ECLI:NL:TGDKG:2018:29 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/635559 / DW RK 17/934

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:29
Datum uitspraak: 03-04-2018
Datum publicatie: 06-04-2018
Zaaknummer(s): C/13/635559 / DW RK 17/934
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   De kamer stelt vast dat de brief van de gerechtsdeurwaarder van 19 december 2016 niet voldoet aan de criteria van artikel 8 lid 2 Btag. Dat de gerechtsdeurwaarder dit heeft erkend en heeft aangegeven dat het kantoor heeft besloten de zin met betrekking tot de kosten uit de betreffende brief te verwijderen en een format voor alle vergeefse beslagpogingen te gebruiken, doet er niet aan af dat er een onjuiste brief op het adres van klaagster is achtergelaten en klaagster hier niet over is geïnformeerd. Verzet gegrond, klacht tav brief gerechtsdeurwaarder 19 december 2016 gegrond, klacht voor het overige ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 april 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 5 september 2017 met zaaknummer C/13 /620860 DW RK 16/1380 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/635559 / DW RK 17/934  ingesteld door:

[  ],  

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlage, ingekomen op 22 december 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen 23 januari 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 5 september 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 15 september 2017, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 januari 2017 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 3 april 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij brief van 19 december 2016, achtergelaten op het adres van klaagster, heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij getracht heeft beslag op de roerende zaken van de heer [  ] te leggen en dat op korte termijn alsnog beslag zal worden gelegd met behulp van politie en slotenmaker en de kosten van die beslaglegging voor rekening van de betrokkene zullen zijn.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder heeft aangekondigd beslag op roerende zaken te leggen ten laste van een persoon die niet op haar adres staat ingeschreven.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift erkend dat de heer [  ] niet op het adres van klaagster staat ingeschreven, maar dat hij bij de gemeente als “vertrokken onbekend waarheen” staat geregistreerd. De gerechtsdeurwaarder heeft echter via derden vernomen dat klaagster al jaren de vriendin van de heer [  ] is en hij feitelijk met hun twee kinderen woonachtig is op het adres van klaagster. Gelet hierop heeft de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door een poging tot beslag roerende zaken ten laste van de heer [  ] te leggen op het adres van klaagster. Uitgangspunt is dat wanneer een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarvan een derde de eigendom pretendeert, het in beginsel aan die derde is om zich tegen het beslag middels een in de wet geregelde procedure te verzetten. Behoudens bijzondere omstandigheden is het niet aan de gerechtsdeurwaarder om onderzoek te doen naar de vraag wie wat in eigendom toebehoort.

4.3 Voor zover klaagster in haar klacht stelt dat de gerechtsdeurwaarder met de beslagpoging een omzetverhoging beoogt, volgt de voorzitter deze stelling niet. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de aangekondigde kosten niet in rekening zijn gebracht en dat de zin met betrekking tot de kosten per direct uit de brieven poging beslagleging is verwijderd. Klaagster is met de brief van de gerechtsdeurwaarder van

19 december 2016 niet in haar belangen geschaad. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder op basis van vage veronderstellingen beslag heeft willen leggen op roerende zaken in haar woning. Klaagster werd nu gedwongen om een advocaat in te schakelen teneinde het beslag op haar eigendommen te bestrijden.

Verder stelt klaagster dat er wel degelijk sprake is van een dubieuze omzetverhoging, nu de gerechtsdeurwaarder de kosten van het beslag wel in rekening heeft gebracht aan de opdrachtgever.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de gerechtsdeurwaarder heeft getracht beslag te leggen op roerende zaken ten laste van een persoon die niet op haar adres staat ingeschreven, overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op. Ten overvloede merkt de kamer op dat de gerechtsdeurwaarder ter zitting de stelling van klaagster, dat de genoemde onbekende derde vermoedelijk een voormalige relatie van de beslagene is, uitdrukkelijk heeft ontkend. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 De kamer overweegt dat uit artikel 8 lid 2 Btag volgt dat indien de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag op roerende zaken legt, nadat een of meerdere pogingen daartoe door afwezigheid van de schuldenaar of een persoon die hem kan vertegenwoordigen is mislukt, de kosten van het wel gelegde beslag worden verhoogd met een vast bedrag, mits de gerechtsdeurwaarder voorafgaand aan de eerdere poging of pogingen de schuldenaar schriftelijk over het tijdstip en doel van zijn komst heeft bericht. De kamer stelt vast dat de brief van de gerechtsdeurwaarder van 19 december 2016 niet voldoet aan de criteria van voornoemd artikel. De gerechtsdeurwaarder heeft dit ook erkend en heeft aangegeven dat het kantoor heeft besloten de zin met betrekking tot de kosten uit de betreffende brief te verwijderen en een format voor alle vergeefse beslagpogingen te gebruiken. Dit doet er echter niet aan af dat er een onjuiste brief op het adres van klaagster is achtergelaten en klaagster hier niet over is geïnformeerd.

7.3 Nu de kamer tot een ander oordeel is gekomen dan de voorzitter, kan de beslissing van de voorzitter niet in stand blijven. Hoewel de kamer alleen het klachtonderdeel ten aanzien van de bij klaagster achtergelaten brief gegrond acht en de andere klachtonderdelen afwijst, is de kamer van oordeel dat het onder 7.2 bedoelde handelen dermate klachtwaardig is dat een maatregel passend en geboden is.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarder

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond ten aanzien van de inhoud van de brief van de gerechtsdeurwaarder van 19 december 2016;

-        legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van waarschuwing op;

-        verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.