ECLI:NL:TGDKG:2019:151 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/640622 / DW RK 17/1229

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:151
Datum uitspraak: 11-06-2019
Datum publicatie: 05-12-2019
Zaaknummer(s): C/13/640622 / DW RK 17/1229
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarders wordt verweten dat zij ambtshandelingen hebben verricht in opdracht van een wederpartij van klager met wie beklaagden nauw zijn verweven, en zich in een gerechtelijke procedure hebben gesteld als gemachtigde van een wederpartij van klager, met welke wederpartij het kantoor van de gerechtsdeurwaarders moet worden vereenzelvigd. De kamer geeft enkele overwegingen over het klagen in het algemeen belang en overweegt verder dat zelfs als het handelen van de gerechtsdeurwaarders -voor zover in het tuchtrecht al van toepassing- “ex tunc” wordt getoetst, kan uit hetgeen door klager is aangevoerd niet de conclusie worden getrokken dat het kantoor van de gerechtsdeurwaarders ten tijde van het vermeende klachtwaardige handelen kan worden vereenzelvigd met haar opdrachtgever. De klacht wordt ongegrond verklaard.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 juni 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/640622 / DW RK 17/1229 (DB/FK) van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

gemachtigde: [     ],

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 december 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagden. Bij verweerschrift, ingekomen per e-mail op 5 februari 2018, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 30 april 2019. Verschenen zijn klager en zijn gemachtigde en  gerechtsdeurwaarder sub 1. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 11 juni 2019.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     Op 23 september 2016 is door een aan gerechtsdeurwaarder sub 1 toegevoegde  gerechtsdeurwaarder in opdracht van [     ] B.V. (hierna: “[     ]”) aan klager een dagvaarding betekend.

b)     Op 24 november 2016 is een verstekvonnis gewezen waarin klager is veroordeeld tot het betalen van een bedrag aan [     ]. Klager is tevens veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder begrepen een bedrag van € 30,- als het aan de gemachtigde van de eisende partij toekomende salaris. Als gemachtigde van [     ] staat in het vonnis vermeld het kantoor van de gerechtsdeurwaarders.

c)     Voornoemd vonnis is op 15 december 2016 aan klager betekend door een andere aan gerechtsdeurwaarder sub 1 toegevoegde  gerechtsdeurwaarder. In het exploot wordt klager bevel tot betaling gedaan en zijn executiemaatregelen aangezegd.

d)     Klager heeft op 4 januari 2017 verzet ingesteld tegen genoemd verstekvonnis.

e)     In het roljournaal kanton van Rechtbank Den Haag (hierna: roljournaal) staat bij de zaak tussen klager (opposant) en [     ] (geopposeerde) het kantoor van de gerechtsdeurwaarders als beroepsvertegenwoordiger van geopposeerde vermeld.  

f)      Uit het roljournaal volgt dat op 16 februari 2017 een conclusie van antwoord in oppositie is ingediend. In de conclusie van antwoord in oppositie staat als gemachtigde van [     ] vermeld, [     ], bedrijfsjurist in dienst van [     ]. Als rolgemachtigde staat het kantoor van de gerechtsdeurwaarders vermeld.

g)     Bij vonnis van 13 april 2017 is het vonnis van 24 november 2016 vernietigd en is [     ] in de proceskosten aan de zijde van klager veroordeeld. Als gemachtigde van [     ] staat in het vonnis vermeld [     ].

h)     Bij e-mail van 13 april 2017 heeft de gemachtigde van klager een concept van het aan de kamer gerichte klaagschrift aan gerechtsdeurwaarder sub 1 toegezonden en hem in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

i)      Bij e-mail van 25 april 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 op de klacht gereageerd.

2. De klacht

Op feiten en omstandigheden als vermeld in het klaagschrift beklaagt klager zich er samengevat over dat (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarders:

a)     ambtshandelingen hebben verricht in opdracht van een wederpartij van klager met wie beklaagden zodanig nauw zijn verweven, dat een onafhankelijke en onpartijdige verrichting van de aan hen door die wederpartij opgedragen ambtshandelingen niet langer kan zijn gewaarborgd;

b)     zich in een gerechtelijke procedure hebben gesteld als gemachtigde van een wederpartij van klager, met welke wederpartij het kantoor van de gerechtsdeurwaarders moet worden vereenzelvigd, zonder dat zij in die gerechtelijke procedure daadwerkelijk voor die wederpartij hebben opgetreden, derhalve met het oogmerk om die wederpartij in geval van een kostenveroordeling ten laste van klager, te zijner kostte te kunnen bevoordelen in de vorm van een gemachtigdesalaris en nasalaris.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De ontvankelijkheid van de klacht

4.1 Hetgeen door de gerechtsdeurwaarders is aangevoerd ten aanzien van de door klager overgelegde machtiging wordt verworpen, nu de kamer over een wel voldoende leesbaar document beschikt waaruit volgt dat klager de in aanhef van deze beslissing vermelde gemachtigde heeft gemachtigd om namens hem een klacht in te dienen bij de kamer. Klager kan in zijn klacht worden ontvangen.

