ECLI:NL:TGZRSGR:2018:155 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-036

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2018:155
Datum uitspraak: 16-10-2018
Datum publicatie: 16-10-2018
Zaaknummer(s): 2018-036
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Kennelijk ongegronde klacht tegen een maag-darm-leverarts. Uit het medisch dossier blijkt dat klaagster door de maag-darm-lever-arts wel lichamelijk is onderzocht. Het College kan het beleid van de maag-darm-lever-arts,  het opnieuw voorschrijven van medicatie en bij aanhoudende klachten aanvullend diagnostisch onderzoek, volgen. Dat jaren later in 2018 blijkt dat sprake was van een ileus staat in een te ver verwijderd verband met het handelen van de maag-darm-lever-arts in 2014. Klacht afgewezen.      

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, maag-darm-leverarts,

werkzaam te B,

verweerster,

gemachtigde: mr. J.P.M. Simons, werkzaam te Rotterdam.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 28 februari 2018;

- het verweerschrift met bijlagen;

- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek op 17 mei 2018.

1.2       Het College heeft de klacht op 4 september 2018 in raadkamer behandeld.  

2.           De feiten

2.1              Klaagster, geboren in 1979, heeft al meer dan tien jaar darmklachten. De

klachten kwamen aanvalsgewijs ongeveer twee tot zes keer per jaar en bestonden uit een opgezette buik, obstipatie, geen eetlust, braken en hevige krampen in de maag/darmstreek.

2.2              Op 26 september 2013 heeft klaagster vanwege de darmklachten de eerste hulp van

het D te B (hierna: het ziekenhuis) bezocht. Bij lichamelijk onderzoek en laboratoriumonderzoek werden geen afwijkingen gevonden en op de buikoverzichtsfoto waren er geen aanwijzingen voor ileus. In december 2013 – klaagster was toen zwanger – heeft zij vanwege haar darmklachten de eerste hulp van het E te F bezocht. De conclusie was toen zwangerschapsconstipatie.

2.3              In mei 2014 meldde klaagster zich wederom op de eerste hulp van het ziekenhuis. De

conclusie was wederom zwangerschapsconstipatie. Na twee dagen aan het infuus te hebben gelegen mocht klaagster weer naar huis.

2.4               Verweerster is werkzaam als mdl-arts in het ziekenhuis. Na verwijzing door haar

toenmalige huisarts is klaagster op 24 juni 2014 voor het eerst bij verweerster op consult geweest. Klaagster was ten tijde van dit consult 37 weken zwanger. Blijkens het verslag van

verweerster van 24 juni 2014 is als volgt besloten:

Conclusie                                   (…)

            dd: functioneel, nu 37 weken zwanger, heeft molaxole

            gaat redelijk

nu even expectatief beleid en verder onderzoek inzetten na zws

                                                     plan:

                                                     controle sept 2014 met lab

                                                     molaxole doorgaan

Orders

Orders vanuit polikliniek D          -MDL: Afspraak plannen polikliniek”

2.5              Na de bevalling vond vervolgens op 16 september 2014 het tweede consult bij

verweerster plaats.

Verweerster heeft laboratoriumonderzoek uit laten voeren. Het onderzoek liet geen relevante afwijkingen zien. Uit het verslag van verweerster blijkt onder andere als volgt:

“Anamnese                            (…)

A: het gaat beter, dagelijks ontlasting, heeft

molaxole afgebouwd tot 1d1, is tevreden, wil eiegnlijk nog wel verder afbouwen.

26 juli bevallen van gezonde zoon, sectio, geeft BV.

                                                                       C: obstipatieklachten

                                                                       plan: medicatie op verzoek van pte nu stoppen

                                                                       wil graag om de dag gebruiken

controle 3 maanden, beoordelen klachten en evt verder onderzoek, bij klachten eerder brief gedicteerd 16/9

            Orders

            Orders vanuit polikliniek D                -MDL: Afspraak plannen polikliniek”

2.6              In de brief d.d. 15 oktober 2014 heeft verweerster het volgende - voor zover hier

relevant - aan de huisarts van klaagster geschreven:

“Bij controle vertelt patiënte dat het eigenlijk met Molaxole heel goed gaat en wil dit verder afbouwen, ik heb gezegd dat dit kan. Ik wil haar toch nogmaals controleren gezien de eerdere heftige aanvallen wat mogelijk toch op basis is van functionele klachten. Indien zij toch, onlangs het regelmatig houden van haar ontlasting, weer klachten krijgt is verder onderzoek geïndiceerd. Ik zal patiënte nogmaals terugzien op de polikliniek Maag-, Darm- en Leverziekten.”

2.7              Op 17 december 2014 volgde het derde consult bij verweerster. Klaagster had op dat

moment last van aanvallen van moeizame ontlasting en forse buikpijn. Zij was op dat moment met molaxole gestaakt. Uit het verslag van verweerster blijkt onder andere:

            “Anamnese                                                    Pte komt terug heeft klachten van aanvallen van moeizame ontlasting en forse buikpijn, was met molaxole gestaakt dacht dat het kon en vond het te duur van eigen risico. Uitgelegd dat balans in de darm belangrijk is ontlasting goed geregeld houden. Ook FODMAP dieet meegegeven.

