ECLI:NL:TGZRAMS:2018:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/358

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:138
Datum uitspraak: 03-12-2018
Datum publicatie: 03-12-2018
Zaaknummer(s): 2018/358
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: klager verwijt verweerster dat zij druk heeft uitgeoefend om klager naar het consult te laten komen en dat zij klager in gevaar heeft gebracht  door hem met kennis van zijn gemoedstoestand in combinatie met de wetenschap van zijn openbaar vervoervrees toch naar het consult op 16 december 2015 te laten komen. Verweerster klager ten onrechte heeft laten integreren bij sociale werkvoorziening ondanks zijn lichamelijke en psychische klachten.   Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 29 mei 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven binnengekomen en vervolgens naar dit college doorgestuurde en op 31 augustus 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen

C,

bedrijfsarts,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: N, verbonden aan E te D.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het aanvullende klaagschrift met de bijlage;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 10 oktober 2018 gehouden vooronderzoek;

-                      de e-mailcorrespondentie van klager met betrekking tot de voortzetting van de klacht.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Verweerster is werkzaam bij F als bedrijfsarts.

2.2.      Klager heeft in 1994 een hersenoperatie ondergaan vanwege een neurologische aandoening. Nadien heeft hij diverse lichamelijke en psychische klachten gehad, waaronder meerdere burn-outs, waarvoor hij meerdere behandelingen heeft moeten ondergaan.

2.3.      In oktober 2013 is klager via G te werk gesteld bij H als machine-operator.

2.4.      Op 9 april 2014 heeft klager zich ziek gemeld in verband met lichamelijke en psychische klachten. Op 14 april 2014 is het contract bij H gestopt en heeft G (als eigen risico drager) de verzuimbegeleiding van H voortgezet. In dat kader heeft zij F opdracht verstrekt de verzuimbegeleiding te verzorgen.

2.5.      Aanvankelijk werd klager begeleid door een collega-bedrijfsarts. Op verzoek van G is in juli 2015 van bedrijfsarts gewisseld en is de verzuimbegeleiding voortgezet door verweerster.   

2.6.      In het kader van de verzuimbegeleiding is klager viermaal op consult geweest bij verweerster. Verweerster heeft ter gelegenheid van de consulten op 19 augustus 2015 en 23 september 2015 beperkingen van de inzetbaarheid van klager geconstateerd en aan G meegedeeld dat er geen benutbare mogelijkheden voor werk kunnen worden vastgesteld ten gevolge van ziekte en/of gebrek.

2.7.      Op 11 november 2015 is klager opnieuw op consult geweest bij verweerster. In de terugkoppeling van dit consult aan G staat – voor zover van belang – het volgende:

(…) Ik acht betrokkene in staat om lichte werkzaamheden te verrichten gedurende een paar uur per week.

Er is m.i. geen sprake van continuïteit in zijn beschikbaarheid.

Ik raad u aan om Good Habitz voor betrokkene te regelen, zodat hij zich kan gaan focussen op werk en re-integreren. (…)

2.8.      Naar aanleiding van dit consult is klager gestart met re-integratiewerkzaamheden bij sociale werkvoorziening ‘I’.

2.9.      Op 16 december 2015 heeft een medewerker van G partijen een e-mail gestuurd, die luidt:

J, (toevoeging College: klager)

Vandaag belde je mij met de mededeling dat jouw vervoer heeft afgezegd en dat je daardoor niet haar het bezoek bij de bedrijfsarts kunt komen. Ik heb je aangegeven dat het jouw verantwoordelijkheid is om daadwerkelijk alsnog om 11:00 uur te verschijnen.

Niet verschijnen bij de bedrijfsarts is ontoelaatbaar en kan voor jouw en voor G financiele gevolgen hebben.  (…)

Je hebt daarop aangegeven dat jij er alles aan zult doen om de afspraak alsnog na te komen. Ik vertrouw er dan ook op dat jij je vandaag persoonlijk om 11:00 uur meldt bij mevrouw K van L / F.

2.10.    Vervolgens is klager diezelfde dag op het consult bij verweerster verschenen. Ten aanzien van dit consult heeft verweerster in het medisch dossier van klaagster, voor zover hier van belang, het volgende genoteerd:

Medewerker   K

(…)

Datum  16/12/2015

Onderwerp       melding

(…)

Procesnotitie     Melding aan politie fgedaan dat wn gedronken heeft.

Nr bord auto: M

(…)

Datum actie     16/12/2015

(…)

Anamnese        SU/AC:

Zelf met auto gekomen. Onverantwoord: hele nacht gedronken en drugs gebruikt.

                        Werk bij I: 2 uur lang stil zitten. Werk: 1x 2 uur per week.

(…)

Lichamelijk onderzoek  Ruikt naar alcohol.

                                   Halt vaak neus op.

                                   Cocaine en weed en alcohol gebruikt.

Beleid / Advies  Uren uitbreiden met 2 uur per week. Per 2-3 weken verder uitbreiden.