4.2 Anders dan door klager in 5.2 van zijn klaagschrift is aangevoerd volgt uit de door hem genoemde rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam niet dat een individuele klager in het algemeen belang kan klagen. Dit arrest (ECLI:NL:GHAMS:2015:1605) betrof een klacht die was ingediend door de KBvG, waarbij de KBvG door de kamer niet ontvankelijk was verklaard. Het gerechtshof heeft op grond van de wetsgeschiedenis vastgesteld dat de tuchtrechtspraak erop is gericht in het algemeen belang een optimaal functioneren van het ambt van gerechtsdeurwaarder binnen het rechtsbestel te verzekeren door in individuele gevallen tegen inbreuken op de ambtsplichten en de ambtsethiek op te treden. Daarin ligt volgens het gerechtshof besloten dat de tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend ten dienste van het algemeen belang. Omdat de KBvG tot taak heeft de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de leden en van hun vakbekwaamheid, welke taak is neergelegd in artikel 57 GdW, is het gerechtshof tot de conclusie gekomen dat de KBvG zowel bij klachten namens een individu als in het algemeen belang als klager kan optreden.

4.3 Dat de tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend ten dienste van het algemeen belang houdt niet in dat een individuele klager een klacht kan indienen in het algemeen belang. Ten aanzien van een individuele klager is vaste rechtspraak dat deze voldoende eigen belang moet hebben om als belanghebbende te worden aangemerkt en als klager te kunnen worden ontvangen in de tuchtprocedure (onder meer: ECLI:NL:GHAMS:2008:BC7801). De kamer overweegt dat de klacht (onder meer) is gericht op verwevenheid tussen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders en de tegenpartij van klager in een procedure. Volgens klager is daardoor de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarders als vermeld in artikel 12a GdW in het geding gekomen. Het eigen belang van klager is daarmee gegeven en de klacht is ook voldoende gespecificeerd om klager in zijn klacht te kunnen ontvangen.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 De klacht is gericht tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders. Op grond van de wet kunnen alleen klachten tegen individuele gerechtsdeurwaarders worden ingediend. Een kantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Uit vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam volgt dat bij dergelijke klachten de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. De klacht betreft de verwevenheid tussen het gerechtsdeurwaarderskantoor en de partij voor wie het kantoor in een zaak tegen klager is opgetreden. Aan het kantoor zijn momenteel drie gerechtsdeurwaarders verbonden waarvan er één in het geheel niet in de door klager overgelegde stukken voorkomt en evenmin eigenaar van het kantoor is. In de stukken staat wel de naam van gerechtsdeurwaarder sub 2 vermeld als enig aandeelhouder en bestuurder van een besloten vennootschap waarop de klacht mede is gebaseerd. Hij is tevens mede- eigenaar van het kantoor. Gerechtsdeurwaarder sub 1 staat in de stukken vermeld als de ambtelijk bevoegde gerechtsdeurwaarder aan wie de  gerechtsdeurwaarders die ambtshandelingen in de zaak van klager hebben verricht, zijn toegevoegd. In de stukken wordt ook gerechtsdeurwaarder sub 1 als eigenaar van het kantoor genoemd. Op grond hiervan worden de in aanhef van de beslissing genoemde gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt. Ter beoordeling staat of het handelen van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijt in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel 2. a overweegt de kamer dat klager stukken heeft overgelegd, waarop klager zijn klacht met betrekking tot de verwevenheid tussen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders en de tegenpartij van klager, heeft gebaseerd. Het betreft uittreksels uit het handelsregister (producties 1, 3 en 4), informatie afkomstig van LinkedIn, informatie afkomstig van [     ], een platform in de vorm van een website van en voor ondernemers uit de provincie Utrecht (productie 2) en een schriftelijke reactie van [     ] op een artikel van de Consumentenbond van 8 februari 2016 (productie 5).

