ECLI:NL:TGDKG:2019:142 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/636337 / DW RK 17/984

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:142
Datum uitspraak: 16-04-2019
Datum publicatie: 05-12-2019
Zaaknummer(s): C/13/636337 / DW RK 17/984
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder wordt verweten dat hij zijn zorgplicht niet is nagekomen nu de oorspronkelijke hoofdsom door allerlei kosten zodanig is opgelopen dat het door de debiteur betaalde bedrag daar geheel aan is opgegaan. Kamer overweegt dat bij het uitvoeren van een opdracht als de onderhavige op een gerechtsdeurwaarder uitsluitend de verplichting rust zich in te spannen teneinde de incasso of de executie te doen slagen. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder dat op dit punt geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. De klacht wordt ongegrond verklaard. De klacht dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op een brief van klager wordt gegrond verklaard. De gerechtsdeurwaarder wordt daarvoor de maatregel van waarschuwing opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 april 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/636337 / DW RK 17/984 (ED/FK) van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen per e-mail op 28 september 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 10 oktober 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 5 maart 2019. Verschenen zijn klager en de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 16 april 2019.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     Bij brief van 14 september 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager de ontvangst van een incasso-opdracht bevestigd.

b)     Na een verzonden sommatie heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van klager op 19 oktober 2012 een dagvaarding aan de wederpartij van klager betekend.

c)     Bij vonnis van 22 februari 2013 heeft de kantonrechter te Rotterdam de wederpartij van klager veroordeeld tot betaling van een geldsom en de proceskosten.

d)     Bij brief van 27 februari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een kopie van het vonnis toegezonden en medegedeeld dat het vonnis zal worden betekend.

e)     Bij brief van 22 maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager samengevat medegedeeld dat hij informatie heeft opgevraagd over het inkomen van een van de schuldenaren en klager gevraagd of hij wist waar de andere schuldenaar werkzaam was.

f)      Bij brief van 16 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager samengevat medegedeeld dat een uitgebreid verhaalsonderzoek was gedaan waarbij geen noemenswaardige vermogensbestanddelen zijn aangetroffen. Er bestond de mogelijkheid beslag te leggen onder de belastingdienst en op een brommer, maar de gerechtsdeurwaarder heeft klager, gelet op de kosten en baten, geadviseerd om van die mogelijkheden af te zien.

g)     Op 8 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld in opdracht van hem over te kunnen gaan tot beslag op een uitkering van een van de schuldenaren.

h)     Op 11 maart 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager op zijn verzoek een specificatie verzonden van de vordering.

i)      Op 3 augustus 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder tussentijds met klager afgewikkeld waarbij een bedrag van € 1.065,69 aan klager zou worden overgemaakt.

j)      Bij brief van 27 december 20016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de debiteur geen verder verhaal bood, zodat het dossier werd bevroren en tussentijds werd afgerekend waarbij aan de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 229,00 zou moeten voldoen.

k)     Bij brief van 3 januari 2017 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht het dossier te sluiten en de debiteur daarvan in kennis te stellen. Verder heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij om vier in zijn brief genoemde redenen vooralsnog niet bereid was het bedrag van € 229,00 te betalen.

l)      Bij brief van 10 februari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een betalingsherinnering verzonden voor het bedrag van € 229,00.

m)   Bij brief van 14 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een reactie gegeven op de gemaakte kosten van € 229,00 en is hij ingegaan op een aantal van de vier in de brief van klager van 3 januari 2017 genoemde redenen.

n)     Bij brief van 31 mei 2017 heeft klager gereageerd op een door de gerechtsdeurwaarder op 29 mei 2017 aan klager verzonden aanmaning.

o)     Vervolgen is nog tussen klager en de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd bij e-mails van 26 en 27 september 2017.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a.      zijn zorgplicht jegens de debiteur en de opdrachtgever niet is nagekomen nu de oorspronkelijke hoofdsom door rente, incasso- en overige kosten zodanig is opgelopen dat het door de debiteur betaalde bedrag daar geheel aan is opgegaan en klager als opdrachtgever niets heeft ontvangen;

b.     niet heeft gereageerd op de brief van klager van 3 januari 2017 met het verzoek om het dossier te sluiten, geen verdere acties te ondernemen en dit mede te delen aan de debiteur;

c.      verscheidene brieven niet heeft beantwoord, hetgeen klager onbehoorlijk acht;

d.     verschillende kostenopstellingen heeft verstrekt die niet op elkaar aansluiten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is gericht tegen een medewerkster van [     ] Gerechtsdeurwaarders  te [     ]. Klachten gericht tegen medewerkers vallen in beginsel onder de verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder. De in aanhef van de beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder is als enige gerechtsdeurwaarder verbonden aan het door klager genoemde gerechtsdeurwaarderskantoor. Hij wordt daarom als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat klager bij het gedeelte van het klachtonderdeel dat ziet op de zorgplicht van de gerechtsdeurwaarder jegens de debiteur, geen eigen belang heeft. Voor dit gedeelte van het klachtonderdeel kan klager niet in zijn klacht worden ontvangen.

