ECLI:NL:TGZCTG:2018:259 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.102

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:259
Datum uitspraak: 04-10-2018
Datum publicatie: 04-10-2018
Zaaknummer(s): c2018.102
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen uroloog. Klager is vanwege urologische klachten verwezen naar de uroloog, die klager in totaal drie maal heeft geopereerd. Bij de laatste operatie is een katheter geplaatst die de dag na de operatie weer is verwijderd. Klager verwijt verweerder dat de katheter foutief is geplaatst waardoor hij onherstelbare schade aan de sluitspier heeft opgelopen met incontinentie als gevolg. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat op grond van de beschikbare medische gegevens niet kan worden vastgesteld dat er bij de operatie in november 2015 beschadiging van de sluitspier met ongewild urineverlies als gevolg heeft plaatsgevonden en heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.102 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. S. Tempel, advocaat te Alkmaar,

tegen

C., uroloog, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. M. Hamer verbonden aan de Noordwest Ziekenhuisgroep.

1.         Verloop van de procedure

1.1       A. - hierna klager - heeft op 20 juli 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de uroloog - een klacht ingediend. Bij beslissing van

9 februari 2018, onder nummer 2017/272, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De uroloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

1.2       De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 14 augustus 2018, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door

mr. S. Tempel, en de uroloog, bijgestaan door mr. A.R. Metselaar, zijnde een collega van de gemachtigde van klager. Tevens was ter terechtzitting aan de zijde van klager aanwezig een doventolk. Mr. Metselaar heeft pleitnotities overgelegd.

1.3       Het Centraal Tuchtcollege heeft na de behandeling in beroep bij brief van

15 augustus 2018 de uroloog verzocht om ter completering van de stukken van het dossier in beroep aan het Centraal Tuchtcollege te doen toekomen het OK-verslag van de operatie van klager van 16 november 2015 en het verpleegkundig dossier. Het Centraal Tuchtcollege heeft op 24 augustus 2018 de gevraagde medische stukken ontvangen.

1.4       Het Centraal Tuchtcollege heeft vervolgens klager in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Het Centraal Tuchtcollege heeft bij faxbericht van 3 september 2018 van klager een schriftelijke reactie ontvangen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.       De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager is in 2014 vanwege urologische klachten verwezen naar verweerder. Verweerder heeft klager in 2015 drie maal geopereerd. Op 2 februari 2015 is vanwege een overactieve blaas Botox in de blaas geïnjecteerd. Bij de tweede operatie op 23 april 2015 is een deel van de prostaat verwijderd voor een routineonderzoek. Bij toeval is daarbij prostaatkanker ontdekt, waarna klager is bestraald. Na afloop van de operatie is een katheter geplaatst. Op 16 november 2015 heeft een herhaling van de Botox-behandeling plaatsgevonden en een blaashalsresectie vanwege littekenweefsel, waarna een katheter is geplaatst die de volgende dag is verwijderd.

3.         De klacht en het standpunt van klager

Zakelijk weergegeven verwijt klager verweerder dat de katheter na de operatie van

16 november 2015 foutief is geplaatst waardoor klager onherstelbare schade aan de sluitspier heeft opgelopen met incontinentie als gevolg.

Ter toelichting heeft klager onder meer aangevoerd dat hij na de operatie pijn had, die verdween zodra de katheter werd verwijderd. Op zijn klachten over de pijn kreeg hij alleen pijnmedicatie. Toen hij na verwijdering van de katheter opstond bleek hij incontinent. Een half jaar na de operatie was klager bij de huisarts om een katheter te laten plaatsen. De katheter werd niet op de juiste plaats ingebracht en dat deed pijn. De pijn was exact hetzelfde als de pijn die klager na de operatie in november 2015 had ervaren. Dat betekent voor klager dat de katheter in november 2015 ook niet juist moet zijn geplaatst.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden, waarbij hij heeft aangevoerd dat de katheter niet foutief is geplaatst en dat de sluitspier van klager niet is beschadigd. Dit heeft hij toegelicht als volgt.

De operatie is geëindigd met het inbrengen van een verblijfskatheter, waarna werd gecontroleerd of deze goed zat. De spoelvloeistof die tijdens de operatie in de blaas zit, moet dan teruglopen in de katheter. Dat was het geval. Dit alles vindt onder verdoving plaats. Later is ook urine door de katheter gelopen. De katheter zat op een plek waar geopereerd en bestraald was. Pijnklachten of verergering van de incontinentie zijn na een dergelijke operatie niet ongewoon, maar dat wordt niet veroorzaakt door de katheter.

Het voorval van klager bij de huisarts zegt niets over het goed of fout plaatsen van de katheter na de operatie. Klager was al voor de operaties bekend met incontinentieklachten. De incontinentie was een van de redenen voor verwijzing van klager door de huisarts naar verweerder. De bestraling in verband met de prostaatkanker heeft de urologische klachten verergerd. In 2016 heeft een second opinion plaatsgevonden, waaruit is gebleken dat de sluitspier matig sluit, maar niet is beschadigd.

5.         De beoordeling

Het college stelt voorop dat ter toetsing staat of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard.

Het college is van oordeel dat op grond van de beschikbare medische gegevens niet kan worden vastgesteld dat er bij de operatie in november 2015 beschadiging van de sluitspier, met ongewild urineverlies als gevolg, heeft plaatsgevonden. De geplaatste katheter is gecontroleerd en heeft goed afgelopen, wat erop wijst dat deze goed heeft gezeten. De klachten die klager heeft ondervonden kunnen ook verergerd zijn door de bestraling en de operatie. Ook is bij een second opinion in oktober 2016 vastgesteld dat de sluitspier niet is beschadigd. Bovendien was er blijkens het medisch dossier al voor de operatie(s) in 2015 sprake van incontinentie. Enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door verweerder kan door het college derhalve niet worden vastgesteld. 

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt ”.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klager beoogt met zijn beroep de klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Het beroep strekt ertoe dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.

4.2       De uroloog heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg door klager geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde schriftelijk en mondeling gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

4.4       In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2018 is dat debat voortgezet.

4.5       Na beraad in raadkamer en heropening van de behandeling van de zaak heeft het Centraal Tuchtcollege kennis genomen van het OK-verslag van de operatie van klager van 16 november 2015 en het verpleegkundig dossier, alsmede van de schriftelijke reactie van klager daarop. Dit heeft het college - na opnieuw te hebben beraadslaagd in raadkamer - niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege heeft op grond van de in beroep beschikbare medische gegevens en de overige stukken van het dossier geen aanwijzingen dat het katheter bij klager onjuist is ingebracht.

4.6       Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter, J.M.T. van der Hoeven-Oud en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en P.J.M. Kil en R.C.M. Pelger, leden-beroepsgenoten en

D. Brommer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 4 oktober 2018.

            Voorzitter   w.g.                                                        Secretaris   w.g.