ECLI:NL:TGZRAMS:2019:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/127

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:2
Datum uitspraak: 16-01-2019
Datum publicatie: 16-01-2019
Zaaknummer(s): 2018/127
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster dat zij foutieve gezondheidsverklaringen heeft afgegeven aan de Belastingdienst. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 5 april 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r

tegen

C,

huisarts,

werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r ,

gemachtigde: mr. E. van der Linde, verbonden aan VvAA rechtsbijstand te Utrecht.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 24 september 2018 gehouden vooronderzoek;

-                      de op 2 mei 2018 en 5 juni 2018 binnengekomen brief met bijlage van klager;

-                      de correspondentie over bijstand van klager.

De klacht is op een openbare zitting behandeld.

Partijen waren aanwezig. Klager werd bijgestaan door mevrouw D en verweerster door haar gemachtigde mr. Van der Linde.             

2.         De feiten

2.1       Klager is geboren op juni 1950 en is sinds 2010 patiënt bij verweerster.

2.2.      Verweerster is sinds 1987 huisarts en sinds 2009 werkzaam als huisarts bij E te B.

2.3.      Gedurende de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015 is klager op het spreekuur geweest van een zelfstandig waarnemend huisarts voor verweerster en een andere huisarts in E.

2.4.      Ieder jaar moet er door klager belastingaangifte worden gedaan. Voor teruggave van dieetkosten moet een formulier van de belastingdienst worden ingevuld (de zogeheten dieetbevestiging).

2.5.      Op 24 februari 2016 heeft verweerster op verzoek en in het bijzijn van klager de dieetbevestiging ten behoeve van klager voor het jaar 2015 ingevuld.

2.6.      Op 29 maart 2017 heeft verweerster de dieetbevestiging ten behoeve van klager ingevuld voor het jaar 2016.

2.7.      Op 28 november 2017 was klager in de praktijk van verweerster en verzocht de dieetbevestigingen van 2012-2016 opnieuw in te vullen. Deze waren volgens de belastingdienst niet goed ingevuld. Verweerster heeft de dieetbevestigingen van 2012-2016 die klager had meegenomen ten behoeve van klager opnieuw ingevuld.

2.8.      Tevens heeft verweerster op 28 november 2017 de door klager meegebrachte dieetbevestigingen ten behoeve van zoon F, geboren op  november 2011, over de jaren 2012-2016 opnieuw ingevuld.

2.9.      Op 29 november 2017 was klager wederom in de praktijk van verweerster met opnieuw het verzoek de dieetbevestigingen van 2012-2016 in te vullen van zowel hem als van zijn zoon. Verweerster heeft de dieetbevestigingen opnieuw ingevuld en heeft met behulp van haar assistente daarvan een kopie gemaakt.

2.10.    Op 31 januari 2018 verzocht klager nogmaals de dieetbevestigingen van 2012-2016 van klager en zoon opnieuw in te vullen zoals dat destijds door de andere collega huisarts was gedaan.

2.11.    Op 7 februari 2018 is klager gebeld om een afspraak te maken over de in te vullen dieetbevestigingen.

2.12.    Op 13 februari 2018 vond die afspraak plaats. Verweerster heeft toen geen dieetbevestigingen ten behoeve van klager en zoon ingevuld, maar heeft op verzoek van klager op schrift gesteld welke ziektes klager en zijn zoon hebben. In de verklaring ten behoeve van klager vermeldt verweerster: ‘ Bovengenoemde dhr heeft volgende ziektes sinds februari 2011 tot heden.

-Diabetesmelitus (suikerziekte)

-Hooge cholestorool

-Schimmel van de voet en nagels.’

In de verklaring ten behoeve van zoon F vermeldt verweerster: ‘ Bovengenoemde dhr heeft sinds 2011 tot heden volgende chronische ziektes.

-Astma

-Chronishce darm klachten met name obstipatie. ’

2.13. Op 14 februari 2018 had klager wederom een afspraak met verweerster. Hij bracht de dieetbevestigingen van 2013 en 2014 mee van hem en zijn zoon F. Verweerster heeft de dieetbevestigingen ingevuld zoals in 2015 door de andere huisarts was gedaan. Hiervan heeft verweerster kopieën gemaakt.