4.3 Voor het overige overweegt de kamer als volgt. Als uitgangspunt geldt dat bij het uitvoeren van een opdracht als de onderhavige op een gerechtsdeurwaarder geen resultaatsverplichting rust. Op hem rust uitsluitend de verplichting zich in te spannen teneinde de incasso of de executie te doen slagen. De diensten dienen naar beste weten en kunnen te worden verricht. Er kan geen garantie worden gegeven dat een gewenst resultaat op enig moment ook inderdaad behaald zal worden. Er bestaat altijd het risico dat de vordering niet (volledig) kan worden geïnd.

4.4 Uit de door de gerechtsdeurwaarder als bijlage overgelegde specificatie van het dossier blijkt dat de kosten deels berusten op het vonnis en deels op de tenuitvoerlegging daarvan. De kosten van de betekening van het vonnis en de tenuitvoerlegging daarvan berusten op vaste, door de overheid in het Besluit tarieven ambtshandeling gerechtsdeurwaarders vastgelegde, tarieven die bij de schuldenaar (klager) in rekening mogen worden gebracht. Die kosten zijn marktconform, niet buitenproportioneel en het in rekening brengen van deze kosten is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Of de hoogte van de kosten in verhouding staat met de hoogte van de hoofdsom wordt door de kamer derhalve niet getoetst. Pas wanneer de kosten volledig onnodig zijn gemaakt, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Klager heeft niet nader toegelicht welke ambtshandelingen onnodig zijn verricht, noch kan dit uit de overgelegde producties worden opgemaakt. Bovendien is tussen partijen niet in discussie dat klager voor het overgrote deel van de ambtshandelingen toestemming heeft verleend. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is bij dit klachtonderdeel a) niet gebleken.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b en c overweegt de kamer het volgende. De gerechtsdeurwaarder erkent niet te hebben gereageerd op de brief van 3 januari 2017 van klager. Hij heeft aangevoerd dat hij geen nadere opdrachten uitvoert van een opdrachtgever wanneer deze onwillig is om een openstaande factuur te betalen. De gerechtsdeurwaarder stelt dat klager heeft medegedeeld in de brief van 3 januari 2017 de openstaande factuur niet te voldoen. De gerechtsdeurwaarder heeft geconcludeerd dat klager betalingsonwillig is en stelt daarom geen nadere opdrachten te accepteren waardoor de ten laste van hem te factureren kosten zouden oplopen. De gerechtsdeurwaarder stelt voorts niet gehouden te zijn debiteuren per brief op de hoogte te stellen van het sluiten van een dossier. Daarom is ervoor gekozen de opdracht zolang de factuur onbetaald bleef, niet als zodanig uit te voeren.

4.6 De kamer overweegt dat, wat er ook zij van verweer van de gerechtsdeurwaarder, van een betamelijk handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat deze brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. De brief van 3 januari 2017 bevat een aantal punten waar naar het oordeel van de kamer eerder op had kunnen worden gereageerd. Nog los van het feit dat klager heeft aangegeven vooralsnog niet te willen betalen, staat het onbetaald laten van een factuur verdere beantwoording van een brief niet in de weg. De gerechtsdeurwaarder heeft weliswaar alsnog op de brief van klager van 3 januari 2017 gereageerd per e-mail van 14 maart 2017. Dat is bijna tien weken later en kan niet worden aangemerkt als een redelijke termijn.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift genoegzaam heeft toegelicht waaruit de verschillen in de aan klager toegezonden kostenopstelling hebben bestaan. Met name in de door de gerechtsdeurwaarder aan klager op 3 augustus 2017 toegezonden verzonden brief (productie 2 bij het verweer) staan alle kosten per kostenpost duidelijk gespecificeerd.

5.  Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De kamer ziet aanleiding voor het gegrond te verklaren deel van de klacht over te gaan tot het opleggen van na te melden maatregel.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht grond voor wat betreft het niet tijdig beantwoorden van de brief van 3 januari 2017 gegrond;

-       legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;

-       verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. W.M. de Vries en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.