ECLI:NL:TGZCTG:2019:58 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.451

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:58
Datum uitspraak: 07-03-2019
Datum publicatie: 07-03-2019
Zaaknummer(s): c2017.451
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De moeder van klager (patiënte) verbleef de laatste dagen van haar leven in het ziekenhuis waar de arts werkzaam was. Klager verwijt de arts dat de in opdracht van de arts gemaakte longfoto niet is beoordeeld, althans niet is teruggekoppeld aan klager/patiënte. Daarnaast heeft de arts opdracht gegeven voor het afnemen van bloed, maar dit is niet gebeurd. Ten slotte heeft de arts patiënte niet onderzocht, ondanks de verslechtering van de situatie van patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de thoraxfoto geen aanwijzingen voor een longontsteking of overvulling vertoonde. Nu er geen zorgen uit de thoraxfoto bleken, bestond er anders dan klager heeft aangevoerd, geen aanleiding om de bevindingen in de nachtdienst terug te koppelen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.451 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. S. Stein te Rotterdam,

tegen

F., arts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. R.J. Peet te Utrecht.

1.               Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 17 januari 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te

Den Haag tegen F. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

15 augustus 2017, onder nummer 2017-012f heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2018.007, C2017.448, C2017.449 en C2017.450 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 7 februari 2019, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de arts, bijgestaan door haar gemachtigde.

Mr. Stein heeft de standpunten van klager toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.               Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.      De feiten

2.1       Klager is de zoon van mevrouw H., geboren op 1 juli 1951 en overleden op

29 september 2014 (hierna: patiënte).

2.2       Van 19 september 2014 tot haar overlijden was patiënte opgenomen in het I. te B.. Verweerster was in die periode arts-assistent interne geneeskunde in het I.. In het weekend van 27 en 28 september 2014 had verweerster dienst gedurende de nacht.

2.3       Op 27 augustus 2014 was patiënte met haar zoons op consult in het I.. De zonen hebben daarbij verteld dat patiënte net terug was uit J.. Zij zou daar driemaal per week gedialyseerd hebben, alsmede tweemaal extra in verband met vocht vasthouden. Tevens was patiënte in J. opgenomen geweest in verband met pneumonie, waarvoor zij vier verschillende antibiotica had gekregen. In de periode waarin het consult plaatsvond ging het elke dag slechter met patiënte en was zij toenemend suf en krachteloos, aldus de zoons. Uit het medisch dossier blijkt verder het volgende.

2.4       Op 19 september 2014 is patiënte opgenomen in het I. met klachten van algehele malaise en aanhoudende verwardheid. Haar voorgeschiedenis vermeldt overgewicht, suikerziekte, hoge bloeddruk en nierfalen, waarvoor sinds 2010 hemodialyse. Tevens was patiënte bekend met coronair lijden en een chronisch lymfatische leukemie.

2.5       Op 26 september 2014 kreeg patiënte drukkende pijn op haar borst. In overleg met de geconsulteerde cardioloog is onderzoek gedaan naar mogelijke cardiale problematiek als verklaring voor patiëntes toestand. Een acute cardiale oorzaak is toen door de cardioloog op basis van de bevindingen uitgesloten.

2.6       Op 28 september 2014 had patiënte ’s avonds om 19.00 uur koorts met een temperatuur van 39 oC. Er is toen een anamnese afgenomen en lichamelijk onderzoek verricht door een collega van verweerster, de arts-assistent van de dagdienst. Het dossier vermeldt dat patiënte ten tijde van dit onderzoek geen klachten van pijn op de borst had. De betreffende arts heeft telefonisch overlegd met de internist SS., die heeft besloten te starten met breedspectrum antibiotica, omdat vanwege de temperatuurstijging gedacht werd aan een eventuele infectueuze oorzaak. Ook werd besloten tot het maken van een röntgenfoto van het hart en de longen (thoraxfoto) en tot oriënterend bloedonderzoek om te kunnen bepalen of er eventueel sprake was van een infectie bij patiënte. Er is bij patiënte bloed afgenomen; van dit bloed waren echter de rode bloedcellen te zeer beschadigd voor het volledige aangevraagde laboratoriumonderzoek, waardoor het nodig was opnieuw bloed bij patiënte af te nemen. Enkele waarden konden met het afgenomen bloed wel worden bepaald: het leukocytengetal was sterk gestegen. Verweerster heeft in de avond van 28 september 2014 de thoraxfoto beoordeeld; deze vertoonde geen aanwijzingen voor een longontsteking of overvulling. Nadat het niet was gelukt om opnieuw bloed af te nemen, heeft verweerster besloten dat dit de volgende dag bij de geplande dialyse kon plaatsvinden. Zij heeft het reeds ingezette beleid gecontinueerd.

