ECLI:NL:TGZREIN:2018:91 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1899

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2018:91
Datum uitspraak: 03-12-2018
Datum publicatie: 03-12-2018
Zaaknummer(s): 1899
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht van vader betreffende weigering informatieverstrekking over (psychische gezondheid van) zijn kinderen tegen GZ-psycholoog ongegrond. De afwegingen daartoe zijn zorgvuldig en in overleg met ketenpartners gemaakt en hielden verband met de noodzaak de verblijfplaats van moeder en kinderen geheim te houden. Het door GZ-psycholoog opgestelde verzoek vervangende toestemming voor diagnose en behandeling van de kinderen is neutraal opgesteld en maakt geen melding van (de persoon van of verwijten aan) klager. ongegrond

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 18 juni 2018 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

GZ-psycholoog

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde: mr. I. Bouma te Eindhoven

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift;

-          het verweerschrift;

-          de machtiging van verweerster d.d. 21 augustus 2018;

-          de brief d.d. 29 augustus 2018 met bijlage, ontvangen van de secretaresse van verweerster;

-          het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek;

-          de brief van klager van 1 oktober 2018 met producties;

-          de brief van het college van 8 oktober 2018, waarbij de door klager bij brief van

-          1 oktober 2018 toegezonden toelichting op de producties aan hem is geretourneerd;

-          de pleitnota van verweerster;

-          de pleitnota van klager.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

De klacht is ter openbare zitting van 31 oktober 2018 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde. Beide partijen hebben gepleit aan de hand van een aan het college overgelegde pleitnota.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager heeft vier kinderen, geboren in respectievelijk 2001, 2003, 2006 en 2008.

De kinderen zijn omstreeks 2007 een periode uit huis geplaatst geweest op basis van een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, waarvan later is vastgesteld dat het niet deugdelijk is geweest. Hiervoor zijn door de Raad voor de Kinderbescherming en het Ministerie van Veiligheid en Justitie excuses aan klager en zijn toenmalige echtgenote (hierna: de echtgenote) aangeboden.

Op 23 juli 2016 is klager door de politie aangehouden en verhoord, omdat hij zijn echtgenote en kinderen zou hebben bedreigd. Bij brief van 25 juli 2016 heeft het arrondissementsparket klager bericht dat de zaak werd geseponeerd wegens onvoldoende bewijs.

De echtgenote van klager is met de kinderen naar een opvanghuis gegaan, waarvan het adres geheim is. Klager is in de periode september 2016 tot en met oktober 2017 niet in Nederland geweest.

In november 2016 heeft klager contact met zijn echtgenote gehad.

Op 21 november 2016 zijn de echtgenote en de kinderen naar een ander opvanghuis gegaan. Het betreft de instelling waar verweerster als GZ-psycholoog werkzaam is. Sindsdien heeft klager met de echtgenote en/of de kinderen geen contact meer gehad.

Begin 2017 heeft de echtgenote van klager een echtscheidingsverzoek ingediend bij de rechtbank. Het verzoek is gepubliceerd in de Staatscourant, wat impliceert dat klager op dat moment geen bekende woon- of verblijfplaats had in Nederland.

Verweerster heeft een “Verzoek om vervangende toestemming psychologische behandeling en diagnostiek” opgesteld, gedateerd 15 februari 2017. Het verzoek is niet ondertekend. De tekst daarvan luidt:

Binnen onze instelling verblijft [de echtgenote van klager] met haar vier kinderen vanwege ernstige zorgen over veiligheid van dit gezin.

Gedurende het verblijf wordt duidelijk dat er voor de kinderen meer zorg nodig is dan enkel verblijf. Met name over de oudste twee kinderen bestaan zorgen, waarvoor nadere diagnostiek en behandeling is geïndiceerd. Zoon C. trekt zich terug, zoekt geen aansluiting met zijn omgeving en gaat steeds meer gamen waarbij verslaving op de loer ligt. Praten over de traumatische ervaringen en de moeilijke situatie waarin hij zich bevindt doet hij niet. Hij laat bijzonderheden zien in de contactname waarbij er zorgen zijn over zijn persoonlijkheidsontwikkeling en complexe traumatisering. Dochter A. laat veel externaliserend gedrag zien, zoals woede uitbarstingen, ongehoorzaamheid, driftbuien en vernielzucht. Ook bij haar zijn er zorgen over de effecten van de chronische traumatisering in haar kindertijd en de huidige dreiging. Bij de jongste twee kinderen worden minder zorgen gemeld, maar ook voor hen willen wij oog hebben gezien de complexe situatie waarin zij zich bevinden en de voorgeschiedenis die is gekenmerkt door dreiging en geweld.

