ECLI:NL:TGDKG:2019:87 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/649130 / DW RK 18/306

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:87
Datum uitspraak: 09-07-2019
Datum publicatie: 10-07-2019
Zaaknummer(s): C/13/649130 / DW RK 18/306
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Hoogte beslagvrije voet niet ter beoordeling aan tuchtrechter. Klager betwist dat de gerechtsdeurwaarder op zijn klacht heeft gereageerd. Beslag is te laat overbetekend. Klacht gedeeltelijk gegrond. Geen maatregel, want klager is niet in zijn belangen geschaad. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 juli 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/649130 / DW RK 18/306 LvB/WdJ ingesteld door:

[ [,

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 7 juni 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen per

e-mail op 8 oktober 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 mei 2019 alwaar de gemachtigde van klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 juli 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met een ten laste van klager gewezen vonnis van 2 november 2016 van de kantonrechter te Haarlem.

-                      Nadat eerder derdenbeslag onder de bank was gelegd dat geen doel had getroffen, is op 10 juli 2018 ten laste van klager executoriaal derdenbeslag onder [ ] gelegd.

-           Bij e-mail van 13 juli 2017 heeft de gemachtigde van klager verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 17 juli 2017 gereageerd.

-           Bij exploot van 31 juli 2017 is het proces-verbaal van het gelegde beslag van

10 juli 2018 aan klager betekend.

-                      Na veelvuldige correspondentie tussen de gemachtigde van klager en een medewerkster van de gerechtsdeurwaarder is de beslagvrije voet op

9 augustus 2017 vastgesteld op een bedrag van € 1.385,90, welk bedrag de gemachtigde van klager vervolgens op diezelfde datum heeft geaccepteerd.

-                      Nadat een betalingsregeling was getroffen met klager is het beslag door de gerechtsdeurwaarder op 7 september 2017 opgeschort.

-                      Bij brief van 9 februari 2018 is aan klager en zijn gemachtigde medegedeeld dat de getroffen regeling definitief is komen te vervallen, omdat klager de regeling niet is nagekomen. Hierbij is tevens aangegeven dat het eerder gelegde beslag weer zal worden hervat.

-                      Bij e-mail van 12 maart 2018 heeft de gemachtigde van klager een klacht ingediend bij de gerechtsdeurwaarder. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 14 maart 2018 inhoudelijk gereageerd, waarbij hij tevens heeft verzocht om aanvullende informatie teneinde een definitieve beslissing op het bezwaar te kunnen nemen.

-                      Bij e-mail van 22 maart 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klager medegedeeld dat hij een bedrag van € 810,00 zal overmaken aan klager, welk bedrag vermeerderd met € 470,00 aan contante inkomsten een beslagvrije voet van € 1.280,00 maakt. De gerechtsdeurwaarder heeft in de

e-mail tevens verzocht om een bankafschrift over een periode van minimaal één maand van de zakelijke rekening van klager.

-                      Na wederom uitvoerig te hebben gecorrespondeerd met de gemachtigde van klager heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klager bij e-mail van 17 april 2018 medegedeeld dat hij maandelijks een bedrag van € 100,00 zou inhouden en de rest zou doorbetalen aan klager.

-           Na wederom uitvoerig te hebben gecorrespondeerd om te komen tot een voor beide partijen bevredigende regeling en welk bedrag zou kunnen worden ingehouden van hetgeen klager van [ ] ontving, heeft de gemachtigde van klager bij e-mail van 29 augustus 2018 bericht niet akkoord te kunnen gaan met de regeling zoals voorgesteld in de e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 28 augustus 2018.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: een onjuiste beslagvrije voet toepast;

b: zijn klacht niet naar behoren heeft afgehandeld;

c: het proces-verbaal van het gelegde derdenbeslag niet tijdig aan hem heeft betekend.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de klacht ziet op de executie van het vonnis van 2 november 2016 en klager hiervoor een executiegeschil had kunnen beginnen bij de gewone rechter.

3.2 Subsidiair heeft de gerechtsdeurwaarder de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De ontvankelijkheid van de klacht

Het primaire verweer van de gerechtsdeurwaarder wordt verworpen. Het enkele feit dat de klacht de executie van een titel betreft kan niet zonder meer leiden tot het niet- ontvankelijk verklaren van de klacht. Het kan immers zijn dat er bij de executie tuchtrechtelijk laakbaar wordt gehandeld. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn klacht.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

5.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef genoemde en aan het kantoor te Amsterdam verbonden gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klager is in behandeling op zijn kantoor en hij is als vestigingsmanager verantwoordelijk voor de werkwijze in en behandeling van de dossiers. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt de kamer voorop dat de hoogte van de beslagvrije voet geen kwestie is die ter beoordeling van de kamer staat. Niet betwist is dat in deze zaak in beginsel geen beslagvrije voet geldt voor het gelegde beslag. De gerechtsdeurwaarder heeft echter geheel onverplicht een beslagvrije voet toegepast op basis van de bij hem bekende gegevens en is tot terugbetaling van gelden overgegaan. De gerechtsdeurwaarder heeft hierover veelvuldig met de gemachtigde van klager gecorrespondeerd. Indien klager het met de uiteindelijk berekende beslagvrije voet niet eens is, dient hij zich te wenden tot de gewone civiele rechter. De kamer is zich ervan bewust dat klager geen financiële middelen heeft om een civiele procedure op te starten, maar dat maakt voorgaande niet anders. De tuchtrechter oordeelt slechts of er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld en is niet bevoegd om de beslagvrije voet vast te stellen.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b blijkt uit de overgelegde producties dat de gerechtsdeurwaarder op 14 maart 2018 wel degelijk op de klacht van klager van

12 maart 2018 heeft gereageerd. Gesteld noch gebleken is dat klager de gevraagde

aanvullende informatie aan de gerechtsdeurwaarder heeft verstrekt teneinde een

definitieve beslissing op het bezwaar te kunnen nemen. De klacht stuit hierop af.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat een proces-verbaal van het leggen van beslag o p grond van artikel 475i Rv binnen acht dagen aan de geëxecuteerde betekend dient te worden betekend. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij het proces-verbaal van het derdenbeslag niet tijdig aan klager heeft betekend. Dit is in strijd met de wettelijke bepaling. De kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht op dit onderdeel gegrond is en dat er geen termen aanwezig zijn om tot het opleggen van een maatregel over te gaan, nu klager in dit geval niet in zijn belangen is geschaad, omdat hij reeds op de hoogte van het beslag was en de kosten voor het beslag niet aan hem zijn doorbelast.

5.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart de klacht ten aanzien van klachtonderdeel c gegrond;

-           ziet af van het opleggen van een maatregel;

-           verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.