ECLI:NL:TGDKG:2019:152 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/659138 / DW RK 18/643

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:152
Datum uitspraak: 11-06-2019
Datum publicatie: 05-12-2019
Zaaknummer(s): C/13/659138 / DW RK 18/643
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitter heeft de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. In haar verzoek tot schadevergoeding wordt klaagster niet-ontvankelijk verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 juni 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet op het onder zaaknummer C/13/659138 / DW RK 18/643 (DB/FK) geregistreerde verzet tegen de beslissing van de voorzitter van 11 december 2018 met zaaknummer C/13/637060 / DW RK 17/1035 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

oud gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 16 oktober 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail van 15 november 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 11 december 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief ingekomen op 19 december 2018 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail van 21 maart 2019 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de gerechtsdeurwaarder zijn standpunt als uiteengezet in het verweer op de inleidende klacht handhaaft en niet ter zitting zal verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 april 2019 alwaar klaagster is verschenen. Klaagster heeft een toelichting gegeven op haar verzet aan de hand van een door haar overgelegd schriftelijk stuk met 1 bijlage. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 11 juni 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder haar op 2 januari 2017 heeft bedreigd met een dreigbrief. De gerechtsdeurwaarder heeft de uitspraak van de geschillencommissie genegeerd. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder van alles op de hoogte gesteld, maar de gerechtsdeurwaarder gaf daar geen gehoor aan. Klaagster stelt dat zij vanaf maart 2015 tot 2 januari 2017 continu dreigbrieven heeft gekregen van de gerechtsdeurwaarder, ondanks dat zij de gerechtsdeurwaarder op de hoogte had gesteld van de gang van zaken. 

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder de opdracht heeft gekregen de vordering ten behoeve van het eigen risico te innen. Op 30 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster daartoe een sommatie gestuurd. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder de incasso opgeschort in afwachting van een uitspraak van de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen. Op verzoek van de opdrachtgever is klaagster opnieuw gesommeerd op 15 december 2015 en op 2 januari 2017 na de uitspraak van de Geschillencommissie geestelijke gezondheidszorg. Klaagster is dus door de gerechtsdeurwaarder drie maal gesommeerd voor een vordering uit 2014. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder de uitspraak van de geschillencommissie heeft genegeerd, nu daarin is bepaald dat [     ] de vordering ter zake van het eigen risico aan klaagster dient te voldoen. Dit bedrag dient klaagster daarna aan de opdrachtgever (of aan de rechtsopvolger) te voldoen, zodat ook de sommatie van 2 januari 2017 niet ten onrechte is verstuurd. De klacht is vervolgens als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

De in verzet aangevoerde gronden richten zich tegen het handelen van de GGD [     ], [     ] alsmede het handelen van de zorgverzekeraar. Ook in de door klaagster ter zitting overgelegde schriftelijke toelichting op het verzet wordt alleen ingegaan op het handelen van voornoemde instanties. Klaagster verzoekt haar een schadevergoeding toe te kennen

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de onderhavige procedure zich niet leent voor toekenning van een schadevergoeding, zo daartoe al aanleiding zou zijn. Klaagster dient in dit verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard.

7.2 Hetgeen door klaagster in verzet is aangevoerd levert geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Het is niet aan de kamer om zich te buigen over klachten die zijn gericht tegen instanties waarover de kamer niet kan oordelen. Klaagster was kennelijk in de veronderstelling dat van haar na de uitspraak van de Stichting Klachten en geschillen Zorgverzekeringen geen actie meer werd verwacht. In de voorzittersbeslissing is echter uitgelegd hoe de vork in de steel zat. In het verweer van de gerechtsdeurwaarder op de inleidende klacht staat ook vermeld dat [     ] de betalingsverplichting van klaagster heeft overgenomen door de vordering van de Zorgverzekeraar rechtstreeks te voldoen. De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schadevergoeding;

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend voorzitter, en mr L. Voetelink en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.