Op dit moment mogen wij de kinderen niet verder zien voor psychologische diagnostiek en behandeling, gezien het twee-ouderlijk gezag. Er loopt een rechtszaak betreffende het gezag, waarbij nog gewacht wordt op de reactie van vader. Omdat de zorgen over de kinderen toenemen, willen wij u verzoeken om een vervangende toestemming te geven voor verdere psychologische behandeling en diagnostiek voor de kinderen.

Dezelfde brief, maar dan met de datum 5 april 2017 en wel ondertekend, is door de advocaat van de echtgenote op 6 april 2017 ingediend bij de rechtbank, waar een mondelinge behandeling van het echtscheidingsverzoek was gepland op 11 april 2017. De mondelinge behandeling is tweemaal aangehouden omdat klager niet juist was opgeroepen en heeft uiteindelijk op 10 januari 2018 plaatsgevonden.

In december 2017 heeft klager voor de echtscheidingsprocedure een advocaat ingeschakeld, die de onderliggende dossierstukken bij de advocaat van de echtgenote heeft opgevraagd.

In vervolg op de mondelinge behandeling van 10 januari 2018 heeft de advocaat van de echtgenote klager via zijn advocaat een toestemmingsverklaring voor de psychologische behandeling toegezonden met het verzoek deze te ondertekenen. Klager heeft deze verklaring niet ondertekend en zijn beslissing toegelicht in een brief van 31 januari 2018 met verzoek deze brief – via de advocaten – door te leiden aan de instelling waar zijn kinderen verbleven. De advocaat van de echtgenote heeft op 30 april 2018 bevestigd dat de brief van klager aan de instelling is doorgeleid.

Op 26 maart 2018 heeft verweerster de rechtbank verzocht de vervangende toestemming alsnog te geven.

De rechtbank heeft in de echtscheidingsprocedure een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming gelast.

De bemoeienis van de instelling waar verweerster werkt met de echtgenote en de kinderen is inmiddels geëindigd.

Klager heeft op 18 maart 2018 een klacht ingediend bij de instelling waar verweerster werkzaam is. Op 9 mei 2018 heeft hij daarover een gesprek gehad met een bestuurder van die instelling. De bestuurder heeft klager bij brief van 10 juni 2018 schriftelijk geïnformeerd. Strekking van de brief is – kort weergegeven – dat de instelling als uitgangspunt onderschrijft dat een met het gezag belaste ouder recht heeft op informatie over de kinderen, maar dat in de situatie van het gezin van klager zijn recht ondergeschikt is aan de veiligheid voor de echtgenote en de kinderen.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Verweerster wordt verweten dat zij:

1.      klager bij haar verzoek om vervangende toestemming medische behandeling:

-          ten onrechte niet heeft geïnformeerd in verband met haar intenties;

-          ten onrechte niet geraadpleegd heeft noch hem om toestemming heeft gevraagd voor de behandelingen die zij bij zijn kinderen wilde starten. Klager is bewust buitengesloten;

-          ten onrechte niet heeft geïnformeerd over het welzijn, de ontwikkeling en het verloop van de hulpverlening van klagers kinderen;

2.      helemaal niets heeft gedaan om ervoor te zorgen dat de informatie die ze gebruikte juist en nauwkeurig was, waarmee zij blijk heeft gegeven andere belangen dan die van klagers kinderen te dienen en geen invulling heeft gegeven aan goed hulpverlenerschap;

3.      niet begrepen heeft dat de moeder en de instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor trauma bij de kinderen;

4.      de rechter bewust misleidt door haar verzoek om vervangende toestemming te handhaven terwijl hulpverlening (opvang en/of behandeling) allang afgesloten is;

5.      heeft verzuimd klager haar contactgegevens te verstrekken en zich niet toetsbaar wil opstellen;

6.      geen oog heeft voor de impact die de bemoeienis op klagers kinderen heeft die zonder enige reden, door het hele land van opvang naar opvang en van school naar school worden gesleept;

7.      de werkelijke gebeurtenissen van klagers leven een extreem perverse draai geeft en van hem een lelijke karikatuur maakt.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft betwist tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Daartoe heeft zij onder meer het navolgende aangevoerd.

