ECLI:NL:TGDKG:2018:28 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/634339 / DW RK 17/851

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:28
Datum uitspraak: 03-04-2018
Datum publicatie: 06-04-2018
Zaaknummer(s): C/13/634339 / DW RK 17/851
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslag op auto, vrijwaringsbewijs. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 april 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 8 augustus 2017 met zaaknummer C/13/624141 / DW RK 17/166 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/634339 / DW RK 17/851 ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 17 februari 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij separate verweerschriften, ingekomen 23 februari 2017 en 21 maart 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij beslissing van 8 augustus 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 17 augustus 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft het verzet aangevuld bij e-mail van 22 augustus 2017. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 januari 2017 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

3 april 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 22 juli 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag op de auto van klager gelegd.

-           Op 28 augustus 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder de in beslag genomen auto openbaar verkocht.

-           Bij e-mail van 3 maart 2016 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder verzocht te bemiddelen bij de RDW, omdat het hem niet lukt om het kenteken van de auto van zijn naam af te halen.

-           Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder uitvoerig en veelvuldig gecorrespondeerd met de RDW.

-           Op 19 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een verklaring behorend bij het verzoek tot beëindiging van registratie ingevuld en opgestuurd aan de RDW.

-           Op 31 mei 2016 is de betreffende auto van de naam van klager afgehaald.

-           Bij brief gedateerd op 4 augustus 2016, ingekomen bij de gerechtsdeurwaarder op 25 augustus 2016, heeft klager een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend.

-           Bij e-mail van 14 september 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder inhoudelijk op de klacht van klager gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager klaagt er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder, nadat hij een door hem in beslag genomen auto van klager had verkocht, te lang heeft gewacht met het toezenden van een vrijwaringsbewijs. Als gevolg hiervan wordt klager ten onrechte aangemaand motorrijtuigenbelasting, boetes en parkeerheffingen van de gemeente Amsterdam over de periode van 22 juli 2015 tot en met 31 mei 2016 te betalen. Klager heeft dit meermalen kenbaar gemaakt bij de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft bij brief van 4 augustus 2016 een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend, waarop de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Nu de in de aanhef van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder de in beslag genomen auto heeft verkocht, wordt hij als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 De voorzitter overweegt dat er geen wettelijke bepaling is op grond waarvan de gerechtsdeurwaarder wordt verplicht zorg te dragen voor aanpassingen in de RDW na een executoriale verkoop van een voertuig dan wel op deze aanpassingen toe te zien. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder zich desondanks heeft ingespannen om de tenaamstelling van de betreffende auto te laten wijzigen. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.4 Uit de overgelegde producties blijkt verder dat de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 14 september 2016 op de ingediende klacht van klager heeft gereageerd en hem heeft geadviseerd bezwaar te maken bij het Centraal Justitieel Incassobureau en de Belastingdienst ten aanzien van de opgelegde boetes. De gerechtsdeurwaarder heeft klager in de e-mail tevens aangeboden hem telefonisch dan wel persoonlijk op het kantoor te ondersteunen daar waar nodig. Hierop heeft klager niet gereageerd. De stelling van klager dat de gerechtsdeurwaarder niet op zijn klacht heeft gereageerd stuit hierop af.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder de zorgplicht heeft geschonden, nu klager niet is geïnformeerd over hoe hij ervoor kon zorgen dat zijn auto niet meer op zijn naam stond. Klager is er vanuit gegaan dat de tenaamstelling was gewijzigd nadat de auto was verkocht.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De auto van klager is op 28 augustus 2015 verkocht. Bij brief van 12 oktober 2015 heeft klager een rekening voor het betalen van motorrijtuigenbelasting van de betreffende auto voor de periode van 9 oktober 2015 tot en met 8 januari 2016 ontvangen. Bij brief van 12 november 2015 heeft klager een boete voor een verkeersovertreding van de betreffende auto op

1 november 2015 ontvangen. Klager kon gelet hierop weten dat de auto nog niet was overgeschreven op naam van de nieuwe eigenaar. Klager heeft desondanks gewacht tot 3 maart 2016 voor hij de gerechtsdeurwaarder verzocht om te bemiddelen bij de RDW, waarna de gerechtsdeurwaarder gelijk alle medewerking heeft verleend. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.