ECLI:NL:TGDKG:2019:86 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/664382 / DW RK 19/160

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:86
Datum uitspraak: 09-07-2019
Datum publicatie: 10-07-2019
Zaaknummer(s): C/13/664382 / DW RK 19/160
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Nieuwe klachten in verzet worden niet meegenomen. Voor het overige is de kamer het met de beslissing van de voorzitter eens. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 juli 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 19 maart 2019 met zaaknummer C/13/640361 / DW RK 17/1219 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/664382 / DW RK 19/160 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: [ ],

tegen:

1. mr. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

2. drs. [ ],

gedefungeerd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. [ ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 14 december 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 januari 2018, heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders gereageerd. Bij beslissing van 19 maart 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Kla a g st er is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij

e-mail, ingekomen op 2 april 2019 , heeft kl a ag st er verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 mei 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. Kl a ag st er is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 juli 2019.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 24 januari 2017 van de kantonrechter te Den Haag is de gemachtigde van klaagster (hierna: [ ]) bij verstek veroordeeld een vordering te voldoen van [ ].

-           Bij brief van 23 maart 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 beslag op roerende zaken van [ ] tegen 30 maart 2017 aangekondigd.

-           Het aangekondigde beslag op 2 augustus 2017 is opgeschort, omdat met [ ] een regeling werd getroffen waarbij € 2000,- ineens zou worden betaald en op 4 augustus 2017 het restant.

-           Omdat betaling van het restant uit bleef is [ ] bij brief van 7 september 2017 gesommeerd het restant van de vordering binnen vijf dagen te voldoen.

-           Bij brief van 19 oktober 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 beslag met binnentreding tegen 15 november 2017 aan [ ] aangekondigd.

3. De oorspronkelijke klacht

De gemachtigde van klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende.

a: De gerechtsdeurwaarders hebben tot drie maal toe een betalingsvoorstel van [ ] afgewezen.

b: Op [ ] vorige woonadres is [ ] gevestigd. Ter voorkoming van  beslaglegging is onder voorbehoud € 2.000,- voorgeschoten ter vredige oplossing, maar dit heeft niet geholpen.

c: Bij brief van 19 oktober 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 aangekondigd dat hij beslag zal leggen op de roerende zaken van [ ]. In verband met [ ] verblijf in het buitenland hebben collega’s de gerechtsdeurwaarders verzocht zijn thuiskomst af te wachten en is wederom getracht een betalingsregeling af te spreken, maar dit is keihard geweigerd.

d: In de brief van 19 oktober 2017 staat slechts een datum genoemd van de beslaglegging, maar geen tijdstip. Een medewerker van [ ] heeft die dag van 8:00 tot 11:00 uur gewacht, maar de gerechtsdeurwaarder is niet op komen dagen. Dit is een ambtsovertreding. Hij mag niet iets aankondigen wat hij niet voornemens is.

e: Een medewerker van [ ] heeft op 15 november 2017 om 11:00 uur een e-mail naar het kantoor van de gerechtsdeurwaarders gestuurd dat er nog niemand is komen opdagen. Hierop is gelijk een e-mail teruggekomen, maar daarin is niet aangekondigd dat het beslag alsnog zou worden gelegd.

f: Drie à vier uur na de e-mail van de medewerker van [ ] werd opeens de voordeur van de betreffende woning geforceerd en is beslag gelegd. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft vernielingen aangebracht in de woning en heeft daarnaast het camera bewakingssysteem en het alarmsysteem vernield. De ambtshandelingen zijn verricht door gerechtsdeurwaarder sub 2, maar in opdracht van gerechtsdeurwaarder sub 1, die de brief van 19 oktober 2017 heeft geschreven en getekend. Beide gerechtsdeurwaarders zijn dus verantwoordelijk voor dit optreden.

g: Klaagster is de eigenares van de betreffende woning die in renovatie is. Er is geen sprake van geregistreerd partnerschap, zodat klaagster een derde partij is die benadeeld is als gevolg van de onaangekondigde beslaglegging.  

h: De gerechtsdeurwaarders hebben voor drie dagen het huisrecht van andere bewoners geroofd. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft de sleutel van de voordeur meegenomen naar [ ], terwijl hij de sleutel aan de hulpofficier had moeten overhandigen. Door het veiligheidsslot op de voordeur onvervangen te laten heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 inbraakrisico veroorzaakt. De gerechtsdeurwaarder had de inbeslaggenomen spullen in bewaring moeten meenemen.

i: Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft als dief toegang genomen tot de woning. Hij had binnen het cameratoezicht moeten handelen.

j: De eerder aangekondigde beslaglegging heeft kennelijk zonder opdracht plaatsgevonden, aangezien in de brief van 19 oktober 2017 is vermeld dat de gerechtsdeurwaarders nu opdracht hebben gekregen om bezittingen in beslag te nemen.

k: Er is sprake van belangenverstrengeling. Gerechtsdeurwaarder sub 1 draait meerdere bedrijven die niets te maken hebben met de gerechtsdeurwaarderspraktijk.

l: Gezien het bovenstaande wenst klaagster dat aan de gerechtsdeurwaarders een maatregel wordt opgelegd.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Klaagster heeft in het ingevulde klachtenformulier beide gerechtsdeurwaarders genoemd. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders heeft zich op standpunt gesteld dat de klacht zich slechts richt tegen gerechtsdeurwaarder sub 2. De voorzitter overweegt dat nu klaagster zich in enkele van de klachtonderdelen ook inhoudelijk tegen beide gerechtsdeurwaarders heeft gericht, het er voor gehouden moet worden dat de klacht is ingediend tegen beide gerechtsdeurwaarders. 