De echtgenote en de kinderen van klager zijn opgevangen op de EVA, de Extra Veilige Afdeling van de instelling in verband met signalen van onveiligheid. Er wordt gewerkt vanuit een multidisciplinaire ketenaanpak, waarbij ketenpartners als politie en Veilig Thuis betrokken zijn. Voortdurend zijn in overleg met de ketenpartners afwegingen gemaakt of en in hoeverre informatie ingewonnen dan wel gedeeld kon worden met klager. Verweerster kan (nog steeds) geen informatie delen, waarvan eerder in overleg met ketenpartners is besloten deze niet kenbaar te maken aan klager. Van de politie kwam het dringende advies om op geen enkele wijze direct met klager te communiceren, omdat hij dan alles in het werk zou stellen de verblijfplaats van de echtgenote en de kinderen te achterhalen. Dat was eerder ook al gebeurd, wat de reden was waarom zij binnen de instelling van verweerster werden geplaatst.

Via de advocaat van de echtgenote was er (na verloop van tijd, want eerst kon klager niet worden bereikt) communicatie mogelijk zonder dat de identiteit van verweerster en de instelling en dus een mogelijke link naar de verblijfplaats van het gezin te achterhalen zou zijn. Vanuit de beroepscode NIP bezien, heeft verweerster zorgvuldig gehandeld. Achteraf realiseert verweerster zich dat zij via die advocaat meer informatie had kunnen geven over de intenties bij het verzoek om toestemming. De brief van klager van 31 januari 2018 is niet door verweerster ontvangen, maar door een collega van haar en wel op 30 april 2018.

Voortdurend zijn op basis van de meldcode en de beroepscode, alsmede aan de hand van de vijf vragen bij een Conflict van Plichten, afwegingen gemaakt of klager al dan niet kon worden geïnformeerd en wanneer dat mogelijk wel zou kunnen gebeuren. Hierbij is het belang van de kinderen leidend geweest.

Klager geeft niet aan van welke onjuiste gegevens verweerster bij haar verzoek is uitgegaan. De zorgelijke gedragingen die verweerster en haar collega’s vanaf de opname bij de kinderen hebben gezien geven een indicatie voor psychologisch onderzoek en mogelijke behandeling, zulks in combinatie met gegevens van  de politie en het verhaal van de echtgenote en de kinderen. Er is gewerkt met een begeleidingsprogramma, Veerkracht, van waaruit duidelijk is geworden dat er meer dan begeleiding alleen nodig is voor de kinderen. Verweerster is van mening dat nadere diagnostiek nodig is om een volledig beeld te krijgen van de traumabeleving van de kinderen. Er kunnen meerdere oorzaken aan de problematiek ten grondslag liggen. Er is nimmer gestart met enige behandeling van de kinderen, omdat toestemming daarvoor nog steeds ontbreekt.

In het verzoek vervangende toestemming wordt gesproken over complexe, chronische traumatisering en een voorgeschiedenis met dreiging en geweld, zonder specificatie hoe of door wie dat is veroorzaakt. In de tekst wordt in algemene bewoordingen gesproken en niet over klager specifiek.

Op het moment van het laatste verzoek om vervangende toestemming was verweerster nog betrokken bij het gezin.

Verweerster heeft haar identiteit voor klager enige tijd geheimgehouden, omdat via die gegevens de verblijfplaats van het gezin achterhaald zou kunnen worden. Omdat klager inmiddels bekend is met de gegevens van de instelling heeft verweerster daarna haar contactgegevens alsnog gegeven.

5. De overwegingen van het college

De klacht van klager komt er in de kern op neer, ten eerste dat klager van verweerster geen informatie over de kinderen en de gevraagde vervangende toestemming heeft ontvangen, en ten tweede dat klager bezwaren heeft tegen de inhoud en de tekst van de gevraagde vervangende toestemming. Het college oordeelt als volgt.

