ECLI:NL:TGZCTG:2018:262 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.487

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:262
Datum uitspraak: 04-10-2018
Datum publicatie: 04-10-2018
Zaaknummer(s): c2017.487
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klaagster is in het kader van de bemoeizorg enkele keren bezocht door de aangeklaagde verpleegkundige. Klaagster heeft gezegd dat zij rust wilde en niet bereid was tot opname in een kliniek. De verpleegkundige heeft deze wens gerespecteerd. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat zij zonder haar instemming informatie over klaagster heeft verstrekt aan derden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.487 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te B.,

verweerder in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A.  - hierna klaagster - heeft op 20 juni 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 7 november 2017, onder nummer 2017-146e, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Nadien heeft het Centraal Tuchtcollege van klaagster nog een brief met bijlage ontvangen. De huisarts heeft – hoewel behoorlijk in de gelegenheid gesteld – geen verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd – en deels in een andere samenstelling – met de zaak C2017.484, C2017.485 en C2017.486 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 25 september 2018, waar is verschenen klaagster, vergezeld van haar echtgenoot. De huisarts is – hoewel behoorlijk uitgenodigd – niet verschenen. Klaagster heeft haar beroep ter zitting in beroep mondeling toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “2.      De feiten

Klaagster, geboren in 1945, is patiënt geweest bij de huisartsenpraktijk van verweerder. Verweerder en het ondersteunde personeel van de praktijk zagen klaagster regelmatig in de praktijk. Zij kwam langs voor zorg of voor een gesprek. 

            3.      De klacht

Het College heeft uit de stukken kunnen opmaken dat klaagster verweerder verwijt dat hij niet de juiste zorg heeft geleverd aan klaagster, niet voor haar heeft klaar gestaan en haar niet heeft willen verwijzen naar het ziekenhuis. Ook heeft hij informatie met betrekking tot  klaagster verstrekt aan de psychiater zonder klaagsters medeweten.

            4.       Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

            5.       De beoordeling

            5.1         Verweerder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat hij altijd heeft klaar gestaan voor klaagster en goede zorg heeft willen leveren. Volgens verweerder stond ook het ondersteunende personeel van de praktijk hiervoor open. Klaagster zou regelmatig zijn langsgekomen bij de praktijk voor zorg en/of een gesprek met een medewerker van de praktijk. Ook tijdens het laatste gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder stelt verweerder klaagster gezegd te hebben haar zorg en hulp te willen bieden bij haar lichamelijke klachten. Van haar psychiater zou klaagster psychiatrische hulp zou kunnen krijgen. Klaagster heeft er uiteindelijk voor gekozen zich uit te schrijven bij de praktijk van verweerder.

Klaagster zou volgens verweerder op een bepaald moment hebben gezegd dat zij niet tevreden was over de zorg geleverd door verweerder. Verweerder zou daarnaast niet voor klaarstaan voor klaagster en haar niet willen verwijzen naar een ziekenhuis.

5.2       Wat betreft het verwijt dat verweerder zonder medeweten van klaagster informatie zou hebben verstrekt aan de psychiater oordeelt het College als volgt. Omdat uit de stukken is gebleken dat verweerder en de psychiater beiden bij haar behandeling betrokken waren was het gerechtvaardigd indien verweerder met de psychiater heeft gesproken over de toestand van klaagster. Gezien het feit dat klaagster geen gebruik heeft gemaakt van het mondeling vooronderzoek dat is aangeboden door het College op 7 september 2017 en daarmee hetgeen gesteld is door verweerder niet heeft weersproken gaat het College ervan uit dat verweerder goede zorg heeft willen leveren aan klaagster. Daarom kan het College niet concluderen dat er sprake is geweest van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5.3       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1       In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen/nalaten van de huisarts nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. Klaagster heeft in beroep zowel schriftelijk als mondeling haar standpunten ingenomen naar aanleiding van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

4.2       In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.3       De huisarts heeft op het beroep van klaagster verder niet meer gereageerd. Aangenomen mag worden dat hij zij in eerste aanleg gevoerde verweer handhaaft.

Beoordeling

4.4       Het Centraal Tuchtcollege overweegt verder dat klaagster in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege kan voorleggen die in de oorspronkelijke klacht aan het Regionaal Tuchtcollege zijn voorgelegd. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover in beroep sprake is van uitbreiding van de klacht, kan klaagster daarin dus niet worden ontvangen.

4.5       Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor zover klaagster

nieuwe klachten in beroep heeft ingediend;

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter, E.F. Lagerwerf-Vergunst en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en E.J. Stevelmans en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 4 oktober 2018.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.