                                                                       C:

                                                                       Functionele klachten

                                                                       Plan:

                                                                       Movicolon 1d2

                                                                       Evt colono

                                                                       Controle 3 maanden

            Orders

Orders vanuit polikliniek D                -MDL: Afspraak plannen polikliniek”

2.8              Na het consult op 17 december 2014 is klaagster niet meer bij verweerster op consult

geweest. Op 9 januari 2018 is klaagster, tijdens een vakantie, onderzocht door een vasculair chirurg in het G in H. De chirurg heeft bloedonderzoek bij klaagster verricht en heeft een CT-scan laten uitvoeren. Op 10 januari 2018 heeft de chirurg een röntgenfoto laten maken en daarop een ileus ontdekt. Vervolgens is klaagster op 10 januari 2018 geopereerd aan strengileus. Klaagster bleek achteraf zwanger en zij heeft na de operatie van 10 januari 2018 een abortus ondergaan.

3.           De klacht

Klaagster verwijt verweerster - zakelijk en verkort weergegeven - dat verweerster geen (lichamelijk) onderzoek heeft verricht en niet de juiste diagnose heeft gesteld met alle gevolgen van dien.

4.        Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Het College is zich ervan bewust dat de jarenlange klachten van klaagster, uiteindelijk resulterend in een operatie en abortus, een grote impact op het leven van klaagster hebben gehad. Toch zal in onderhavige zaak, waar het gaat om de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen, zakelijk moeten worden beoordeeld of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.

5.2       De klacht van klaagster komt erop neer dat verweerster ondanks de klachten en

symptomen van klaagster geen (lichamelijk) onderzoek heeft verricht en niet de juiste diagnose heeft gesteld. Klaagster verwijt verweerster dat, als verweerster in 2014 onderzoek had gedaan en de juiste diagnose had gesteld, voorkomen had kunnen worden dat klaagster opnieuw aanvallen zou hebben gekregen en meerdere malen ziek zou zijn geworden. Daarnaast had de abortus dan voorkomen kunnen worden. Klaagster verwijt verweerster verder dat zij niet is ingelicht over het onderzoek dat verweerster voornemens was te laten uitvoeren.

5.3       Verweerster heeft, verkort weergegeven, in haar verweerschrift gesteld dat zij klaagster driemaal voor een consult heeft gezien. Op 24 juni 2014 heeft zij de buik van klaagster onderzocht. Op dat moment was er voor verweerster geen reden om aan ileus te denken.  Aangezien het toen redelijk ging met klaagster en omdat zij hoog zwanger was, is in onderling overleg besloten tot een expectatief beleid. Verweerster stelt dat het tijdens het tweede consult op 16 september 2014 beter ging met klaagster en dat daarom is besloten geen nader onderzoek in te zetten. Er werd besloten een controleafspraak in te plannen na drie maanden. Zij heeft - aldus verweerster in haar verweerschrift - aan klaagster gezegd dat zij zich eerder kon melden bij klachten en dat zij, mochten de klachten zich opnieuw voordoen, voornemens was klaagster te onderzoeken. Tijdens het derde consult bleek klaagster opnieuw last van darmaanvallen te hebben, echter zij was gestopt met de medicatie. Daarop is besloten opnieuw met de medicatie te starten omdat die medicatie in het verleden wel had geholpen. Verweerster stelt dat zij in het dossier heeft opgenomen dat indien de klachten van klaagster ondanks de medicatie aanbleven, verder onderzoek overwogen zou moeten worden. Vervolgens is opnieuw een controleafspraak ingepland na drie maanden. Dit alles aldus verweerster.

5.4       Het College is van oordeel dat het handelen van verweerster haar niet tuchtrechtelijk verweten kan worden. Redengevend daarvoor is dat verweerster binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Verweerster heeft blijkens het medisch dossier bij alle consulten adequaat gehandeld naar aanleiding van de medische klachten van klaagster. Voorts blijkt uit het medisch dossier dat verweerster klaagster tijdens het eerste consult wel lichamelijk heeft onderzocht. Tijdens het tweede consult ging het beter met klaagster en werd de medicatie afgebouwd. De klachten waren tijdens het derde consult wel recent weer aanwezig geweest, maar klaagster was gestopt met de medicatie. Het College kan het beleid van verweerster, het opnieuw voorschrijven van medicatie en bij aanhoudende klachten aanvullend diagnostisch onderzoek, volgen. In het medisch dossier leest het College terug dat dit ook zo gecommuniceerd is naar klaagster. Voorts blijkt dat verweerster na elk consult steeds heeft aangestuurd op een vervolgafspraak. Dat klaagster na het derde consult van de vervolgafspraak heeft afgezien en geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden terwijl haar klachten aanhielden, kan verweerster niet verweten worden. Het College kan verweerster - samenvattend - volgen in het door haar ingezette beleid.

Hetgeen jaren later in 2018 is gebeurd, te weten de  operatie aan een ileus in H en de abortus, staat bovendien in een te ver verwijderd verband met het handelen van verweerster in 2014 om verweerster daarvan een verwijt te kunnen maken.

Het voorgaande betekent dat de klacht ongegrond is.

5.5       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven op 16 oktober 2018 door mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, dr. G.J. Dogterom, dr. J.W. van ’t Wout, dr. J.W. de Leeuw, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. T.C. Brand, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur Gezondheidszorg en Jeugd, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.