5.3 De gerechtsdeurwaarders hebben ten aanzien van dit klachtonderdeel samengevat aangevoerd dat klager verwijst naar het gebruik van oude handelsnamen en een oud e-mailadres van [     ], een dochteronderneming van [     ], en daarmee de vermeende verwevenheid tracht aan te tonen. De dochteronderneming was vroeger een joint venture van het kantoor van de gerechtsdeurwaarders en [     ], destijds [     ]Incassopartners genaamd. Dit was vóór de inwerkingtreding van de KBvG Verordening Onafhankelijkheid 2010. In het zicht van de komst van die Verordening moesten de gerechtsdeurwaarders en [     ] die joint venture beëindigen en nam [     ] voorgenoemde onderneming volledig over. Kennelijk hadden [     ] en [     ] verzuimd oude handelsnamen te verwijderen, zoals die werden gebezigd toen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders en [     ] de joint venture nog gezamenlijk voerden. Toen klager dat aan de gerechtsdeurwaarders kenbaar maakte, hebben zij aan [     ] en [     ] verzocht een en ander alsnog onverwijld te herstellen, hetgeen is geschied. Het in stand houden van oude handelsnamen op zich bewijst geenszins dat de gerechtsdeurwaarders van [     ] afhankelijk zouden zijn noch dat zij daarmee in overtreding van genoemde verordening zouden zijn. Aan hetgeen door klager wordt gesteld dient dan ook te worden voorbijgegaan als zijnde onjuist en onbewezen. De overige stellingen van klager ontberen steekhoudende argumenten en logica en zij berusten op aannames die (de gemachtigde van) klager doet. Van enig bewijs als zou  het  kantoor van de beklaagde gerechtsdeurwaarders van [     ] afhankelijk zijn, is geen sprake.

5.4 Dit verweer slaagt. Zelfs als het handelen van de gerechtsdeurwaarders -voor zover in het tuchtrecht al van toepassing- “ex tunc” wordt getoetst, kan uit hetgeen door klager is aangevoerd niet de conclusie worden getrokken dat het kantoor van de gerechtsdeurwaarders ten tijde van het vermeende klachtwaardige handelen kan worden vereenzelvigd met [     ]. Daartoe is allereerst redengevend dat in het door klager overgelegde uittreksel Historie – [     ] Incassopartners B.V,. van 13 april 2017, onder meer het volgende staat vermeld.

-        Onder het kopje “Oude handelsnamen”: [     ]. (bedoeld wordt kennelijk [     ] met als datum ingang 16-8-1999 en als datum einde 7-3-2000;

-        Onder het kopje “Functionarisgegevens uitgetreden functionaris(sen) rechtspers.” staat vermeld bestuurder(s): (.....) [     ] Exploitatie B.V. met als datum infunctietreding 7-5-2003 en als datum uit functie 7-4-2009;

-        Onder het kopje “Functionarisgegevens Uitgetreden functionaris(sen) onderneming” staat vermeld: [     ], met als datum infunctietreding 1-6-2006 en als datum Uit functie: 14 -4 -2009.

5.5 Hieruit volgt dat hetgeen door de gerechtsdeurwaarders ten aanzien van de joint-venture is aangevoerd strookt met de in het uittreksel vermelde gegevens. Met de Verordening Onafhankelijkheid gerechtsdeurwaarders 2010 in zicht is het de gerechtsdeurwaarders duidelijk geworden dat de joint-venture in strijd zou komen met hetgeen in de Verordening met betrekking tot de onafhankelijkheid en deelname in andere rechtsvormen werd geregeld. Daar hebben zij een einde aangemaakt door de joint-venture te beëindigen. Hetgeen door klager is aangevoerd met betrekking tot de oude handelsnamen kan dan ook niet leiden tot het oordeel dat ten tijde van de tegen klager verrichte (ambts)handelingen sprake was van vereenzelviging van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder met [     ]. Dit nog daargelaten dat enig bewijs door klager van het gebruik van die handelsnamen door [     ]niet is overgelegd. Dit laatste geldt ook voor het door de gerechtsdeurwaarders ter zitting betwiste gebruik van het e-mailadres info@[     ].nl.

5.6 Klager heeft nog aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders teveel van één opdrachtgever afhankelijk zouden zijn en daaruit zou volgen dat het kantoor enkel bestaat met als doel om voor [     ] ambtshandelingen te verrichten en te procederen nu [     ] geen ambtshandelingen kan verrichten en zonder externe gemachtigde geen aanspraak kan maken op gemachtigdensalaris. Dit standpunt is onvoldoende door klager onderbouwd. Het vermelden van negen uitspraken waarbij het kantoor van de gerechtsdeurwaarders optrad over een periode van 10 februari 2010 tot en met 5 april 2017, is niet voldoende om aan te nemen dat de gerechtsdeurwaarders teveel van één opdrachtgever afhankelijk zijn.

