ECLI:NL:TGZRSGR:2020:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-058b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2020:22
Datum uitspraak: 21-01-2020
Datum publicatie: 21-01-2020
Zaaknummer(s): 2019-058b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Tijdens de opname van klaagster op de longafdeling zijn de nodige onderzoeken gedaan en er was geen medische reden om klaagster langer opgenomen te houden totdat de nadere onderzoeken waren verricht. Daarom is klaagster ontslagen uit het ziekenhuis. Dat mogelijk niet (alleen) vanwege medische redenen de MRI-scan is aangevraagd, maakt niet dat beklaagde daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Een MRI ‘ter geruststelling’ kan ook medisch zinvol zijn. Omdat de beslissing om maatschappelijk werk in te schakelen niet door beklaagde is genomen, kan beklaagde hier niet verantwoordelijk voor worden gehouden. Klacht kennelijk ongegrond.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, longarts,

werkzaam te D,

beklaagde,

gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, werkzaam te Amsterdam.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 21 februari 2019;

-      het verweerschrift met bijlagen;

-      de repliek (reactie op het verweerschrift);

-      de dupliek (reactie op de repliek).

1.2              Het College heeft de klacht op 10 december 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klaagster is begin februari 2014 door haar huisarts verwezen naar de poli longziekten van het E in D (hierna: het ziekenhuis). De vraagstelling van de huisarts was om het elders ingezette slaapstoornisonderzoek voort te zetten en de behandeling over te nemen. Op 4 april 2014 heeft klaagster tijdens een polibezoek met longarts F gesproken. Bij verwijsbrief van 9 mei 2014 heeft deze klaagster doorverwezen naar de neuroloog voor een polysomnografie in verband met hyperventilatieklachten en apneu’s. Klaagster is op 14 mei 2014 na telefonisch contact met longarts F via de spoedeisende eerste hulp (SEH) opgenomen wegens dyspnoe. Aldaar heeft arts-assistent G klaagster onderzocht, bloed geprikt en een röntgenfoto gemaakt. In het verslag staat onder andere:

Anamnese SEH na TC met F: Gaat niet meer. Idee ’s nachts zuurstof te kort te hebben; katergevoel de volgende ochtend; alsof iemand met een baksteen op haar voorhoofd heeft geslagen. Wordt vaak snachts wakker met snelle ademhaling.  Wordt moe wakker, brok in haar keel. Overdag moe. Kan werk niet goed doen. Vaak duizelig. Geen last van stress/emoties (…).

Lichamelijk onderzoek

NZ negroide vrouw. Wat theatraal. (…)

Conclusie:   1. Hyperventilatie bij asthma/ cave bipolaire stoornis??

Beleid: Iom F

Opname longafdeling

Prednison 30mg per

Vernevelen 4dd vernevelen

Maatschappelijk werk inschakelen (pm icc psycholoog?)

FT aanvragen

Met collegiale hoogachting,                                      Voor gezien

G (artsass.)                                                                 F, longarts

2.2              Klaagster heeft drie dagen ter observatie en behandeling op de longafdeling gelegen. Beklaagde was op 15 en 16 mei 2014 supervisor van de longafdeling en alleen op die data was hij betrokken en heeft hij klaagster gezien. Op 15 mei 2014 heeft beklaagde met G en de betrokken verpleegkundige de situatie van klaagster besproken (‘papieren visite’) waarna hij klaagster heeft bezocht. Op 16 mei 2014 heeft G zonder aanwezigheid van beklaagde de situatie van klaagster besproken met de betrokken verpleegkundige (‘papieren visite’), heeft G overlegd met beklaagde en klaagster daarna wederom bezocht. Naast de behandeling met prednison en verneveling zijn er in de dagen dat klaagster was opgenomen verschillende metingen uitgevoerd, zoals het zuurstofgehalte in het bloed (zuurstofsaturatie), is fysiotherapie ingezet en is maatschappelijk werk in consult gevraagd. In de rapportage is het volgende vermeld:

15/5 (…)        Mw is zelfstandig onder de douche geweest.

                        Mevr heeft niet hyperventileerd,

                        mevr was niet benauwd

                        sat. 100%.

                        mevr wilde niet met fysio oefenen (…)

                        Maatschapp.werk is in consult gevraagd (…)

                        Mw moet eigen puff niet gebruiken alleen de vernevelaar

16/5 (…)          mw blijft aangeven duizelig te blijven, zich niet goed te voelen

                        Sat 99%, RR 112/61 p 64 T 37.1

                        Visite: stop ipramol, start eigen pufs ontslag evt het weekend

Mw heeft aan arts gezegd niet naar zo huis te willen dat eerst uitgezocht moet worden wat er aan gedaan kan worden, anders wil mw overgeplaatst worden naar een ander Z.H. (…) met mw besproken dat C vanmiddag met mw komt praten. mw gaf aan onderzoeken te willen krijgen als C dit niet doet wil ze naar H worden overgeplaatst (..)’.