2.10.    Naar aanleiding van een verzoek van klager van 1 januari 2016 heeft een collega-bedrijfsarts op 13 januari 2016 een tweede lezing gedaan. De bevindingen heeft de collega-bedrijfsarts vastgelegd in een rapportage waarin onder meer staat:

(…) Ik kan mij voorstellen dat urenopbouw in de werksituatie bij de I voor hem wegens zijn stoornissen in zijn gedrag en levensstijl, moeilijk is. (…)

2.11.    Op 3 februari 2016 heeft een medische beoordeling plaatsgevonden in het kader van de WIA. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat er sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Klager is daardoor aangewezen op werkzaamheden conform de opgestelde functionele mogelijkhedenlijst (FML), die hij duurzaam kan benutten.

2.12.    Op enig moment is aan klager een WIA-uitkering toegekend en is vanaf 6 april 2016 de verzuimbegeleiding voortgezet door het UWV.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

I.             druk heeft uitgeoefend op klager om naar het consult op 16 december 2015  te komen door te dreigen met een loonsanctie;

II.            klager in gevaar heeft gebracht, door hem met kennis van zijn beschonken en bedwelmde gemoedstoestand in combinatie met wetenschap van zijn openbaar vervoer-vrees toch naar het consult op 16 december 2015 te laten komen;

III.          klager ten onrechte heeft laten integreren bij I ondanks zijn lichamelijke en psychische klachten en het mogelijk kans op schade en gevaar voor anderen.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Vooropgesteld wordt dat het bij tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of stand was aanvaard.

Klachtonderdeel I

5.2.      Bij het in 5.1. neergelegde uitgangspunt staat het persoonlijk handelen van verweerster centraal bij het antwoord op de vraag of zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster kan geen verwijt worden gemaakt van (medisch) handelen of nalaten door anderen.

5.3.      Uit hetgeen hiervoor in 2.9. is opgenomen volgt dat G klager onder aanzegging van een loonstop c.q. stopzetting van zijn Ziektewetuitkering heeft gesommeerd om op het consult van verweerster te verschijnen in het kader van re-integratie. Verweerster kan daarvan dan ook geen (persoonlijk) verwijt worden gemaakt. Klachtonderdeel I faalt derhalve.

Klachtonderdeel II

5.4.      Op 19 augustus 2015, 23 september 2015 en 11 november 2015 is klager ook op de consult geweest bij verweerster, waarbij door verweerster geen aantekening is gemaakt in het medisch dossier dat hij in bedwelmde of in beschonken toestand op een van deze consulten is verschenen. Ook in de hiervoor genoemde e-mail van 16 december 2015 (2.9.) van G is niets vermeld over dat klager onder invloed of beschonken zou zijn, zodat verweerster daar geen kennis van had en daar redelijkerwijs ook niet mee bekend had kunnen zijn. Bij gebreke van wetenschap kan het verweerster dan ook niet worden verweten dat zij het consult van 16 december 2015 doorgang heeft laten vinden.

5.5.      Nadat zij daarmee wel bekend was heeft zij naar het oordeel van het College in de gegeven omstandigheden adequaat en zorgvuldig gehandeld, doordat zij heeft getracht om klager tegen zichzelf te beschermen door de politie in te lichten en opgave te doen van zijn kenteken, zoals volgt uit de in 2.10. weergegeven notitie in het medisch dossier van klager. Ook klachtonderdeel II faalt.

Klachtonderdeel III

5.6.      Het derde klachtonderdeel richt tegen de conclusie van het rapport/de terugkoppeling aan G na het consult van 16 december 2015.

5.7.      Bij de beoordeling van een rapportage als de onderhavige dient het College na te gaan of de uitgebrachte rapportage voldoet aan een aantal criteria. Daarbij toetst het College ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de toetst der kritiek kan doorstaan. Met betrekking tot de conclusie van de rapportage vindt echter slechts een marginale toets plaats. In dat kader wordt getoetst of verweerster in redelijkheid tot haar conclusie heeft kunnen komen.

5.8.      Overwogen wordt dat verweerster in redelijkheid tot haar conclusie heeft kunnen komen. Hoewel de collega-bedrijfsarts bij de tweede lezing vraagtekens heeft gezet bij de geschiktheid van I als re-integratielocatie, heeft hij de conclusie van verweerster voor het overige onderschreven. Naar het oordeel van het College is ook niet gebleken dat I (evident) ongeschikt moet worden geacht. Verweerster heeft in dat kader immers aangevoerd dat I een sociale werkvoorziening is, waar personen aanwezig zijn met soortgelijke (verslavings- en psychische)problematiek. Daarnaast was het volgens verweerster de intentie om klager door middel van ‘koffie drinken’ weer in een werkritme te krijgen en hoefde hij feitelijk geen werkzaamheden te verrichten, zodat er naar het oordeel van het College ook geen kans op schade en gevaar voor anderen bestond zoals klager stelt.

5.9.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar klachtonderdelen kennelijk ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen (persoonlijk) verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college wijst de klacht af.

Aldus beslist op 3 december 2018 door:

J. Recourt, voorzitter,

R. L. Kloots en J.G.M. van Eekelen, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door D. Pieterse, secretaris.

WG                                                                                                   WG       

secretaris                                                                                       voorzitter