ECLI:NL:TGZRSGR:2019:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-186

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:9
Datum uitspraak: 08-01-2019
Datum publicatie: 08-01-2019
Zaaknummer(s): 2018-186
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. De klacht betreft het handelen van de assistente van de tandarts, namelijk het niet inschrijven van klaagster om financiële redenen en haar afkomst. Nu beide partijen een andere interpretatie geven aan het gesprek, kan het college niet vaststellen dat er klachtwaardig is gehandeld. Klacht afgewezen.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, tandarts,

werkzaam te B,

verweerster,

gemachtigde: mr. S. Dik werkzaam te Amsterdam.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 13 augustus 2018,

- het verweerschrift,

- het aanvullend klaagschrift,

- het aanvullend verweerschrift.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       Het College heeft de klacht op 13 november 2018 in raadkamer behandeld.  

2.           De feiten

Klaagster heeft op 31 augustus 2017 en 14 december 2017 aan de balie gesproken met de assistente van verweerster. Gesproken is over de mogelijkheid voor klaagster om zich in te schrijven als patiënte in de praktijk. Uiteindelijk is het niet tot een inschrijving gekomen.

3.           De klacht

Klaagster verwijt verweerster dat haar assistente klaagster niet als patiënte heeft ingeschreven om financiële redenen en op basis van haar D afkomst.

4.        Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Klaagster heeft kunnen lezen dat verweerster een andere interpretatie geeft aan hetgeen haar assistente aan klaagster heeft gezegd dan klaagster daaruit heeft opgemaakt. Nu alleen klaagster en de assistente van verweerster aan die gesprekken hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen.

Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat (de assistente van) verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klaagster minder geloof verdient dan dat van de verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster en van verweerster evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.

5.2       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven op 8 januari 2019 door  Y.J. Wijnnobel-van Erp, voorzitter, C.H. van Breevoort-de Bruin, lid-jurist, H.C. van Renswoude, M.M.L.F. Smulders, H.W. Luk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.C. Zandman, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur Gezondheidszorg en Jeugd, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.