5.7 Dat de gerechtsdeurwaarders geen bedrijfsgegevens ten aanzien van zijn opdrachtgevers aan klager wenst over te leggen, kan de kamer volgen. Niet valt in te zien op welke grond klager daarop recht zou hebben. De gerechtsdeurwaarder sub 1  heeft overigens ter zitting medegedeeld dat indien de kamer behoefte zou hebben aan bedrijfsinformatie, de gerechtsdeurwaarders bereid zijn die informatie  te  overleggen.

5.8 De kamer zal van dit aanbod geen gebruik maken reeds vanwege het feit dat zowel de KBvG als het BFT bekend  zijn met deze gegevens. De gerechtsdeurwaarders worden door middel van een, op de Verordening KBvG  Normen voor Kwaliteit in samenhang met het Reglement KBvG Normen voor Kwaliteit gebaseerde audit stelselmatig op deze gegevens gecontroleerd. Dit geschiedt middels een periodieke audit welke wordt verricht door een onafhankelijke auditor. Voor zover hier iets aan de hand zou zijn dat niet door de beugel zou kunnen  dan was dit al opgemerkt en had dat zondermeer geleid tot maatregelen. Bovendien volgt uit voornoemd samenstel van regels niet zonder meer dat overtreding daarvan direct tot een tuchtrechtelijk verwijt zou leiden.

5.9 Dat er bestuurders worden uitgewisseld tussen [     ] en het kantoor van de gerechtsdeurwaarders is evenmin aangetoond. Er is slechts aangetoond dat gerechtsdeurwaarder sub 2 vóór 2010 bestuurder aandeelhouder is geweest bij aan [     ] gelieerde vennootschappen. Daar is in 2009 een einde aan gemaakt. Hetgeen door klager is aangevoerd met betrekking tot een andere mede eigenaar van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder moet buiten beschouwing blijven. Deze persoon is geen gerechtsdeurwaarder en valt niet onder het in de Gerechtsdeurwaarderswet geregelde tuchtrecht. Bovendien is het enige dat door klager tegen deze persoon is aangevoerd dat hij van 2004 tot februari 2010 als manager, operationeel manager dan wel teammanager klachtzaken werkzaam is geweest bij [     ], [     ] dan wel [     ]. Daaruit kan de door klager gestelde vereenzelviging niet worden afgeleid. Het enkele feit dat [     ] en [     ] in hetzelfde kantoorpand zijn gevestigd als het kantoor van de gerechtsdeurwaarders kan daartoe ook niet leiden. Ook niet als alles wat hiervoor is overwogen in onderlinge samenhang en verband wordt bekeken. Klachtonderdeel 2.1 dient ongegrond te worden verklaard.

5.10 Dit lot treft ook klachtonderdeel 2.2. Nu vereenzelviging op grond van het voorgaande hier kan worden weggelaten, resteert de aangevoerde grond dat het kantoor van de gerechtsdeurwaarders zich in een gerechtelijke procedure hebben gesteld als gemachtigde van een wederpartij van klager, zonder dat het kantoor in die gerechtelijke procedure daadwerkelijk voor de wederpartij heeft opgetreden, derhalve met het oogmerk om die wederpartij in geval van een kostenveroordeling ten laste van klager, te kunnen bevoordelen in de vorm van een gemachtigdesalaris en nasalaris.

5.11 De kamer overweegt dat dit klachtonderdeel ziet op de verzetprocedure waarin het kantoor van de gerechtsdeurwaarders blijkens het roljournaal is aangemerkt als beroepsgemachtigde van [     ]. Uit de stukken volgt echter dat de conclusie van antwoord in verzet is opgesteld door [     ] , een bedrijfsjurist in dienst bij [     ]. In het vonnis is zij als gemachtigde aangemerkt en het kantoor van de gerechtsdeurwaarders als rolgemachtigde.  Uit de gegevens  van het roljournaal kunnen overigens niet al teveel conclusies worden getrokken. Het roljournaal wordt gevuld door medewerkers van de rechtspraak en het is, in het hypothetische geval dat [     ] ook in de verzetprocedure in het gelijk zou zijn gesteld, aan de kantonrechter om te beoordelen of er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 238 lid 2 Rv. Dat er sprake was van een oogmerk om [     ] in geval van een kostenveroordeling ten laste van klager, te kunnen bevoordelen in de vorm van een gemachtigdesalaris en nasalaris is door klager dan ook niet aangetoond. Ook dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

5.12 Nog afgezien van het feit dat de klacht is ingediend voordat het artikel waarop een kostenveroordeling kan worden gebaseerd in werking is getreden (1 januari 2018) is, nog daargelaten dat de klacht ongegrond is verklaard, geen plaats voor de verzochte kostenveroordeling.

6. het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. L. Voetelink en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.