ECLI:NL:TGZRAMS:2019:197 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/245

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:197
Datum uitspraak: 14-10-2019
Datum publicatie: 14-10-2019
Zaaknummer(s): 2019/245
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster tijdens het bezoek van klager aan huisartsenpost op 13 juni 2019 zonder enige motivering geweigerd heeft eenvoudig acute zorg te verlenen aan klager.   Kennelijk ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 18 juni 2019 binnengekomen klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen

C,

huisarts,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: mr. K. Zeylmaker, als jurist verbonden aan ARAG SE te Rotterdam.             

1.         De procedure

1.1       Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift;

-                      de op 15 juli 2019 binnengekomen brief van klager;

-                      het verweerschrift met de bijlage;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek.

1.2       Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1       Klager is een gepensioneerd KNO-arts. Op 13 juni 2019 kreeg hij ’s nachts pijn in zijn linker oog. Klager vermoedde een corpus alienum als oorzaak en heeft zelf tevergeefs getracht het te verwijderen.

2.2       Omstreeks 06.30/07.00 uur die ochtend heeft klager, onaangekondigd, de Huisartsenpost E (hierna: HAP) bezocht. Klager kreeg van de balie medewerkster/assistente te horen dat hij met dit probleem in de loop van die ochtend naar de eigen huisarts kon gaan. Omdat klager aandrong op hulp werd er overlegd met de dienstdoende huisarts op de HAP – dit was verweerster. Dit overleg leidde niet tot verandering van het beleid. Klager werd geadviseerd paracetamol tegen de pijn in te nemen en zich te melden bij de eigen huisarts.

Vervolgens werd klager door verweerster te woord gestaan. Verweerster heeft klager toegelicht dat dit geen spoedgeval betrof en dat klager zich met dit probleem binnen korte tijd bij de eigen huisarts kon melden. Omdat klager bleef aandringen op hulp gaf verweerster klager uiteindelijk toch een inschrijf/intake-formulier. Klager had inmiddels het vertrouwen in de zorgverlener verloren en heeft van onderzoek en behandeling door verweerster afgezien. Klager heeft de HAP verlaten.

2.3       Eenmaal thuis lukte het klager toch om zelf het vuiltje uit zijn linker oog te verwijderen. 

2.4       Klager had al tijdens zijn bezoek bij de Hap besloten tot het indienen van een tuchtklacht. Kort daarna is de klacht van klager bij het college binnengekomen.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster tijdens het bezoek van klager aan de HAP op 13 juni 2019 zonder enige motivering geweigerd heeft eenvoudige acute zorg te verlenen aan klager.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       De klacht heeft betrekking op het eenmalige en onaangekondigde bezoek van klager aan de HAP, tijdens de dienst van verweerster.

5.2       Verweerster heeft in haar verweer het volgende aangevoerd.

De HAP is bedoeld voor spoedeisende situaties. In casu was daar geen sprake van. Dit is zowel door de dienstdoende triagist/assistente aan klager uitgelegd als door verweerster zelf. Klager kwam onaangekondigd. Wanneer hij vooraf gebeld zou hebben had klager geweten dat hij met zijn klacht op dat uur niet op de HAP terecht kon maar zich daarmee in de loop van de ochtend bij de eigen huisarts kon melden. Verweerster heeft desondanks aangegeven bereid te zijn, wanneer zij tijd had, klager verder te helpen. Klager moest dan wel eerst een intakeformulier invullen. Klager heeft dit niet gedaan en heeft de HAP verlaten. Van een weigering om zorg te verlenen is volgens verweerster geen sprake geweest.

5.3       De vraag die beantwoord moet worden is of verweerster ‘binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening’ is gebleven. Kort gezegd; of zij voldoende zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld.

Het college is van oordeel dat deze vraag positief moet worden beantwoord.

Het college heeft er alle begrip voor dat een vuiltje in het oog vervelend is. Het college is van oordeel dat dit in dit geval geen medisch probleem betrof waarvan behandeling geen uitstel kon vergen, zeker nu de eigen huisarts op afzienbare termijn beschikbaar zou zijn. Het aanvankelijk gegeven advies om paracetamol tegen de pijn in te nemen en zich diezelfde ochtend nog te melden bij de eigen huisarts was dan ook (medisch) correct.

Uiteindelijk heeft verweerster toch onderzoek/behandeling aangeboden aan klager. Het college heeft geconstateerd dat klager zelf besloten heeft hiervan af te zien en de HAP te verlaten.

Alles overziend luidt de conclusie dat van een ongemotiveerde weigering om acute zorg te verlenen geen sprake geweest.

5.5       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 14 oktober 2019 door:

J. Recourt, voorzitter,

C. van der Molen en I. Boekhout, leden-arts,

bijgestaan door S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris.

WG                                                                                                   WG

secretaris                                                                                       voorzitter