dan wel inzage in het dossier een mening heeft gevormd en een verwijsbrief heeft opgesteld. Uit de aantekeningen van het spreekuurcontact op 31 juli 2019 blijkt dat beklaagde naar klaagster heeft geluisterd en haar klachten serieus heeft genomen. Beklaagde had bij het opstellen van de verwijsbrief nog beter rekening moeten houden met het verzoek van klaagster, dat zij niet wilde dat (kijken naar) het tweede spoor werd benoemd. Nu klaagster niet nader heeft onderbouwd welke belangrijke informatie zij op 13 augustus 2019 nog wilde bespreken en beklaagde klaagsters stelling heeft betwist, kan daarover geen oordeel worden gegeven. Gebleken is dat klaagster zelf de wens heeft geuit om zichzelf en haar gezin in te schrijven bij een andere praktijk. Klacht kennelijk ongegrond.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

gemachtigde: C, echtgenoot van klaagster,

tegen:

D, huisarts,

werkzaam te E,

beklaagde,

gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam te Utrecht.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 4 september 2019;

-      het verweerschrift met bijlagen;

-      het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 4 november 2019.

1.2              Het College heeft de klacht op 11 december 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klaagster, geboren in 1980, is patiënte in de huisartsenpraktijk van het F te E.

2.2              Beklaagde is als waarnemend huisarts werkzaam in de huisartsenpraktijk in voornoemd Gezondheidscentrum. Als vaste waarnemer voor de huisarts van klaagster heeft zij klaagster meerdere keren op het spreekuur gezien. In de periode van 7 mei 2019 tot 16 augustus 2019 zijn er 6 consulten geweest.

2.3       Over het spreekuurcontact op 31 juli 2019 is in het journaal het volgende genoteerd: ‘…

S  SK; Erg uitgebreid gesprek over langdurige, chronische klachten die patiënte heeft. O.a. hoofdpijnklachten, tintelingen in het hoofd, maar ook in de nek, naar de armen, links is erger dan rechts. Verergering van de klachten na de bevalling. De klachten belemmeren haar in haar dagelijkse leven, heeft een dochtertje, spelen lukt daardoor vaak niet. Fysio al vaker gehad, geen effect. Wil nu echt weten wat er aan de hand is? Moet toch een lichamelijke oorzaak zijn. Is bij homeopatisch arts bezig met vitamine infusen. Tevens aan het oriënteren over experimentele trajecten in belgië voor nekartrose. Diagnose fibromyalgie is gesteld door een reumatoloog. Wil nu verwezen worden naar een neuroloog, orthopeed en internist voor uitsluiten van hernia diafragmatica, wil graag weer zwanger worden. Absoluut niet openstaand voor psychologische ondersteuning, want hier ligt het immers niet aan.

S: veel klachten, langdurig bestaand

C: Er moet toch een lichamelijk oorzaak zijn?

E: Gemotiveerd naar de oorzaak te achterhalen, gefrustreerd, soms boos.

G: Vol er tegen aan gaan, laat zich niet meer afschepen

S: Getrouwd, 1 dochtertje, praat er met echtgenoot elke dag over.

E  Nek symptomen/klachten [ex. N01]

P   Erg uitgebreid gesprek, besproken dat de klachten zeker reeel zijn voor patiënte en dat het doel  moet zijn dat zij minder klachten heeft, liefst geen en weer kan participeren, spelen met dochtertje etc. Hiermee is patiente het eens, echter weinig opening voor tweede spoor. Besproken dat ik akkoord ga met een verwijzing naar de neuroloog, maar dat ik niet weet of hier de oplossing in gaat zijn. Verder gaan wij niet 3 verwijzingen in 1 keer maken. Besproken dat ik denk dat een tweede spoor (bijv. SOLK poli/revalidatie) ook heel zinvol kan zijn, ook het doel hiervoor besproken in ogen te houden. Wil dit pertinent niet. Voor nu akkoord met verwijzing, echter indien bij volgende vraag naar verwijzing bespreken dan ook tweede spoor. Laat nog weten waar patiente naar toe verwezen wil worden. Zo nodig contact.’

