ECLI:NL:TGZRSGR:2019:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-144

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:5
Datum uitspraak: 08-01-2019
Datum publicatie: 08-01-2019
Zaaknummer(s): 2018-144
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Ongegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts is niet betrokken geweest bij het uitvoeren van de behandeling en de scan zodat klaagster in de klachtonderdelen hieromtrent niet-ontvankelijk is. Het College ziet voorts geen grond voor juistheid in de onderbouwing van klaagster van het klachtonderdeel dat de tandarts gaatjes niet op tijd vult zodat hij later een duurderde zenuwbehandeling kan uitvoeren en dat hij dit beleid alleen op buitenlanders toepast. Klaagster niet-ontvankelijk, klacht voor het overige afgewezen.  

Datum uitspraak: 8 januari 2019

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C , tandarts,

werkzaam te B,

verweerder.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift ontvangen op 27 juni 2018,

- de brief d.d. 16 juli 2018 van klaagster,

- het verweerschrift met bijlagen,

- de brief d.d. 12 oktober 2018 van klaagster.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 13 november 2018. De partijen, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2.         De feiten

2.1       Klaagster heeft zich op 8 augustus 2017 ingeschreven bij de tandartsenpraktijk van verweerder. Vanwege pijnklachten heeft klaagster de praktijk op 8 augustus 2017 bezocht. Een collega van verweerder heeft het gebit van klaagster gecontroleerd en twee bitewings (kleine röntgenfoto’s) en een OPT (orthopantomogram; een overzichtsfoto) gemaakt. De tandarts heeft aan klaagster uitgelegd welke behandelingen er volgens haar verricht moesten worden. Klaagster kon zich hier niet in vinden en is daarop boos geworden. Verweerder is toen in de behandelkamer gekomen om klaagster te kalmeren. Enkele weken later heeft klaagster telefonisch haar excuses aangeboden en is een vervolgafspraak gepland.

2.2       Op 20 augustus 2017 heeft verweerder het gebit van klaagster gecontroleerd en vier caviteiten geconstateerd. Op 5 oktober 2017 zijn de elementen 16 en 26 behandeld, op 26 oktober 2017 zijn de elementen 36 en 46 behandeld.

2.3       Op 14 december 2017 heeft klaagster zich uitgeschreven uit de praktijk van verweerder.

3.         De klacht

Klaagster verwijt verweerder zakelijk weergegeven (1) dat verweerder zijn praktijk onrechtmatig verrijkt door gaatjes niet op tijd te vullen zodat hij later een duurdere zenuwbehandeling kan uitvoeren. Dit beleid past hij alleen toe op buitenlanders. Ook verwijt klaagster verweerder dat (2) de eerste keer een foute behandeling is aangeboden en (3) er een onnodige scan is uitgevoerd.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       De klachtonderdelen twee en drie betreffen de behandeling die op 8 augustus 2017 door een collega van verweerder is uitgevoerd.

Beoordeeld dient te worden of verweerder een verwijt kan worden gemaakt dat wordt bestreken door de eerste tuchtnorm (artikel 47 lid 1 aanhef en onder a, Wet BIG), die betrekking heeft op de relatie tussen de zorgverlener en een patiënt. Nu verweerder niet degene was die klaagster op 8 augustus 2017 zorg heeft verleend, kan hiervan geen sprake zijn. Volgens de tweede tuchtnorm (artikel 47 lid 1 aanhef en onder b Wet BIG), is verweerder tevens onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in de hoedanigheid van tandarts in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg. Ook hiervan is in deze geen sprake, nu verweerder geen rol heeft gehad bij deze behandeling.

Klaagster zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de klachtonderdelen twee en drie.

5.2       Over klachtonderdeel één oordeelt het College als volgt. Ter zitting heeft klaagster desgevraagd verklaard dat zij dit klachtonderdeel baseert op het gegeven dat verweerder zelf ook buitenlander is en voorts op haar eigen sociale leven en kennis. In deze onderbouwing ziet het College geen grond voor de juistheid van dit klachtonderdeel. Ook voor het overige heeft het College geen aanwijzingen gevonden voor de juistheid ervan.

5.3       De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal voor het overige dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen twee en drie,

wijst de klacht voor het overige af.

Deze beslissing is gegeven door Y.J. Wijnnobel-van Erp, voorzitter, C.H. van Breevoort-de Bruin, lid-jurist, H.C. van Renswoude, M.M.L.F. Smulders, H.W. Luk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.C. Zandman, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2019.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij

niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur Gezondheidszorg en Jeugd , wie de

 aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.