ECLI:NL:TGDKG:2019:154 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/659113 / DW RK 18/640

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:154
Datum uitspraak: 11-06-2019
Datum publicatie: 05-12-2019
Zaaknummer(s): C/13/659113 / DW RK 18/640
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. DE kamer is het met de beslissing van de voorzitter een en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 juni 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet op het onder zaaknummer C/13/659113 / DW RK 18/640 (DB/FK) geregistreerde verzet tegen de beslissing van de voorzitter van 4 december 2018 met zaaknummer C/13/654193 / DW RK 18/498 van:

[     ],

gevestigd te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

1. [     ],

2. [     ].

3. [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 15 september 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarders. Bij e-mail van 1 november 2018  hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 4 december 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail van 18 december 2018 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 april 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 11 juni 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager klaagt erover dat de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig handelt, misbruik maakt van derdengelden en misleidt.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat  de enkele, niet nader door klager onderbouwde stellingen, onvoldoende zijn om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarders vast te stellen. Klager volstaat met algemeenheden zonder nadere toelichting. De klacht voldoet aldus niet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld. De klacht is vervolgens als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager verwezen naar de inleidende klacht die erop neerkomt dat er geld is gestald bij de gerechtsdeurwaarder. Ondanks hetgeen is overeengekomen heeft de gerechtsdeurwaarder de gelden doorbetaald zonder toestemming van en overeenstemming met klager.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Hetgeen door klager in verzet is aangevoerd levert geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Ten overvloede wordt overwogen dat het standpunt van klager dat de gerechtsdeurwaarder de gelden heeft doorbetaald, hetgeen door de gerechtsdeurwaarder in verzet is bestreden, door klager niet wordt onderbouwd. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf toegepast. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend voorzitter, en mr. L. Voetelink en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.