ECLI:NL:TGDKG:2019:113 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/652227 / DW RK 18/428

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:113
Datum uitspraak: 29-03-2019
Datum publicatie: 02-08-2019
Zaaknummer(s): C/13/652227 / DW RK 18/428
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder bij de ontruiming zijn administratie (over een specifieke periode) heeft vernietigd en/of heeft laten vernietigen Klager heeft hierdoor schade geleden en wenst deze vergoed te krijgen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 17 juli 2018 met zaaknummer C/13/632157 DW RK 17/700 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/652227 / DW RK 18/428 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ]

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier ingekomen op 11 juli 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 augustus 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 17 juli 2018 heeft de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Aan klager is een afschrift van die beslissing toegezonden bij brief van 17 juli 2018. Bij e-mail, ingekomen op 30 juli 2018, heeft klager (pro-forma) verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter, waarna de gronden van het verzet zijn ingediend bij brief van 14 augustus 2018. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 februari 2019 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 29 maart 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-       De gerechtsdeurwaarder was belast met een gerechtelijke ontruiming ten laste

van klager.

-       Bij exploot van 10 maart 2015 is de gerechtelijke ontruiming aan klager

betekend, met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-       - Bij eenzelfde exploot is de gerechtelijke ontruiming aangezegd tegen

19 maart 2015.

4. De oorspronkelijke klacht

De gerechtsdeurwaarder heeft bij de ontruiming op 19 maart 2015 de administratie vernietigd en/of laten vernietigen over de periode van 1995 tot de datum van de ontruiming. Daarnaast is de administratie vernietigd betreffende Vodafone over de periode 1998 tot datum ontruiming en de administratie inzake intercontinentele reisbewegingen en visumadministratie. Klager heeft hierdoor schade geleden en wenst deze vergoed te krijgen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts-

deurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaarders en

degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Bij een ontruiming geeft een gerechtsdeurwaarder uitvoering aan een hem bij wet

voorgeschreven taak. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de

Gerechtsdeurwaarderswet is een gerechtsdeurwaarder immers te allen tijde verplicht

de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt

verzocht. Blijkens de memorie van toelichting op dit artikel vormt de ministerieplicht onder meer een waarborg voor justitiabelen dat waar zij ingevolge de wet zijn

aangewezen op de ambtelijke tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder, deze zijn

ambtelijke diensten ook daadwerkelijk zal verlenen. Op grond van het bepaalde in

artikel 556 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering en rechtspraak van de

Hoge Raad is een executerende gerechtsdeurwaarder gerechtigd de inboedel uit de

woning te verwijderen en aan de openbare weg te plaatsen.

4.3 Klager (als eigenaar van de inboedel) was de eerst aangewezen persoon om zijn

inboedel inclusief administratie tijdig uit zijn woning te verwijderen dan wel om de

aan de openbare weg geplaatste inboedel vervolgens af te voeren en op te slaan. De

ambtelijke taak van de gerechtsdeurwaarder eindigt met het aan de openbare weg

plaatsen van de inboedel. Nadat de ontruiming is voltooid, heeft de

gerechtsdeurwaarder behoudens zeer bijzondere omstandigheden geen zorgplicht

meer ten aanzien van de ontruimde boedel. Van zeer bijzondere omstandigheden is

niet gebleken. Dat de betreffende administratie is vernietigd komt voor risico en

rekening van klager.

4.4 Ten aanzien van het verzoek van klager om compensatie van de schade dient

klager zich te wenden tot de civiele rechter. Het tuchtrecht is hiervoor niet de

geƫigende weg.

4.5 Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het

voorgaande beslist als volgt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder in strijd met de belangen van klager heeft gehandeld en klager in zijn rechten, voortvloeiend uit het EVRM, heeft geschaad door de administratie van klager te vernietigen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, waarnemend-voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.