2.4       Op 13 augustus 2019 heeft klaagster beklaagde bezocht samen met haar echtgenoot. In het journaal is over het consult genoteerd:

‘…

S   SK: Komt samen met echtgenoot. Heeft gekeken naar welke neuroloog, voorkeur voor […], werkzaam bij […]. Uitgebreid gesprek , is erg gefrustreerd door de medische zorg. Voelt zich niet begrepen. Veel klachten langere tijd. Alles op een rij gezet. Zijn vooral erg gefrustreerd dat het op psychische klachten wordt gesteld.

E   Nek symptomen/klachten [ex. N01]

P   Akkoord, ik maak verwijzing. Verder besproken dat het duidelijk is dat patiente veel klachten heeft en hier in het dagelijks leven ook veel hinder van ondervind. Besproken dat beide ons doel is dat zij zich weer beter voelt en minder klachten heeft. Maar dat het mijns inziens belangrijk is om ook te kijken hoe er met de klachten wordt omgegaan, in niet alleen te focussen op de oorzaak. Dus een dubbel sporen beleid, ik ben akkoord gegaan ook met verwijzing naar de kaakchirurg, met laboratoriumonderzoek, en nu verwijzing naar de neuroloog. Dus er wordt ook zeker gekeken naar het lichamelijke deel, maar dat ik het ook belangrijk vind om te kijken naar het tweede spoor. Is het hier absoluut niet mee eens, weigert dit. Wil dat ik in de brief naar de neuroloog niet dit gedeelte benoem. ………’.

2.5       Het spreekuurcontact op 13 augustus 2019 is voortijdig beëindigd vanwege oplopende emoties.

2.6        Beklaagde heeft vervolgens op 13 augustus 2019 een verwijsbrief aan de neuroloog opgesteld. Hierin is de tekst van het deelcontact op 31 juli 2019 opgenomen, een (relevante) probleem- / episodelijst, actuele medicatie, contra-indicaties m.b.t. medicatie en een lijst van aanvullende onderzoeken.

2.7       Naar aanleiding van een klacht die klaagster heeft ingediend, heeft op 16 augustus 2019 een gesprek plaatsgevonden waarbij klaagster, haar echtgenoot, de praktijkmanager, de externe klachtenfunctionaris en beklaagde aanwezig waren. Aansluitend aan dit gesprek heeft beklaagde de verwijzing naar de neuroloog ingetrokken/geannuleerd en samen met klaagster een nieuwe verwijzing naar deze specialist opgesteld. Ook is samen met klaagster een verwijzing voor een second opinion door een internist opgesteld.  

3.                  De klacht

Klaagster verwijt de beklaagde:

1.  dat zij niet naar klaagsters klachten heeft geluisterd, hetgeen zou blijken uit de verwijsbrief voor de neuroloog;

2.  dat zij tijdens het consult van 13 augustus 2019 klaagster de deur heeft gewezen terwijl klaagster haar klachten wilde bespreken en belangrijke informatie wilde doorgeven;

3.  dat zij zich als waarnemend arts zonder dossierkennis een mening heeft gevormd;

4.  dat zij een verwijsbrief heeft opgesteld zonder het dossier in te zien, zonder duidelijke uitleg in de brief te geven over de klachten van klaagster die opspeelden en sinds kort waren  verergerd en dat de brief subjectief en tendentieus is geschreven in plaats van feitelijk, objectief en deugdelijk onderbouwd;

5.  dat zij het verzoek van klaagster heeft genegeerd om specifieke informatie niet aan de neuroloog door te sturen en wel irrelevante en persoonlijke informatie heeft gedeeld met de neuroloog zodat deze op een verkeerd spoor werd gezet;

