ECLI:NL:TGZRAMS:2020:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/294

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2020:11
Datum uitspraak: 21-01-2020
Datum publicatie: 21-01-2020
Zaaknummer(s): 2019/294
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Verweerster mocht de hoedanigheid van klager (wel of niet optredende als gemachtigde van patiente) in twijfel trekken bij zijn verzoek tot afgifte/inzage van het patientendossier. De twijfelachtigde hoedanigheid van klager maakt tevens dat hij niet ontvankelijk is in zijn klacht hierover. Niet ontvankelijk

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 30 juli 2019 binnengekomen klacht van:

A ,

werkzaam te B,

k l a g e r ,

volgens eigen opgave optredende als gemachtigde van C,

tegen

D,

huisarts,

werkzaam te E,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. S. Dik, verbonden aan DAS Rechtsbijstand.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      de brief van de gemachtigde van verweerster van 25 september 2019, ingekomen op 30 september 2019;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 11 november 2019 gehouden vooronderzoek;

-                      de op 9 december 2019 binnengekomen brief van 6 december 2019 van F, mentor van mevrouw C met bijlage.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Klager heeft op 29 april 2019 een brief gestuurd aan verweerster met het verzoek hem inzage in het dossier van mevrouw C (verder: patiënte) te verlenen. Klager beriep zich daarbij op een volgens hem door patiënte daartoe getekende machtiging.

2.2.      Bij brief van 13 mei 2019 heeft verweerster dit geweigerd, na hierover contact te hebben opgenomen patiënte.

3.         De klacht en het standpunt van klager,

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster hem als ‘gemachtigde’ van patiënte ten onrechte geen inzage in haar dossier heeft gegeven.

4.         Het standpunt van verweerster

Op het standpunt van verweerster wordt hieronder, voor zover van belang, ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Verweerster betwist – na naar eigen zeggen hierover met patiënte te hebben gesproken - zowel dat patiënte klager toestemming heeft gegeven haar dossier op te vragen, alsmede dat hij door haar gemachtigd is deze tuchtklachtprocedure te voeren. Volgens verweerster treedt de gemachtigde (mede) op namens de zoon van klaagster, aan wie een verbod is opgelegd contact te hebben met patiënte.

5.2.      Volgens klager heeft patiënte hem wel degelijk toestemming gegeven tot het opvragen van haar dossier, c.q. gemachtigd namens haar in rechte op te treden. Volgens klager probeert verweerster met haar stellingen enkel te voorkomen dat patiënte een klacht over verweerster kan indienen, terwijl er volgens klager zaken in de behandeling door verweerster niet goed zijn gegaan.

5.3.      Het college overweegt dat klager enkel inzage in het dossier van patiënte kan verkrijgen met (wilsbekwame) toestemming van patiënte zelf (artikel 7:457 Burgerlijk Wetboek, BW). Hetzelfde geldt voor het voeren van een tuchtrechtprocedure uit naam van patiënte. Patiënte is zelf niet op het vooronderzoek verschenen om haar mening hierover toe te lichten.

5.4.      Op 9 december 2019 heeft het tuchtcollege een brief ontvangen van de per 29 oktober 2019 aangestelde mentor van patiënte, mevrouw F te G. Hierin staat onder meer “(…) per 29-10-2019, is het mijn taak te interveniëren als de zorg en/of het welzijn van mijn cliënte in het geding is. Ik meen dat dit nu aan de orde is en ik wil u vragen dit mee te nemen in uw besluit om een zitting te houden om (patiënte) te horen aangaande de rechtszaken die zijn aangespannen tegen de voormalige huisarts van (patiënte) (…). (Patiënte) heeft me verschillende keren te kennen gegegevn dat ze hiervoor geen toestemming heeft gegeven. Ook is (patiënte) niet geïnformeerd over de rechtszittingen en over de procesgang. Om haar lijdensdruk niet te vergroten heb ik in in bijgevoegd schrijven namens haar alle vermeende machtigingen ingetrokken (…)”

5.5.      Uit het voorgaande maakt het college op dat patiënte ter zake wilsbekwaam heeft geuit tegenover haar mentor dat zij niet achter de vermeende machtigingen staat en dat tevens haar mentor hier niet mee akkoord is. Dit brengt met zich dat klager kennelijk niet bevoegd is om uit naam van patiënte een tuchtklacht in te dienen en niet ontvankelijk zal worden verklaard in zijn klacht tegen verweerster.

6. De beslissing

Verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus beslist op 21 januari 2020 door:

J. Recourt, voorzitter,

J.C. van der Molen en D.E. de Jong, leden-arts,

bijgestaan door C. Neve, secretaris.

WG   secretaris                                                                                       WG   voorzitter