2.7       In de ochtend van 29 september 2014 is patiënte met lage zuurstofspanning, suf en niet goed aanspreekbaar aangetroffen door de verpleegkundige, die verweerster heeft gebeld. Verweerster heeft patiënte daarop direct beoordeeld en de arts van de Intensive Care in consult gevraagd. Spoedig daarna stopte de bloedsomloop van patiënte. Uitgebreide pogingen tot reanimatie mochten niet baten. Patiënte is om ongeveer half acht overleden.

3.         De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerster heeft op 28 september opdracht gegeven om een longfoto te maken. Deze foto is niet beoordeeld, althans dit is niet teruggekoppeld aan klager en/of patiënte.

Vervolgens heeft verweerster op 28 september 2014 opdracht gegeven tot het afnemen van bloed. Dit is niet gebeurd en verweerster heeft ook niet gecontroleerd of het gebeurd was.

Ten slotte heeft verweerster patiënte niet meer onderzocht in de nacht van 28 op 29 september 2014.

4.       Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.       De beoordeling

5.1       Het College overweegt het volgende.

Uit de feiten volgt dat verweerster op 28 september 2014 wel de in opdracht van de internist gemaakte thoraxfoto heeft beoordeeld. Hierop waren geen aanwijzingen voor een infectie en/of overvulling zichtbaar. Het College volgt verweerster in haar keuze om, bij deze patiënte met een chronische lymfatische leukemie, het reeds ingezette beleid – behandeling met een breedspectrum antibioticum – niet te wijzigen of uit te breiden. Verweerster erkent dat de uitslag van de longfoto op dat moment niet met klager is besproken vanwege de werkdruk die de weekenddiensten met zich meebrengen en die een uitgebreide communicatie met patiënt en familie in de weg staat. Zij heeft aangevoerd dat, als er aanwijzingen op de thoraxfoto te zien zouden zijn geweest, zij dit wel met klager zou hebben besproken.

Het College is van oordeel dat het zorgvuldiger was geweest als verweerster de uitslag van de thoraxfoto wel aan klager zou hebben meegedeeld. Dat geldt te meer nu uit het dossier blijkt dat klager zich die avond grote zorgen maakte en die zorgen tegenover de verpleging heeft geuit, terwijl patiënte bovendien de volgende ochtend is overleden. Dit overlijden was echter redelijkerwijze niet voorzienbaar op grond van de onderzoeksbevindingen: de thoraxfoto leverde geen relevante informatie op voor een verklaring van de klachten van patiënte, ook niet voor mogelijk hartfalen. Daarom acht het College het feit dat verweerster de uitslag niet aan klager heeft meegedeeld niet zo ernstig dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

5.2       Verder blijkt uit het dossier dat op 28 september 2014 daadwerkelijk bloed bij patiënte is afgenomen, waarvan de onderzoek uitslagen door haar collega van de dagdienst – van wie zij later de dienst overnam – in overleg met de internist zijn beoordeeld. De internist met wie deze collega heeft overlegd heeft mede op basis van deze uitslagen het beleid bepaald. Omdat het bloed niet geschikt bleek voor alle aangevraagde laboratorium onderzoeken en daarom nogmaals bloedafname nodig was , heeft verweerster, na overname van de dienst, in het dossier genoteerd “Lab: niet gelukt om te prikken” en als beleid: “CRP morgen op dialyse meeprikken”. Anders dan in de klacht verwoord heeft verweerster dus wel gecontroleerd of bloed was afgenomen en toen dat niet gelukt was voor een andere oplossing gekozen, te weten de dag erna bij de geplande nierdialyse bloedafname te verrichten. Ook bij die keuze heeft het College geen bedenkingen. Verweerster valt op dit punt evenmin een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.3       Ten slotte verwijt klager verweerster dat zij geen onderzoeken meer heeft verricht in de nacht van 28 op 29 september 2014. Uit de toelichting op de klacht(en) leidt het College af dat klager vindt dat er die avond uitgebreid en aanvullend onderzoek gedaan had moeten worden naar mogelijke hartproblemen. Het College overweegt hierover dat verweerster op 28 september 2014 vanaf 21.00 uur dienst had. Zoals uit het voorgaande blijkt was patiënte die avond reeds onderzocht door een collega van verweerster, die had overlegd met de internist over het te voeren beleid. De beoordeling van de thoraxfoto gaf geen aanleiding om dat beleid te wijzigen of op dat moment nader onderzoek te doen. Ook overigens ziet het College in het dossier geen aanwijzingen die maken dat verweerster patiënte gedurende de nacht opnieuw had moeten onderzoeken of de cardioloog in consult had moeten vragen. Dit klachtonderdeel faalt dus ook.

