ECLI:NL:TGDKG:2019:148 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/653782 / DW RK 18/483

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:148
Datum uitspraak: 16-04-2019
Datum publicatie: 05-12-2019
Zaaknummer(s): C/13/653782 / DW RK 18/483
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De klacht betreft de bekendmaking van een executieverkoop en dat er beslag is gelegd op eigendom derden en werkmateriaal. De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De kamer is het met die beslissing eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 april 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 28 augustus 2018 met zaaknummer C/13/632582 / DW RK 17/729 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/653782 / DW RK 18/483 ingesteld door:

[     ],

gevestigd te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 18 juli 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief met bijlage ingekomen op 29 september 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 28 augustus 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 6 september 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 maart 2019 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft zijn standpunten nader toegelicht aan de hand van een schriftelijk stuk dat door hem is overgelegd. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 16 april 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat zij a) de bekendmaking van de executieverkoop niet (digitaal) heeft aangeplakt bij de gemeente en ook niet op de plaats waar de veiling plaatsvindt. Ook is de bekendmaking niet geplaatst in een regionaalblad, die bij klager wordt bezorgd; b) beslag op spullen heeft gelegd die van derden zijn. Deze personen hebben contact gelegd met de gerechtsdeurwaarder, maar de gerechtsdeurwaarder heeft hier geen gehoor aan gegeven. Daar komt nog bij dat sommige in beslag genomen spullen al verkocht zijn of in gebruik zijn genomen door de nieuwe huurder en c) beslag heeft gelegd op werkmateriaal waar klager zijn brood mee moet verdienen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft overwogen dat al hetgeen gesteld door klager onder klachtonderdeel a. niet kan worden gevolgd. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt wel degelijk dat er aanplakkingen zijn gedaan op de verkooplocatie en bij de gemeente. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder de openbare verkoop in een dagblad geadverteerd, dat ook verschijnt in de [     ]. Er bestaat vooralsnog geen wettelijk voorschrift dat van de gerechtsdeurwaarder verlangt dat zij de kennisgeving digitaal kenbaar maakt.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b. heeft de voorzitter het volgende overwogen. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd niet bekend te zijn met andere derden (dan zij genoemd heeft in haar verweerschrift) die zich bij haar kantoor zouden hebben gemeld, omdat er (ook) beslag gelegd zou zijn op hun eigendommen. Evenmin is de gerechtsdeurwaarder er bekend mee dat in beslag genomen zaken reeds eerder zijn verkocht, dan wel door de nieuwe verhuurder in gebruik zijn genomen. Hetgeen ook niet is gebleken na controle van de door de gerechtsdeurwaarder in beslag genomen zaken. Nu klager zijn stelling op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld, wordt de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c. heeft de voorzitter het volgende overwogen. Nu schuldenaar op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen instaat voor de vordering, staat het de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van de schuldenaar, behalve op die objecten die staan genoemd in de artt. 447 en 448 Rv. Op deze objecten rust namelijk het zogenaamde beslagverbod. Uit de cryptische omschrijving van klager (“werkmateriaal waar ik mijn boterham mee verdien”) is niet op te maken of deze “materialen” vallen onder voornoemd beslagverbod. Klager heeft daartoe evenwel onvoldoende gesteld, waardoor klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld en de klacht als zijnde kennelijk ongegrond wordt afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat hetgeen door de gerechtsdeurwaarder als verweer op de klacht is aangevoerd, loodrecht staat op het door klager verzamelde bewijsmateriaal voor en na het leggen van conservatoir beslag op 24 november 2015. Dit beslag wordt niet in het verweer van de gerechtsdeurwaarder vermeld.

6.2  Verder heeft klager aangevoerd dat goederen die door de gerechtsdeurwaarder zijn genoteerd, niet terug kwamen op de op 18 juli 2017 gehouden veiling. In het pand lag ook een as - tandwiel van een derde. Die heeft verschillende keren contact gehad met verhuurder. De as - tandwiel is nooit teruggegeven. Een andere derde had verschillende onderdelen van een [     ] in de garage liggen. De auto werd door Justitie gevorderd nadat de wietplantage was ontdekt. [     ] is uiteindelijk teruggegeven, de onderdelen nooit.