4.3 De voorzitter overweegt in klachtonderdeel a en c als volgt. Afgezien van het feit dat wel degelijk een betalingsregeling overeen is gekomen, namelijk op 2 augustus 2017, waaraan [ ] zich niet heeft gehouden, reden waarom deze verviel, is ingevolge het bepaalde in artikel 6:29 BW een schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd het verschuldigde in gedeelten te voldoen. Dit artikel brengt derhalve mee dat de schuldeiser gedeeltelijke nakoming kan weigeren. Dat er geen andere betalingsregeling werd afgesproken is daarom niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.4 De voorzitter overweegt in klachtonderdeel b dat in verband met de betaling van € 2000 gerechtsdeurwaarder sub 2 er van af heeft gezien de inbeslagname op 2 augustus 2017 doorgang te laten vinden. Deze betaling was niet onverschuldigd en omdat [ ] zich niet heeft gehouden aan de afspraak om het restant te voldoen was de gerechtsdeurwaarder gerechtigd verdere executiemaatregelen te treffen.

4.5 De voorzitter overweegt in klachtonderdeel d dat de wet niet voorschrijft dat een aankondiging van inbeslagname gedaan moet worden aangezien het vonnis is betekend waarbij inbeslagneming en verkoop van roerende zaken uitdrukkelijk is aangezegd. Dat de gerechtsdeurwaarder naast een datum ook een tijdstip zou moeten vermelden, is niet op enige wettelijke bepaling gestoeld. 

4.6 De voorzitter overweegt in klachtonderdeel e dat uit de beantwoording van de e-mail door de gerechtsdeurwaarder niet de conclusie kan worden getrokken dat het beslag geen doorgang zou vinden. Dat de gerechtsdeurwaarder dit niet met zoveel woorden heeft gesteld, leidt niet tot de conclusie die [ ] heeft getrokken.

4.7 De voorzitter overweegt in klachtonderdeel f en g dat ten tijde van de beslaglegging [ ] ingeschreven stond op dat adres en dat logischerwijs goederen van hem in de woning aanwezig zouden zijn. Dat de goederen slechts aan klaagster zouden toebehoren is een conclusie die niet getrokken kan worden. Dat alleen klaagster en anderen zijn getroffen door dit beslag is dus niet juist.

De stelling van [ ] dat vernielingen zijn aangericht in de woning is niet onderbouwd. Voor zover hij doelt op de verbreking van het slot, merkt de voorzitter op dat dit een gevolg is van het feit dat niemand aanwezig was in het pand om de deur te openen. Dat er wel iemand aanwezig was tussen 8:00 en 11:00, is niet vooraf gecommuniceerd met de gerechtsdeurwaarder. Schade aan camera bewakingssysteem en het alarmsysteem of anderszins is niet aangetoond of gebleken.

4.8 De voorzitter overweegt in klachtonderdeel h als volgt. Er bestaan geen regels op welke wijze moet worden gehandeld met de sleutel van het na het binnentreden van een woning vervangen slot en op welke wijze de sleutel in handen van de debiteur moet worden gesteld. In principe dient de sleutel achter te worden gelaten bij de aanwezige hulp officier, of, als dat niet mogelijk blijkt te zijn, door de sleutel mee te nemen naar het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. De daaraan voor een debiteur klevende praktische bezwaren kunnen in zo'n geval niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder aan [ ] te kennen gegeven dat de sleutels bij eerst volgende gelegenheid gebracht zouden worden. Uiteindelijk heeft de gerechtsdeurwaarder op 17 november 2017 (twee dagen na het binnentreden) de sleutel in de brievenbus gedeponeerd. De stelling dat het inbraakrisico verhoogd is door het veiligheidsslot niet te vervangen, vermag de voorzitter niet te begrijpen. De aanname van [ ] dat andere gebruikers van het pand benadeeld zijn door de inbeslagname is een stelling die niet door enig bewijs is onderbouwd. Onduidelijk is gebleven wie dat waren en waaruit de schade heeft bestaan. Daarbij wordt opgemerkt dat [ ] heeft gesteld dat het pand in renovatie was, reden waarom alle spullen in één kamer waren gestald. De gerechtsdeurwaarder heeft de inbeslaggenomen goederen niet in bewaring genomen. Dit had namelijk slechts tot kostenverhoging geleid. 

4.9 De stelling in klachtonderdeel i dat de gerechtsdeurwaarder niet te zien was op de beelden van de camera, zegt wellicht iets over de afstelling van de camera. Welke conclusie hieruit moet worden getrokken ten aanzien van het toetsingscriterium ontgaat de voorzitter.

