ECLI:NL:TGDKG:2019:52 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/637975 DW RK 17/1083

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:52
Datum uitspraak: 26-03-2019
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/637975 DW RK 17/1083
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder die vergeet een dagvaarding bij de rechtbank aan te brengen oefent daarmee geen ongeoorloofde druk uit, evenmin is sprake van een vergissing of fout waaruit blijkt dat sprake is van grote onzorgvuldigheid of handelen tegen beter weten in. klacht is ongegrond. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/637975 / DW RK 17/1083 ED/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klaagster,

gemachtigde: [..](bewindvoerder)

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..]

beklaagde,

gemachtigde: [..]

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 1 november 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 3 november 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De gerechtsdeurwaarder heeft op 5 februari 2019 een aanvullend verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 februari 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager heeft meegedeeld niet ter zitting aanwezig te zijn. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 maart 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Bij exploot van 9 oktober 2017 is klaagster gedagvaard te verschijnen ter

zitting van de kantonrechter te Maasstricht tegen 25 oktober 2017.

  • Op 20 oktober 2017 heeft de gemachtigde van klaagster een conclusie van

antwoord aan de rechtbank te Maastricht verzonden, met het verzoek deze in

behandeling te nemen.

  • Hierop heeft de rechtbank de gemachtigde van klaagster bij brief van

26 oktober 2017 medegedeeld dat de procedure niet is aangebracht voor de

rolzitting van 25 oktober 2017.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder druk heeft

uitgeoefend door het aankondigen van maatregelen die niet zijn genomen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Vaststaat dat de dagvaarding niet is aangebracht tegen de datum van 25 oktober 2017. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij de dagvaarding niet tijdig bij de griffie heeft ingediend. Dit is echter niet gebeurd om klaagster onder druk te zetten, het betreft een vergissing. De kamer overweegt dat een gerechtsdeurwaarder die een vergissing of een fout begaat, zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig maakt aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is in dit geval niet gebleken.

4.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. Voetelink en mr. J.N. Reijn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.