ECLI:NL:TGZCTG:2018:260 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.485

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:260
Datum uitspraak: 04-10-2018
Datum publicatie: 04-10-2018
Zaaknummer(s): c2017.485
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klaagster is onder behandeling geweest van de aangeklaagde gz-psycholoog. Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat zij heeft gezegd tegen klaagster dat ze moet leven in het heden en dat klaagster niets aan de therapie bij de gz-psycholoog heeft gehad. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.485 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., gz-psycholoog, werkzaam te D.,

verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. drs. F. Westenberg, werkzaam te Hoorn.

1.         Verloop van de procedure

A, - hierna klaagster - heeft op 20 juni 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 7 november 2017, onder nummer 2017-146b, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Namens de

gz-psycholoog is een verweerschrift in beroep ingediend. Nadien heeft het Centraal Tuchtcollege van klaagster nog een brief met bijlage ontvangen.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd – en deels in een andere samenstelling – met de zaken C2017.484, C2017.486 en C2017.487 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 25 september 2018, waar zijn verschenen klaagster, vergezeld van haar echtgenoot, en de gemachtigde van de gz-psycholoog, mr. drs. F. Westenberg. De gz-psycholoog is – hoewel behoorlijk uitgenodigd – niet verschenen. De zaak is over en weer bepleit.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “2.     De feiten

2.1            Klaagster, geboren in 1945, is sinds 2005 in

behandeling bij E.. Zij is tevens onder behandeling geweest bij verweerster, als gz-psycholoog werkzaam bij voornoemde instelling.

            3.     De klacht

Het College heeft uit de stukken kunnen opmaken dat klaagster verweerster verwijt dat zij heeft gezegd dat ze moet leven in het heden en dat zij niets aan de therapie bij verweerster heeft gehad.

            4.     Het standpunt van verweerder

Verweerster heeft primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van klaagster en subsidiair de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

            5.    De beoordeling

            5.1       Verweerster heeft twee gronden aangevoerd voor haar niet-ontvankelijkheidsverweer. Hoewel klaagster inderdaad leek te klagen namens een ander, namelijk F., en daarom niet-ontvankelijk zou zijn in haar klacht, blijkt toch dat klaagster zelf bij E. en verweerster in behandeling is geweest. Het College gaat er dan ook vanuit dat klaagster klaagt over haar eigen behandeling. Zij is in zoverre ontvankelijk in haar klacht.

Ook het tweede niet-ontvankelijkheidsverweer wijst het College af. Hoewel klaagster haar klacht niet heel duidelijk heeft geformuleerd heeft het College toch kunnen opmaken wat de inhoud van haar klacht is.

5.2       In het verweerschrift staat dat klaagster van 22 september 2016 tot en met 5 januari 2017 drie gesprekken heeft gehad met verweerster. Bij de laatste afspraak is klaagster zonder bericht niet verschenen, waarop verweerster telefonisch contact heeft opgenomen met klaagster. Klaagster zei dat ze al eerder schriftelijk zou hebben doorgegeven dat ze niet meer zou deelnemen aan de behandeling omdat zij er niets aan had om in het heden te leven.

Volgens verweerster heeft laagster zelf het initiatief genomen om de behandeling te beëindigen omdat deze niet werkte en zij er niets aan had om in het heden te leven. Gezien het feit dat klaagster geen gebruik heeft gemaakt van het mondeling vooronderzoek dat is aangeboden door het College op 7 september 2017 en daarmee hetgeen gesteld is door verweerster niet heeft weersproken gaat het College ervan uit dat de gang van zaken is geweest zoals verweerster heeft gesteld. Daarom kan het College niet concluderen dat er sprake is geweest van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5.3       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1       In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen/nalaten van de gz-psycholoog nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Tijdens de mondelinge behandeling  op 25 september 2018 is dat debat voortgezet.

4.2       In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.3       Namens de gz-psycholoog is gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.4       Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter, E.F. Lagerwerf-Vergunst

en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en  M.A.J. Hagenaars en L.C. Mulder, leden- beroepsgenoten en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van  4 oktober 2018

Voorzitter  w.g.    Secretaris  w.g.