ECLI:NL:TGDKG:2018:40 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 751.2017

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:40
Datum uitspraak: 06-04-2018
Datum publicatie: 09-04-2018
Zaaknummer(s): 751.2017
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. Klager stelt schending van zijn privacy, doordat de gerechtsdeurwaarder zijn werkgever op de hoogte heeft gebracht van zijn veroordeling door de meervoudige strafkamer, waardoor hij mogelijk zijn baan zou verliezen. Bij het leggen van loonbeslag, dient de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van beslaglegging, een afschrift van de titel (i.c. het dwangbevel) en een door de werkgever in te vullen derdenverklaring mee te betekenen op grond van artikel 475 lid 2 Rv. Uitvoering volgens dit artikel kan dus niet leiden tot tuchtrechtelijk onbehoorlijk handelen. Een (mogelijke) gevolg van het gelegde beslag kan de gerechtsdeurwaarder niet worden aangerekend.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 april 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/611957 DW RK 16/751 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

mr. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlage, ingekomen op 13 juli 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij aangehecht verweerschrift, ingekomen op 12 augustus 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 23 februari 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 april 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 17 november 2011 is door het CJIB een dwangbevel ten laste van klager uitgevaardigd wegens een door de meervoudige strafkamer opgelegde schadevergoedingsmaatregel.

-           Een collega-gerechtsdeurwaarder heeft het dwangbevel in augustus 2012 aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 25 juli 2014 is een betalingsregeling getroffen van € 125,00 per maand.

-           De termijn van 1 april 2016 is door klager niet betaald, waarna klager telefonisch contact heeft opgenomen.

-           Klager is telefonisch toegezegd dat hij de maand april 2016 mag overslaan op voorwaarde dat hij uiterlijk 3 mei 2016 eenmalig een bedrag van € 250,00 diende te betalen en daarna weer maandelijks € 125,00. Deze toezegging is aan klager bevestigd bij brief van 1 april 2016.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft geen betaling van € 250,00 ontvangen voor 3 mei 2016, zodat de betalingsregeling is komen te vervallen.

-           Op 6 juli 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder loonbeslag gelegd ten laste van klager. Daarbij is het dwangbevel meebetekend, waarin was te zien dat klager door de meervoudige strafkamer was veroordeeld.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op 18 juli 2016 telefonisch contact opgenomen met klager en aangeboden om de regeling voort te zetten.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft het beslag opgeheven en de kosten van beslaglegging voor eigen rekening genomen.

2. De klacht

Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder er maffia praktijken op nahoudt. Klager heeft afspraken gemaakt, die hij ook nakomt, maar die niet worden nagekomen door de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder is overgegaan tot het leggen van loonbeslag, terwijl klager maar één betalingstermijn overgeslagen had. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder een dossier van 14 pagina’s inclusief de veroordeling van klager door de meervoudige strafkamer aan zijn werkgever toegestuurd. Dit is een schending van zijn privacy. Nu staat klager op het punt zijn baan te verliezen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2. Dat is niet het geval. Anders dan klager stelt, is het niet de gerechtsdeurwaarder die zich niet aan de afspraak heeft gehouden uit hoofde van de betalingsregeling, maar klager. Klager heeft namelijk nagelaten zich stipt aan de voorwaarden van de overeengekomen betalingsregeling te houden door de termijn van april 2016 niet (tijdig) te voldoen. De gerechtsdeurwaarder heeft klager vervolgens uit coulance de gelegenheid gegeven om zijn betalingen op orde te krijgen, maar dan diende klager wel voor 3 mei 2016 een bedrag van € 250,00 te voldoen. Dat heeft klager nagelaten, waardoor de betalingsregeling is komen te vervallen. Het door de gerechtsdeurwaarder gelegde loonbeslag is dan ook niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm, nu klager op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen instaat voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager en tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken.

4.3. Het andere klachtonderdeel betreft een door klager gestelde schending van zijn privacy, doordat de gerechtsdeurwaarder zijn werkgever op de hoogte heeft gebracht van zijn veroordeling door de meervoudige strafkamer, waardoor hij mogelijk zijn baan zou verliezen. Bij het leggen van loonbeslag, dient de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van beslaglegging, een afschrift van de titel (het dwangbevel) en een door de werkgever in te vullen derdenverklaring mee te betekenen op grond van artikel 475 lid 2 Rv. Uitvoering volgens dit artikel kan dus niet leiden tot tuchtrechtelijk onbehoorlijk handelen. Een (mogelijke) gevolg van het gelegde beslag kan de gerechtsdeurwaarder niet worden aangerekend.

4.4 Voor zover klager aan de orde heeft willen stellen of de gerechtsdeurwaarder, gelet op de (strafrechtelijke) grondslag van dit type vorderingen niet iets meer terughoudendheid had moeten betrachten, dan wel minder verstrekkende executiehandelingen had moeten uitvoeren, overweegt de Kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder geeft uit hoofde van zijn ministerieplicht slechts uitvoer aan een opdracht, die, zoals ook hier het geval, onderworpen is aan de voor de ambtshandeling geldende wettelijke bepaling. Dit betekent echter niet dat er binnen de reikwijdte van zijn ministerieplicht geen ruimte is om afwegingen te maken waarbij óók de belangen van een debiteur niet (nodeloos) worden geschaad. In dit specifiek geval (en soortgelijke gevallen waarbij de feiten die ten grondslag liggen aan de vordering van strafrechtelijke aard zijn) had de gerechtsdeurwaarder een middel als bankbeslag of beslag op roerende zaken kunnen overwegen. Bij inzet van dergelijke middelen had vermeden kunnen worden dat strafrechtelijke feiten bekend werden bij derden, zoals in dit geval een werkgever die van de veroordeling blijkbaar niet op de hoogte was.  Mede gelet op het relatief kleine bedrag dat er in de onderhavige zaak nog open stond was een dergelijke overweging op zijn plaats geweest. Maar het feit dat de gerechtsdeurwaarder een andere route had kúnnen kiezen, betekent niet dat hij dat had móeten doen. De gerechtsdeurwaarder heeft om hem moverende redenen gekozen voor het leggen van loonbeslag en dat staat hem, als overwogen onder 4.2, vrij te doen. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken. De gerechtsdeurwaarder heeft bovendien het beslag opgeheven en heeft de daarmee gemoeide kosten tegengeboekt.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. W.M. de Vries en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.