4.10 De voorzitter overweegt in klachtonderdeel j als volgt. Het woord ‘nu’ in de brief van 19 oktober 2017 van gerechtsdeurwaarder sub 1, wordt onjuist geïnterpreteerd door klaagster. Het woord slaat niet op een tijdsbepaling maar op de opdracht om tot beslaglegging over te gaan.

4.11 In klachtonderdeel k overweegt de voorzitter als volgt. De voorzitter zal de bedrijfsvoering van gerechtsdeurwaarder sub 1 niet aan een oordeel onderwerpen, nu klaagster noch haar gemachtigde hebben gesteld of hebben aangetoond wat hun belang is hierbij gezien in het licht van de overige klachtonderdelen.

4.12 Nu uit geen van bovenstaande klachtonderdelen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken en daarom geen aanleiding bestaat een maatregel op te leggen zoals verzocht, wordt op grond van het voorgaande als volgt beslist.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

5.1 In verzet heeft klaagster allereerst aangevoerd dat sprake is van belangenverstrengeling, nu gebleken is dat gerechtsdeurwaarder sub 1 lid is van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Klaagster is gelet hierop niet verbaasd dat alle klachten keihard als kennelijk ongegrond worden afgewezen en betreurt dat zij aan het lijntje is gehouden door de kamer.

5.2 Klaagster voert verder aan dat de kamer kampt met partijdigheid en oneerlijkheid. Klachten worden kennelijk ongegrond verklaard zonder het verweer van de gerechtsdeurwaarder aan de klager bekend te maken en zonder de klager te hebben gehoord. Er zijn substantiële, ernstige klachten die worden genegeerd, slechts met het doel om een “paraplu” aan eigen gerechtsdeurwaarders te bieden.

5.3 De kamer kampt met monopolie en houdt zich niet aan de wetten en regels.

5.4 De kamer maakt fouten in beslissingen ten aanzien van het vaststellen van de feiten en gegevens. Ook verklaart de voorzitter iedere zitting de stukken te hebben gelezen, maar tijdens de behandelingen weet de voorzitter niet wat in de stukken van [ ] geschreven staat. De klachtbehandeling is een ritueel geworden en er is geen vrees voor de gerechtsdeurwaarders voor strafmaatregelen, met als gevolg dat zij de burgers beroven en misbruik maken van de instrumenten en hun bevoegdheden.

5.5 De beslissing van de kamer van 19 maart 2019 dient onrechtmatig te worden verklaard, omdat klaagster ondanks meerdere verzoeken buiten de procedure is gehouden.

5.6 Klaagster betwist dat er een afspraak was gemaakt dat het restant van de openstaande vordering op 4 augustus 2017 zou worden voldaan.

5.7 Klaagster vraagt zich af of gerechtsdeurwaarder sub 1 als lid in de kamer mag zitten en beslissingen mag nemen, terwijl hij zelf beklaagde is in meerdere zaken. Klaagster stelt dat dit volgens jurisprudentie niet is toegestaan.

5.8 Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft zich met het vernielen van het camera bewakingssysteem en het alarmsysteem tijdens de beslaglegging roerende zaken als een berover gedragen. Klaagster zal van de vernieling aangifte doen als het haar gerade komt en heeft de gerechtsdeurwaarders voor het vergoeden van schade inmiddels gedagvaard.

5.9 De voorzitter heeft de gerechtsdeurwaarders in zijn beslissing onder 4.5 ten onrechte verdedigd. De gerechtsdeurwaarders hebben beslaglegging aangekondigd, zonder dat zij zijn komen opdagen. Dit is tuchtrechtelijk laakbaar handelen en strafbaar. 

5.10 De gerechtsdeurwaarders hebben geen opdracht gekregen om beslag op roerende zaken van [ ] te leggen en hebben het ontvangen geld ook niet afgedragen aan de opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarders hebben de in beslag genomen goederen niet opgehaald en evenmin afstand van de goederen genomen, slechts met als doel de verkoop van de betreffende woning te verhinderen.

5.11 Anders dan de voorzitter in de beslissing heeft overwogen, is een gerechtsdeurwaarder niet bevoegd om over sleutels van de woning te beschikken. Deze bevoegdheid komt alleen een ambtenaar van politie toe. Met het onder zich houden van de sleutels is het huisrecht van de bewoners, het destijds ingeschreven bedrijf en de eigenaar beroofd. Tevens is de renovatie gestaakt.

5.12 Ten slotte stelt klaagster dat sprake is van schending van de privacy van [ ], nu hij helemaal geen partij in deze is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Voor zover klaagster nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan zij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klaagster kan niet worden ontvangen in haar klachten als vermeld onder 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.7 en 5.12.

6.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Ten aanzien van de klacht van klaagster onder 5.5 overweegt de kamer dat uit de Gerechtsdeurwaarderswet noch uit een andere regel van Nederlands recht de verplichting volgt om een klager te laten reageren op het verweer van de gerechtsdeurwaarder. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.