2.14. Op 28 maart 2018 kwam klager naar verweerster met medische klachten. Er volgde een gesprek. Daarover vermeldt het medisch dossier:

‘p: uitleg, nog eens/ mbt med.informatie

s:nog eens gesprek mbt ontbreken van vertrouwensrelatie tussen de patient en arts, nog eens gewezen dat patient weigert om onderzoeken te doen zoals laboratoriumonderzoek reeds enkele malen verwezen en patient heeft geweigerd., gewezen op feit dat hij andere huisarts zal zoeken. Patient heeft beledigende uitspraken gedaan over arts, en bedreigingen met rechtbank.

2.15. Op 4 april 2018 is klager uitgeschreven uit de praktijk van verweerster.

3.         De klacht en het standpunt van klager

Klager verwijt verweerster zakelijk weergegeven dat verweerster in de dieetbevestigingen van de belastingdienst bepaalde zaken ten onrechte heeft doorgekrast en bovendien de formulieren verkeerd heeft ingevuld.

4.            Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Het eerste klachtonderdeel ziet op het doorkrassen van bepaalde zaken in de formulieren dieetbevestigingen van de belastingdienst. Volgens klager beschouwt de belastingdienst de formulieren daardoor niet meer als valide waardoor klager niet in aanmerking komt voor aftrek van dieetkosten. Ter zitting is gebleken dat de doorhaling ziet op het woordje ‘Luchtwegen’ in de dieetbevestiging van 2016 van zoon F. Verweerster heeft toegelicht dat zij het woordje ‘Luchtwegen’ heeft doorgestreept omdat alleen als de zoon zou leiden aan de luchtwegaandoening COPD de daarvoor gemaakt kosten voor aftrek in aanmerking zouden komen. Zoon F lijdt evenwel niet aan COPD, aldus verweerster. Verweerster heeft  toegelicht dat zij klager heeft proberen uit te leggen dat voor de astmatische aandoening waaraan de zoon wél lijdt, geen vergoeding mogelijk is. Nu het Nederlands niet de moedertaal is van klager noch van verweerster en daarin wel onderling is gecommuniceerd, kan er verwarring zijn ontstaan over de inhoudelijke reikwijdte van de formulieren, maar dat laat onverlet dat verweerster hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Verweerster heeft met juistheid toegelicht dat zij alleen datgene kan vermelden wat gestoeld is op medische gegevens van de patiënt. Het college is van oordeel dat verweerster hiermee zorgvuldig en juist heeft gehandeld, temeer nu verweerster om klager ter wille te zijn, op correcte wijze heeft verklaard aan welke ziektes klager en zijn zoon F leden. Zij heeft op meerdere momenten uitgebreid de tijd genomen om klager te woord te staan en de formulieren met hem door te nemen. Deze klacht slaagt daarom niet.

5.2.      Het tweede klachtonderdeel ziet erop dat verweerster de dieetbevestigingen van klager en zoon F niet goed heeft ingevuld. Het college kan klager daarin niet volgen. Allereerst merkt het college op dat datgene wat in een dieetbevestiging is ingevuld in een jaar  niet automatisch betekent dat in het daaropvolgende  jaar diezelfde informatie moet worden vermeld. Verweerster heeft zich bij het invullen van de formulieren telkenmale gebaseerd op medische gegevens van klager alsmede van zijn zoon in het aan de orde zijnde jaar en in lijn met wat haar collega destijds had ingevuld. Naar het oordeel van het college heeft verweerster om klager tegemoet te komen de dieetbevestigingen over 2012-2016 opnieuw ingevuld. Daarmee heeft zij klager zeker niet tekort gedaan. Dit klachtonderdeel slaagt derhalve niet.

5.3.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college wijst de klacht af.

Aldus beslist door:

 J. Brand, voorzitter,

M.A. de Meij, I. Boekhout, en P.D. Meesters, leden-beroepsgenoten,

M.P. Sombroek-Van Doorm, lid-jurist,

bijgestaan door S.R.I. Roos-Bollen, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2019.

WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                          voorzitter