6. dat zij een second opinion bij de internist heeft geweigerd;

7.  dat zij klaagster heeft uitgeschreven uit de praktijk zonder dat klaagster daartoe opdracht had gegeven terwijl klaagster nog geen nieuwe huisarts had gevonden.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1       Kern van de klacht is dat beklaagde bij het opstellen van de verwijsbrief voorbij is gegaan aan de wens van klaagster om bepaalde informatie niet in de verwijsbrief op te nemen. Voorts is klaagster ontevreden met de wijze waarop beklaagde heeft gehandeld en is zij van mening dat er door beklaagde fouten zijn gemaakt; klaagster mist als het ware een schuldbekentenis. De klachten onder 1., 3., 4. en 5 lenen zich voor gezamenlijke behandeling, nu deze de verwijsbrief aan de neuroloog betreffen.

5.2       Het is de verantwoordelijkheid van de huisarts om aan de medisch specialist met het verwijsbericht snel en goed inzicht te verschaffen in de problematiek van de patiënt en de vraag die de huisarts heeft. Daarbij wordt de reden voor de verwijzing vermeld en een dossiersamenvatting verstrekt, waaruit duidelijk wordt wat de medische achtergrond van de patiënt is. Het is gebruikelijk dat hierbij onder meer deelcontacten uit het huisartsenjournaal worden vermeld. De patiënt kan bezwaar maken tegen het opnemen van bepaalde gegevens.

5.3       Beklaagde had klaagster sinds mei 2019 meermaals gezien en uit het journaal valt op te maken dat op 31 juli 2019 en 13 augustus 2019 tijdens het consult uitvoerig is gesproken over de klachten van klaagster. Beklaagde heeft naar aanleiding van deze consulten op 13 augustus 2019 een verwijsbrief opgesteld, waarin zij medische informatie uit het dossier, te weten eerdere informatie alsook informatie uit de spreekuurcontact met klaagster op 31 juli 2019, heeft vermeld. Er kan derhalve niet worden gezegd dat beklaagde zich zonder dossierkennis, dan wel inzage in het dossier een mening heeft gevormd en een verwijsbrief heeft opgesteld. Voorts kan niet worden vastgesteld dat beklaagde niet naar de klachten van klaagster heeft geluisterd en deze onduidelijk heeft beschreven. In de aantekeningen van het spreekuurcontact op 31 juli 2019, die als achtergrondinformatie in de verwijsbrief zijn opgenomen, zijn de klachten zoals klaagster die ook in haar klaagschrift heeft beschreven voldoende duidelijk vermeld. Uit deze aantekeningen en op basis van het feit dat beklaagde een verwijsbrief voor de neuroloog heeft geschreven blijkt juist dat beklaagde naar klaagster heeft geluisterd en haar klachten serieus heeft genomen.

Voor wat betreft het verzoek van klaagster om specifieke informatie niet naar de specialist door te sturen, overweegt het College het volgende. Uit de aantekeningen van de consulten op 31 juli 2019 en 13 augustus 2019 blijkt dat klaagster aan de beklaagde heeft gezegd dat zij niet wilde dat beklaagde in de verwijzing naar de neuroloog naast lichamelijk onderzoek het tweede spoor zou benoemen. Beklaagde heeft in het verweer aangegeven dat zij op verzoek van klaagster het consult van 13 augustus 2019, waar beklaagde het tweesporenbeleid ter sprake had gebracht, niet heeft vermeld. In zoverre is beklaagde tegemoet gekomen aan de wens van klaagster; immers in de verwijsbrief is in de aantekeningen van het consult van 13 augustus 2019 daarover niets opgenomen.  Het tweesporenbeleid is echter weldegelijk vermeld in de verwijsbrief naar de neuroloog en wel in de aantekeningen van het consult op 31 juli 2019 die zijn opgenomen in de verwijzing. Nu beklaagde blijkens de aantekeningen van de consulten van 31 juli 2019 en 13 augustus 2019 bekend was met het standpunt van klaagster, inhoudende dat zij niet wilde dat (kijken naar) het tweede spoor werd benoemd, had beklaagde bij het opstellen van de verwijsbrief nog beter rekening moeten houden met het verzoek van klaagster. De verwijsbrief, waarover wordt geklaagd, heeft de neuroloog echter niet bereikt omdat deze door beklaagde binnen enkele dagen is geannuleerd, dan wel ingetrokken. Beklaagde heeft voorts in samenspraak met klaagster een nieuwe verwijsbrief voor de neuroloog opgesteld en verzonden, waarin het tweesporenbeleid niet is vermeld. Gelet hierop is het College van oordeel dat, alhoewel het handelen van beklaagde niet de schoonheidsprijs verdient, dit handelen  niet dermate onzorgvuldig is dat haar een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden.  De klachtonderdelen 1, 3, 4 en 5 zijn ongegrond.