6.3 Daarnaast heeft klager aangevoerd dat het beslag op de roerende zaken op 6 januari 2017 is overgegaan van een conservatoir beslag in een executoriaal beslag. Op 13 januari 2017 ziet klager tot zijn verbazing materiaal waar conservatoir beslag op is gelegd, op Facebook voorbijkomen. In gebruik genomen door een nieuwe huurder. Na bekendmaking van de datum en tijd van de openbare verkoop die plaats zou vinden op 18 juli 2017 heeft klager de digitale site van de gemeente [     ] in de gaten gehouden in verband met eventuele publicaties. De gemeente vermeld publicaties alleen nog maar via het digitale platform. Voor en na de openbare verkoop hebben publicaties plaatsgevonden door de gemeente [     ]. Ook op de plek van de veiling ontbrak de aankondiging. Evenmin is een advertentie in de regionale krant geplaatst. Na de ontdekking van een hennepkwekerij op 29 oktober 2015 is klager de toegang tot het pand (zijn bedrijf) door de verhuurder ontzegd. Hierdoor werd het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten door klager onmogelijk. Op last van de gemeente [     ] is het pand vervolgens op 7 december 2015 gesloten voor één jaar. Toch hebben er activiteiten in het pand plaatsgevonden, zijn er goederen waar beslag op lag verplaatst, en is de garage opnieuw verhuurd inclusief bedrijfsgoederen van klager. Het opnieuw beginnen van een bedrijf werd hierdoor en door het gelegde beslag onmogelijk. Voor reparaties aan auto’s zijn brug, uitlees computers, gereedschappen enz. nodig. Hier verdiende klager zijn brood mee.

6.4 Al laatste heeft klager aangevoerd dat de op de veiling geveilde bedrijfsgoederen door 1 persoon zijn gekocht. Toch worden er goederen behorend bij klager en huurder aangeboden op internet door de ex -verhuurder na de veiling van 18 juli 2018. Ook rijdt de nieuwe huurder in de [     ] waar conservatoir beslag op is gelegd op 24 november 2015. Ook zijn niet alle goederen waar conservatoir beslag opgelegd geveild.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Dat in het verweer geen melding is gemaakt van het op 20 november 2015 gelegde conservatoire beslag kan niet tot gegrondverklaring van het verzet leiden. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn toelichting afdoende duidelijk gemaakt waarom dit beslag op nagenoeg dezelfde zaken is gelegd.

7.2 Dat geldt ook voor hetgeen is aangevoerd onder 6.2 Op de as- tandwiel is geen beslag gelegd zodat het logisch is dat dit niet terug te vinden is op de op 18 juli 2017 gehouden veiling. Dit geldt ook voor de onderdelen van de [     ].

7.3 Ten aanzien van het gebruik van de goederen geldt dat het beslag niet aan het gebruik daarvan in de weg stond. De goederen waren immers niet in gerechtelijke bewaring genomen. Er lag slechts beslag op. Hetgeen door de verhuurder en de gemeente ten aanzien van de toegang tot het bedrijf van klager is besloten, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen. Dat er zaken niet in het openbaar zijn verkocht is niet in de inleidende klacht aan de orde gesteld en kan niet voor het eerst in verzet worden beoordeeld. Bovendien mist dit relevantie nu na de executoriale verkoop het beslag is komen te vervallen en de zaken weer ter vrije beschikking van klager zijn gekomen.

7.4 Voor al het overige dat daarnaast door klager in verzet is aangevoerd overweegt de kamer dat de tegen de beslissing van de voorzitter aangevoerde gronden geen nieuwe gezichtspunten opleveren die maken dat de kamer aan een verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf toegepast. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.5 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend voorzitter, en mr W.M. de Vries en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.