ECLI:NL:TGZRAMS:2019:80 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/082

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:80
Datum uitspraak: 12-06-2019
Datum publicatie: 12-06-2019
Zaaknummer(s): 2019/082
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de huisarts op een huisartsenpost de diagnose appendicitis te hebben gemist en ten onrechte gedacht zou hebben aan buikgriep. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 12 februari 2019 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

arts,

werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r,  

gemachtigde: mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 9 mei 2019 gehouden vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      In de nacht van vrijdag 31 augustus op zaterdag 1 september 2018 kampte klaagster met buikpijn, waarvoor zij (tegelijkertijd) paracetamol als ibuprofen had ingenomen. In de vroege ochtend van zaterdag 1 september 2018 heeft zij telefonisch contact opgenomen met de Huisartsenpost (HAP) te B.

2.2.      Verweerster, werkzaam als huisarts, had op 1 september 2018 dienst op de HAP   van 08:00 uur tot 16:00 uur en heeft klaagster die ochtend van 1 september gezien op haar consult. In het medisch dossier staat daarover vermeld:

“ contactdatum:1-9-2018

(….)

(initialen verweerster) Sinds nacht 30-31 aug. Wat pijn bovenbuik, gisteren ook wat, maar kon alles doen, vannacht om 2 uur wakker van buikpijn bovenbuik centraal, misselijk, vanochtend overgegeven, daarna klachten verbetert. Geen andere veoding gehad. Vannacht wrs koorts gehad, nu niet meer. Def normaal

(initialen verweerster) T 36.6, RR 104/64, loopt normaal

Abdomen: slank, normale darmgeluiden, soepel, iets drukpijn net onder navel, geen defense

(initialen verweerster) uitleg, wrs viraal, steeds kleine beetjes drinken, lichtverteerbaren eten etc., bij vergering klachten contact

(…) ”.

2.3.      Na dit consult heeft verweerster klaagster niet meer gezien.

2.4.      Na het consult bij verweerster heeft klaagster – in het weekend van zaterdag 1 en zondag 2 september 2018 – nog tweemaal telefonisch contact opgenomen met de HAP en zij is nog tweemaal op consult geweest bij verschillende collega’s van verweerster.

2.5.      Op maandag 3 september 2018 is klaagster door haar eigen huisarts onderzocht, die haar heeft doorverwezen naar de Spoedeisende Hulp (SEH) van het ziekenhuis, waar (uiteindelijk) de diagnose appendicitis werd gesteld. Tijdens de operatie bleek reeds sprake van een geperforeerde appendicitis.

2.6.      Op 29 oktober 2018 heeft verweerster een nagesprek gehad met klaagster naar aanleiding van een door klaagster ingediende klacht bij de klachtenfunctionaris van de HAP. Op 12 februari 2019 heeft klaagster onderhavige tuchtklacht ingediend.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster te kort is geschoten in de zorg die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend zorgverlener mag worden verwacht. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij tijdens het consult van 1 september 2018 de diagnose (geperforeerde) appendicitis heeft gemist.

Ter onderbouwing van haar klacht stelt klaagster dat verweerster – ondanks klaagsters hevige buikpijnklachten - ten onrechte op 1 september 2018 heeft nagelaten bloed af te nemen en ten onrechte heeft nagelaten een echo te maken.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Het missen van de juiste diagnose betekent op zichzelf nog niet dat de klacht gegrond is. De klacht is pas gegrond als vast komt te staan dat de wijze waarop verweerster tot de onjuiste diagnose is gekomen in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht. Bij de beoordeling daarvan wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klaagster klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard. Bovendien is in het tuchtrecht persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt.

5.2.      Verweerster heeft op 1 september 2018 een anamnese afgenomen en lichamelijk onderzoek verricht bij klaagster naar aanleiding van pijnklachten in de maagstreek. Klaagster kwam normaal lopend de spreekkamer binnen, oogde op dat moment niet pijnlijk en kon zelfstandig de onderzoekstafel op komen. Bij onderzoek was geen sprake (meer) van koorts en verweerster constateerde een soepele en slanke buik, normale darmgeluiden en iets drukpijn onder de navel, maar klaagsters pijn begon – zoals door klaagster ook nog bevestigd ter gelegenheid van het mondeling vooronderzoek – boven de navel, in het maagkuiltje, en straalde door naar linksonder de navel. Een symptoom van een appendicitis daarentegen is  uitstralende buikpijn juist naar de rechterzijde, onder in de buik. Daarnaast was geen sprake van défense musculaire. Verweerster was er niet van op de hoogte dat klaagster het overgeven zelf had opgewekt en is ervan uit gegaan dat het effect van de pijnmedicatie gedurende het consult reeds was afgenomen. Het college is van oordeel dat die veronderstelling niet onaannemelijk is. Op basis hiervan heeft verweerster de klachten geduid als buikgriep. Zij heeft klaagster afgeraden ibuprofen in te nemen en aangegeven bij verergering van de klachten opnieuw contact met de HAP op te nemen. Het college is van oordeel dat verweerster zowel de anamnese als het lichamelijk onderzoek voldoende zorgvuldig heeft verricht en dat de door haar vergaarde gegevens haar werkdiagnose buikgriep konden dragen. Anders dan klaagster, is het college niet van oordeel dat het afnemen van bloed en het bepalen van de CRP-waarde op dat moment geïndiceerd was.

Twee dagen later is klaagster opgenomen in het ziekenhuis, waarna vervolgens op basis van (vervolg-)onderzoek geconcludeerd werd dat sprake was van een reeds  geperforeerde appendicitis. Een appendicitis is een aandoening die lastig te diagnosticeren is. Klinische verschijnselen voor de aanwezigheid hiervan bij klaagster waren bij anamnese en lichamelijk onderzoek door verweerster op 1 september 2018 niet zichtbaar. Dat verweerster op dat moment niet bedacht is geweest op de – mogelijkheid van – appendicitis, daarnaar geen nader onderzoek heeft verricht (door het afnemen van bloed, het bepalen van de CRP-waarde of anderszins), is dan ook niet onzorgvuldig te achten. De klacht wordt afgewezen.

5.3.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college wijst de klacht af.

Aldus beslist op 12 jun i 2019 door:

E.A. Messer, voorzitter,                                                       

H.C. Baak en H.J. Kolthof, leden-arts,

bijgestaan door A. Kerstens, secretaris.

WG  secretaris                                                                                          WG voorzitter