2.4       Op 16 mei 2014 aan het einde van de middag is klaagster ontslagen uit het ziekenhuis. Er heeft een ontslaggesprek plaatsgevonden met klaagster door beklaagde, G en de betrokken verpleegkundige. Besloten is de behandeling van klaagster poliklinisch voort te zetten bij haar behandelend longarts F. Ook is klaagster doorverwezen voor een slaaponderzoek en een MRI-scan van het hoofd. In de rapportage is het volgende vermeld:

‘17.00             Mw had gesprek met C + G (…)

Vermoeidheid & benauwdheid nemen voor mw. toe in de laatste maanden. Mw zeg dat ze al 2-3 jaar klachten heeft maar afgelopen maanden hard achteruit gaat.

C                     - longfoto = normaal

                        - lab crp = laag geen infectie

                        - longfunctie = goed

                        - andere problemen moeten poliklinisch

                        - sat 99% -O2

                        * deze opname = observatie

                        daarna terug bij F op de poli. (…)

                        poliklinisch zal mw voor een slaaponderzoek moeten

mw wil overplaatsing naar ander zkh Artsen & verpleging zien geen aanwijsbare redenen voor overplaatsing (...)

maandag als F terug is direct op de poli bezoeken (…)

C wil MRI-scan voorschrijven om de rust bij mw te stellen om anatomische aanwijzing van hyperventilatie uit te sluiten

Mw mag naar huis.’

In de ontslagbrief d.d. 16 mei 2014 (met een kopie t.b.v. huisarts) is genoteerd:

(…) Zij zal op korte termijn terug gezien worden bij Longarts F, en tevens zal er ter geruststelling van patiente, en niet op medische gronden, een MRI-brein gemaakt worden.

Met collegiale hoogachting,

G, artsassistent longgeneeskunde

mede namens

C, longarts’

2.5       Beklaagde is daarna niet meer betrokken geweest bij de (poliklinische) behandeling van klaagster.

3.                  De klacht

Klaagster verwijt de beklaagde – zakelijk weergegeven – dat:

-           er gedurende de opname niet de nodige onderzoeken zijn verricht ondanks meerdere verzoeken daartoe door klaagster;

-           beklaagde bij de aanvraag van de MRI-scan heeft aangegeven dat die scan niet vanwege medische redenen werd aangevraagd, maar om klaagster gerust te stellen;

-           beklaagde zonder toestemming en overleg een psycholoog heeft ingeschakeld.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              Het College merkt op dat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. In het tuchtrecht is persoonlijke verwijtbaarheid het uitgangspunt.

5.2              Uit het medisch dossier blijkt dat klaagster na zorgvuldig onderzoek op de SEH ter observatie is opgenomen op de longafdeling. Gedurende de opname heeft klaagster prednison gekregen, vernevelingen en fysiotherapie. Dagelijks zijn de vitale parameters gecontroleerd, zoals de bloeddruk, hartslag en saturatiemetingen. Omdat uit de klinische situatie, de vitale parameters en de longfoto bleek dat de klinische pulmonale toestand van klaagster goed was en er geen aanwijzingen voor infecties waren, werd besloten dat verder onderzoek, zoals een slaaponderzoek en een MRI-scan, poliklinisch kon worden voortgezet. Er was geen  medische reden om klaagster langer opgenomen te houden, daarom is klaagster ontslagen uit het ziekenhuis. Hieruit volgt dat er tijdens de opname de nodige onderzoeken zijn gedaan, terwijl er geen redenen waren om klaagster opgenomen te houden totdat de nadere onderzoeken waren verricht. Het eerste klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

5.3              In de rapportage van 16 mei 2014 staat dat beklaagde een MRI-scan wil aanvragen “om de rust bij klaagster te stellen om anatomische aanwijzing van hyperventilatie uit te sluiten”.  Anderzijds staat in de ontslagbrief van diezelfde datum genoemd dat niet vanwege medische redenen de MRI-scan zal worden verricht maar ter geruststelling van patiënte. De MRI-scan heeft nog diezelfde maand plaatsgevonden. Dat mogelijk niet (alleen) vanwege medische redenen de MRI-scan is aangevraagd, maakt niet dat beklaagde daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Een MRI ‘ter geruststelling’ kan ook medisch zinvol zijn. Het College acht dit tweede klachtonderdeel ook kennelijk ongegrond.

5.4              Uit het medisch dossier blijkt verder dat klaagster bij haar opname op de SEH tegenover G heeft aangegeven dat zij thuis vastliep. Hierop heeft G in overleg met longarts F besloten om maatschappelijk werk in consult te vragen. Omdat de beslissing om maatschappelijk werk in te schakelen niet door beklaagde is genomen, kan beklaagde hier niet verantwoordelijk voor worden gehouden. Reeds daarom acht het College dit derde klachtonderdeel ook kennelijk ongegrond.

5.5              Om bovenstaande redenen zal de klacht in al haar onderdelen zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.                  De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 21 januari 2020 door M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, G.J. Dogterom, J.J.C.M. Rooijmans-Rietjens en B.F.Th. Hogewind, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door B.J. Dekker, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.