De instelling waar verweerster werkzaam is had de zorg voor de echtgenote van klager en de kinderen. Zij verbleven in een opvanghuis op een geheim adres en de politie had geadviseerd geen rechtstreeks contact met klager te leggen of te onderhouden. Klager is bovendien geruime tijd buiten beeld geweest en heeft kennelijk voor het eerst in of omstreeks december 2017 kennisgenomen van zowel het (door de echtgenote) tegen hem ingediende echtscheidingsverzoek als het verzoek om vervangende toestemming van verweerster.

Verweerster was en is van mening dat de kinderen van klager gedrag vertoonden dat aanleiding was voor psychologisch onderzoek en mogelijk behandeling. Omdat klager in eerste instantie buiten beeld was en alleen al daarom geen toestemming kon geven, is het verzoek via de advocaat van de echtgenote bij de rechtbank ingediend. Dat is niet ongebruikelijk, in die zin dat het in vergelijkbare gevallen meestal de moeder is die zelf de vervangende toestemming vraagt in plaats van de instelling. Verweerster heeft niet onzorgvuldig gehandeld door het verzoek via de advocaat van de echtgenote in te dienen, nu de instelling waar zij werkte immers de zorg voor moeder en kinderen had.

Dat de instelling voor dit soort situaties geen protocol kent, zoals verweerster ter zitting heeft bevestigd, is te betreuren, omdat zo’n protocol naar alle betrokkenen meer helderheid kan geven over de te nemen stappen en de te bewaken onafhankelijkheid. Dit betekent evenwel niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De overwegingen die verweerster heeft gemaakt en die zij het college heeft geschetst, komen het college correct en zorgvuldig voor. In het bijzonder heeft verweerster, vanaf het moment dat klager wel weer in beeld kwam, steeds zorgvuldig en doordacht afgewogen wat zij wel en niet aan informatie kon prijsgeven aan klager. Zij heeft daarover ook steeds overleg gevoerd met andere betrokkenen en in haar afwegingen de vragen betrokken van de meldcode, alsmede van de code van Conflict van Plichten. Dat de communicatie over het verzoek vervangende toestemming via de advocaat van de echtgenote is blijven lopen omdat rechtstreekse communicatie tot kennis omtrent de verblijfplaats van de echtgenote en de kinderen had kunnen leiden, acht het college eveneens begrijpelijk. Wel ziet verweerster net als het college dat dit proces kan worden verbeterd, onder meer door protocollering, maar ook door duidelijker en concreter met de advocaat af te stemmen welke informatie over de achtergrond en bedoelingen van het verzoek vervangende toestemming nog kan of dient te worden verstrekt. Voor zover de klacht ziet op het niet verstrekken van informatie aan klager, is de klacht ongegrond.

Voor zover de klacht ziet op de inhoud van het verzoek vervangende toestemming, is het college van oordeel dat de bewoordingen van het verzoek neutraal en algemeen zijn, geen waardeoordelen inhouden en op geen enkele wijze melding maken van (de persoon van of verwijten aan) klager. Mogelijke oorzaken van de problematiek bij de kinderen worden evenmin genoemd, volstaan is met een feitelijke beschrijving van de gedragingen van de kinderen die aanleiding hebben gegeven tot de opstelling en indiening van het verzoek. Ook in deze zin acht het college de klacht ongegrond, hetgeen betekent dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.

Omdat het college aanleiding ziet tot verbetering van procedures als waarvan hier sprake is , ten behoeve van betrokken ouders en kinderen, maar ook ten behoeve van hulpverleners, onder meer door daarvoor een protocol op te stellen, zal het college bepalen dat deze uitspraak ter publicatie wordt aangeboden aan de hierna te vermelden tijdschriften.

6. De beslissing

Het college:

-          wijst de klacht af.

-          bepaalt dat deze uitspraak – geanonimiseerd – ter publicatie zal worden aangeboden aan de vakbladen “De psycholoog” en “De GZ-psycholoog”.

Aldus beslist door A.H.M.J.F. Piëtte als voorzitter, A.M. Bossink als lid-jurist, W.C.B. Hoenink, M.J.E. Lemmens en Th.A.M. Deenen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2018 in aanwezigheid van de secretaris.