ECLI:NL:TGDKG:2020:4 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/671945 / DW RK 19/482

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:4
Datum uitspraak: 07-01-2020
Datum publicatie: 07-01-2020
Zaaknummer(s): C/13/671945 / DW RK 19/482
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder de vordering ten onrechte executeert, zijn gemachtigde telefonisch onheus wordt bejegend en hij dreigbrieven blijft ontvangen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 januari 2020 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 27 augustus 2019 met zaaknummer C/13/657189 / DW RK 18/591 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/671945 / DW RK 19/482 ED/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde: [ ] (moeder),

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 14 november 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen (een medewerkster van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 3 december 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 27 augustus 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 5 september 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 november 2019 alwaar de gemachtigden van partijen zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 januari 2020.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klager heeft een betalingsverplichting jegens de zorgverzekeraar Delta Loyd wegens een opgelopen betalingsachterstand. Daarnaast heeft hij een betalingsverplichting jegens het CAK ter voldoening van de bestuursrechtelijke premie.

-           De opdrachtgever, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), heeft namens het CAK een dwangbevel ten laste van klager uitgevaardigd.

-           De gerechtsdeurwaarder is door het CJIB belast met de betekening en executie van het dwangbevel.

-           Op 29 augustus 2016 is het dwangbevel door de gerechtsdeurwaarder aan klager betekend.

-           In opdracht van het CJIB is de executie opgeschort en is de gerechtsdeurwaarder omstreeks 7 november 2018 geïnstrueerd de executie voort te zetten. Hierop is klager bij brief van 7 november 2018 door de gerechtsdeurwaarder aangeschreven.

-           Op 12 november 2018 heeft de moeder van klager, tevens zijn gemachtigde, telefonisch contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: onrechtmatig het dossier namens het CJIB executeert omdat hij een

betalingsregeling heeft getroffen met de zorgverzekeraar Delta Loyd;

b: zijn gemachtigde telefonisch onheus heeft bejegend;

c: dreigende brieven toestuurt en hem middels de verzonden correspondentie stalkt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Ingevolge het daartoe bepaalde in de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen slechts klachten worden ingediend tegen gerechtsdeurwaarders (waaronder mede worden begrepen waarnemend-, toegevoegd- en kandidaat-gerechtsdeurwaarders). Klachten tegen een gerechts­deur­waar­ders­kantoor of medewerkers van een kantoor worden daarbij geacht te zijn gericht tegen gerechtsdeurwaarders, die voor dit kantoor c.q. de medewerkers verantwoordelijk zijn. Nu de gemachtigde in het verweerschrift heeft aangevoerd dat de kamer de klacht als gericht tegen de in de aanhef van de beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder kan beschouwen, wordt hij geacht verantwoordelijk te zijn voor de beklaagde medewerker. Deze gerechtsdeurwaarder zal als beklaagde worden aangemerkt.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat er voor klager sprake is van twee separate betalingsverplichtingen. Enerzijds is dat het aflossen van de opgelopen betalingsachterstand bij de zorgverzekeraar Delta Loyd middels de getroffen betalingsregeling.

Anderzijds bestaat de wettelijke betalingsverplichting van de bestuursrechtelijk premie aan het CAK ingevolge artikel 18c jo. 18d van de Zorgverzekeringswet. Hiervoor heeft de opdrachtgever, het CJIB, namens het CAK een dwangbevel uitgevaardigd en door de gerechtsdeurwaarder aan klager laten betekenen op 29 augustus 2016. Nadien heeft k lager niet vrijwillig voldaan aan het dwangbevel en staat klager op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. Anders dan klager en diens gemachtigde menen, ontslaat de getroffen betalingsregeling met Delta Loyd klager niet van de wettelijke betalingsverplichting aan het CAK. Uit het bovenstaande volgt tevens dat de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klager correct heeft geïnformeerd dat niet Delta Loyd in het onderhavige geval de opdrachtgever is maar het CJIB.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft het gestelde met betrekking tot de onheuse telefonische bejegening ontkend. Uit het verweerschrift volgt wel dat het gesprek niet positief is afgesloten maar dat gemachtigde wel op gepaste wijze te woord is gestaan. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt wegens de betwisting door de gerechtsdeurwaarder niet kan worden vastgesteld, dient de klacht als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat i n het onderhavige geval er een dwangbevel ten laste van klager is uitgevaardigd zodat er sprake is van een executoriale titel. De gerechtsdeurwaarder is op grond van die executoriale titel gerechtigd tot het treffen van beslagmaatregelen. Klager staat op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. Dat een dergelijke aankondiging dreigend over komt, maakt niet dat het niet een maatregel is die de gerechtsdeurwaarder mag treffen. Verder behoort het versturen van sommatiebrieven tot de werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder zodat er geen sprake kan zijn van stalking. Naar het oordeel van de voorzitter is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder hem en zijn gemachtigde wel degelijk op ongepaste wijze te woord heeft gestaan. Uit de reviews van het gerechtsdeurwaarderskantoor blijkt ook dat klager niet de enige is met klachten. Klager heeft voor al zijn schulden een betalingsregeling getroffen en probeert samen met zijn gemachtigde zijn problemen op te lossen. De gerechtsdeurwaarder weigert echter mee te werken.

6.2 Klager heeft tevens aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden waardoor de betalingsachterstand is ontstaan en de persoonlijke (waaronder financiële) situatie van klager en zijn gemachtigde.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Voor zover klager nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan hij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan dan ook niet worden ontvangen in zijn klacht als vermeld onder 6.2.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.