5.4       Klaagster heeft beklaagde voorts verweten dat haar tijdens het consult van 13 augustus 2019 de deur is gewezen terwijl zij haar klachten wilde bespreken en belangrijke informatie door wilde geven. Beklaagde heeft hiertegenover gesteld dat klaagster haar klachten volledig naar voren heeft kunnen brengen, mede gelet op het consult op 31 juli 2019. Nu klaagster haar verwijt niet nader heeft onderbouwd (door te verduidelijken welke belangrijke informatie zij nog wilde bespreken) en beklaagde klaagsters stelling heeft betwist, kan het College hierover geen oordeel geven. Klachtonderdeel 2 is dan ook ongegrond.  

5.5       Ook het klachtonderdeel 6, het verwijt dat beklaagde een second opinion bij de internist vanwege een eerder geconstateerde middenrif breuk heeft geweigerd, is ongegrond. Uit de aantekeningen van het deelcontact op 31 juli 2019 blijkt dat beklaagde niet bereid was om tijdens één consult 3 verwijzingen op te stellen. Het College maakt hieruit op dat een verwijzing, dan wel second opinion op een later moment mogelijk zou zijn. Tijdens het klachtengesprek van 16 augustus 2019 is overigens wel een verwijzing gegeven voor een second opinion bij de internist. 

5.6       Tot  slot wordt klachtonderdeel 7, het verwijt dat klaagster uitgeschreven is uit de praktijk zonder dat zij daartoe opdracht had gegeven of een nieuwe huisarts had, eveneens ongegrond geacht. In het verslag van het gesprek op 16 augustus 2019 is door de externe klachtenfunctionaris vermeld dat klaagster zichzelf en haar gezin in wilde schrijven bij een andere praktijk en zij haar dossier direct uitgeprint wilde meenemen. Dit laatste is ook gebeurd. Klaagster had geen vertrouwen meer in het gezondheidscentrum, zo blijkt uit het verslag. Beklaagde heeft gesteld dat klaagster op grond van haar mededeling enkele dagen uitgeschreven is geweest, maar dat zij, toen bleek dat zij nog geen nieuwe huisarts had gevonden, direct weer is ingeschreven. Een patiënte kan de behandelovereenkomst altijd opzeggen. Klaagster heeft haar wens hiertoe tijdens het gesprek geuit. Het College is dan ook van oordeel dat een tuchtrechtelijk verwijt niet op zijn plaats is. Daarbij komt dat beklaagde, toen bleek dat klaagster niet direct een nieuwe huisarts kon vinden, klaagster direct weer heeft ingeschreven en klaagster van medische zorg verzekerd bleef.

5.7                Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.                  De beslissing

Het College:

-      verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 21 januari 2020 door  I.K. Spros, voorzitter, M.M. van ‘t Nedereind, lid-jurist, H.N. Koetsier, M. Bezemer en J. Edwards van Muijen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.