5.4       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

5.5       Het College overweegt tot slot dat goed te begrijpen is dat het feit dat klager niet bij het overlijden van zijn moeder aanwezig is geweest hem veel pijn en verdriet doet. Uit het dossier, dat goed is bijgehouden, blijkt niet dat er in de periode van de opname voor verweerster kenbare acute symptomen of duidelijke medische aanwijzingen waren dat patiënte spoedig zou komen te overlijden of die tot ander handelen van verweerder hadden moeten leiden. Zij heeft naar het oordeel van het College gedaan wat onder de omstandigheden naar professionele maatstaven op medisch gebied redelijkerwijs van haar mocht worden verwacht. Ondanks verschillende onderzoeken, ook door andere artsen, is er geen duidelijkheid ontstaan over de precieze oorzaak of oorzaken van de klachten van deze zeer kwetsbare patiënte, die aan verschillende ernstige aandoeningen leed. Helaas doet zich soms een dergelijke situatie voor, waarbij ook adequaat optreden van artsen niet leidt tot een behandeling die de patiënt(e) kan redden. Wel geeft het College verweerster in overweging naar aanleiding van de onderhavige kwestie de (coördinatie van) de communicatie met mantelzorgers door de verschillende artsen die bij een patiënt(e) betrokken zijn nog eens in het I. bespreekbaar te maken, nu niet gebleken is dat klager in de periode van de opname met enige arts een gesprek heeft gehad.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klager beoogt met zijn beroep zijn klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrond verklaring van het beroep.

4.2       De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege overweegt ten aanzien van de klacht dat de arts de bevindingen van de thoraxfoto van 28 september 2014 niet heeft teruggekoppeld aan patiënte dan wel klager in aanvulling op het Regionaal Tuchtcollege als volgt. Vast staat dat de thoraxfoto geen aanwijzingen voor een longontsteking of overvulling vertoonde. Nu er geen zorgen uit de thoraxfoto bleken, bestond er anders dan klager heeft aangevoerd, geen aanleiding om de bevindingen in de nachtdienst terug te koppelen. Ook overigens zijn er geen symptomen en signalen geconstateerd die noopten tot nader onderzoek dan wel terugkoppeling in de nachtdienst.

4.4       Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen , met dien verstande dat de zin “ Wel geeft het College verweerder in overweging naar aanleiding van de onderhavige kwestie de (coördinatie van) de communicatie met mantelzorgers door de verschillende artsen die bij een patiënt(e) betrokken zijn nog eens in het I. bespreekbaar te maken, nu niet gebleken is dat klager in de periode van de opname met enige arts een gesprek heeft gehad. ” komt te vervallen nu niet is gebleken dat de communicatie voorafgaand aan 28 september 2014 slecht is verlopen. Hierbij neemt het Centraal Tuchtcollege in aanmerking dat klager ter terechtzitting in beroep heeft verklaard dat de communicatie buiten de door hem beklaagde situatie altijd goed is verlopen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door:  J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, B.J.M. Frederiks en

M.W. Zandbergen, leden-juristen en B.J.M. Mulder en H.E. Sluiter, leden-beroepsgenoten en

M. van Esveld, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2019.

            Voorzitter   w.g.                                             Secretaris  w.g.