ECLI:NL:TGDKG:2019:158 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/642800/ DW RK 18/71

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:158
Datum uitspraak: 02-07-2019
Datum publicatie: 05-12-2019
Zaaknummer(s): C/13/642800/ DW RK 18/71
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarders wordt verweten dat zij klager blijven bedreigen met beslag ondanks het feit dat klager de hele vordering heeft al heeft voldaan. De kamer verklaart de klacht ongegrond. Klager heeft de vordering wel aan de opdrachtgever voldaan maar heeft daarvan de gerechtsdeurwaarders niet op de hoogte gesteld.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 juli 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/642800/ DW RK 18/71   (MN/FK) van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 6 februari 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij e-mail met bijlagen van 19 maart 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 21 mei 2019. Verschenen zijn klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 2 juli 2019.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     Klager is bij vonnis op tegenspraak van 8 december 2016 veroordeeld tot betaling van € 176,66 (en wettelijke rente) aan VGZ.

b)     Bij brief van 20 december 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht een bedrag van € 181,53 (binnen veertien dagen) te voldoen.

c)     Op 21 december 2016 heeft klager via een elektronische overschrijving een bedrag van € 177,81 overgemaakt aan VGZ.

d)     Op 23 januari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gesommeerd de vordering (minus € 75,00) te voldoen.

e)     Bij e-mail van 24 februari 2017 heeft klager aangegeven de vordering na uitspraak in december 2016 volledig te hebben voldaan.

f)      Bij brief van 18 april 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager daarop medegedeeld dat VGZ slechts een deel van de betaling heeft bevestigd en heeft klager verzocht om het betalingsbewijs.

g)     Bij brief van 24 november 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager opnieuw gesommeerd de restvordering te voldoen.

h)     Bij exploot van 18 januari 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend.

i)      Bij brief van 6 februari 2018 wordt klager beslag op roerende zaken aangezegd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder hem blijft bedreigen met inbeslagname goederen en bankbeslag, ondanks het feit dat klager al op 21 december 2016 de hele vordering heeft voldaan. Klager wil dat de gerechtsdeurwaarder wordt veroordeelt tot betaling van de door klager gemaakte kosten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2. De kamer overweegt dat in zijn algemeenheid geldt dat in een procedure op tegenspraak waarbij een partij wordt vertegenwoordigd door een (incasso-) gemachtigde het gebruikelijk is dat na vonnis wordt betaald aan de gemachtigde. Voor zover er twijfels bestaan over aan wie er betaald moet of kan worden, ligt het op de weg van de verliezende partij daarover contact op te nemen met de gemachtigde van de eisende partij. Als er al zonder voorafgaand overleg rechtstreeks aan de eisende partij wordt betaald, ligt het op de weg van degene die daarvoor kiest de gemachtigde van die betaling op de hoogte te stellen voorzien van een bewijs van betaling zodat de gemachtigde dit kan verifiëren bij zijn opdrachtgever.

4.4. Vaststaat dat klager het verschuldigde bedrag op 21 december 2016 aan de opdrachtgever heeft voldaan maar daarvan de gerechtsdeurwaarders niet op de hoogte heeft gesteld. Klager heeft evenmin gereageerd op de brief van de gerechtsdeurwaarders van 20 december 2016 en heeft ook niet gereageerd op het verzoek van de gerechtsdeurwaarders om het betalingsbewijs over te leggen. Daartoe was wel aanleiding geweest omdat klager niet heeft weersproken dat VGZ een bedrag van € 75,00 op de vordering in mindering heeft gebracht en hem op 7 januari 2017 per abuis het restant van € 102,81 heeft terugbetaald. Bij elkaar opgeteld is dat het bedrag dat klager nu juist aan VGZ had betaald teneinde aan het vonnis te voldoen.

4.5. Bij deze stand van zaken acht de kamer het niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarders het vonnis aan klager hebben betekend en maatregelen hebben aangekondigd.

4.6. Voor zover klager meent aanspraak te kunnen maken op een schadevergoeding overweegt de voorzitter dat in een tuchtprocedure als deze - nog daargelaten de vraag of hiervoor aanleiding zou bestaan - geen ruimte is voor een veroordeling tot betaling van een schadevergoeding.

5.  Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. S.N. Schipper en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.