ECLI:NL:TGZCTG:2018:265 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.104
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2018:265 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-10-2018 |
Datum publicatie: | 04-10-2018 |
Zaaknummer(s): | c2018.104 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager is voor een preventieve controle langsgegaan in de praktijk waar verweerder, tandarts, werkzaam is. De vaste tandarts van klager was niet aanwezig. Verweerder heeft klager onderzocht, een wortelkanaalbehandeling geadviseerd, een begroting opgesteld en een afspraak bij de vaste tandarts van klager gemaakt voor de behandeling. Een dag voor die afspraak is klager in de praktijk langsgekomen op zoek naar verweerder. Naar aanleiding daarvan heeft de wijkagent met klager gesproken en teruggemeld dat klager niet meer in de praktijk wilde komen, waarop hij is uitgeschreven. Klager verwijt verweerder – zakelijk weergegeven – dat hij een tang met stalen kogel in de bek op ijzige temperatuur met productie van stoom tegen zijn naakte tandhalzen heeft gedrukt, hetgeen hem een aantal dagen een felle pijn heeft bezorgd. Verder meent klager dat er geen sprake is van een ontsteking in een wortelkanaal. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de k lacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze uitspraak en verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2018.104 van:
A., wonende te B., appellant,
klager in eerste aanleg,
tegen
C., tandarts, (destijds) werkzaam te B.,
verweerder in beide instanties,
bijgestaan door M.H.M. Mook, verbonden aan ARAG
te Leusden.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 26 september 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle, tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van
23 februari 2018, onder nummer 247/2017, heeft dat College de klacht afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift ingediend.
De klacht is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 september 2018. Zowel klager als de tandarts en zijn gemachtigde zijn, beiden met berichtgeving, niet verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
"2. FEITEN
Op grond van de stukken (waaronder het tandartsdossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager is op 21 september 2017 in de praktijk van zijn tandarts gekomen voor een preventieve controle. In plaats van zijn vaste tandarts was een nieuwe tandarts aanwezig, verweerder. Deze heeft het onderzoek uitgevoerd. Verweerder heeft het gebit geïnspecteerd en röntgenonderzoek (bitewings) uitgevoerd. Voorts heeft hij een percussie- en vitaliteitsonderzoek uitgevoerd met betrekking tot element 15 (beide negatief). Op basis hiervan heeft hij een wortelkanaalbehandeling geadviseerd van element 15 en een begroting opgesteld. Klager heeft een afspraak gekregen voor
26 september 2017 voor de behandeling door zijn vaste tandarts. Op 25 september 2017 is klager onverwacht de praktijk en daar een tweetal behandelkamers binnengekomen op zoek naar verweerder. Bij zijn vertrek zijn wat voorwerpen van de balie op de grond gevallen. Na een 112-melding bij de politie is uiteindelijk de wijkagent met klager gaan praten, waarna de wijkagent heeft teruggemeld dat klager niet meer in de praktijk wilde komen, waarop hij is uitgeschreven.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij een tang met stalen kogel in de bek op ijzige temperatuur met productie van stoom tegen zijn naakte tandhalzen heeft gedrukt, hetgeen hem een aantal dagen een felle pijn heeft bezorgd. Verder meent klager dat er geen sprake is van een ontsteking in een wortelkanaal.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert verweer, waarover hieronder nader.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Uit het dossier blijkt dat verweerder adequaat onderzoek heeft gedaan, waaronder het laten maken van foto’s. Verweerder voert aan dat uit de bitewings (onder meer) een diepe cariës in element 15 bleek, waarvoor een wortelkanaalbehandeling noodzakelijk was. Het college kan na kennisneming van de overgelegde prints van de foto’s beamen dat dit het geval was. Van belang bij de behandeling is of de zenuw van het element dat moet worden behandeld al dan niet dood is. Dit wordt onderzocht met een zogenaamde vitaliteitstest, waarbij een wattenbolletje wordt gedoopt in stikstof, of een vergelijkbaar product, zodat het zeer koud aanvoelt. Met dit bolletje wordt onderzocht of er nog gevoel is in het element, in andere woorden: of de zenuw nog leeft. Het gaat hier om een volstrekt reguliere behandelmethode. Het is spijtig dat klager hier enige tijd (pijn)klachten van heeft ondervonden, maar dat maakt niet dat de behandeling met terugwerkende kracht onjuist zou zijn.
5.3
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist."
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten weergegeven in overweging 2. "FEITEN" van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen van de tandarts nog een keer aan de tuchtrechter voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen.
4.2 De behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpe
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; S.M. Evers en
R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en M. Fokke en R. van der Velden, leden-beroepsgenoten en A.R. Sijses, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 4 oktober 2018.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.