ECLI:NL:TGDKG:2018:191 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 619993

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:191
Datum uitspraak: 19-06-2018
Datum publicatie: 04-02-2019
Zaaknummer(s): 619993
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: misbruik van recht door klaagster te dwingen tot een betalingsregeling, terwijl de gerechtsdeurwaarder weet dat klaagsters inkomen onder de beslagvrije voet ligt. maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 juni 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/619993 / DW RK 16/1312 ingesteld door:

,

wonende te ,

klaagster,

tegen:

,

gerechtsdeurwaarder te ,

beklaagde,

gemachtigde: .

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 7 december 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 3 januari 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 mei 2018, alwaar klaagster is verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft meegedeeld niet ter zitting aanwezig te zijn. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 juni 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Op 27 juni 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een grosse van een

hypotheekakte aan klaagster betekend, met gelijktijdig bevel aan de inhoud te

voldoen.

  • Op 12 oktober 2016 is beslag onder de Gemeente  ten laste van

klaagster gelegd. Het proces-verbaal van het beslag is diezelfde dag aan

klaagster uitgereikt.

  • Bij brief van 11 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster

medegedeeld dat hij genoodzaakt is om verdere executiemaatregelen te

nemen indien klaagster nalaat om naast hetgeen uit het derdenbeslag wordt

ingehouden ten minste een bedrag van € 50,- per maand te betalen, nu de

beslagvrije voet hoger blijkt dan de maandelijkse uitkering.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat de gerechtsdeurwaarder

a: naast het gelegde loonbeslag een betalingsregeling van € 50.- per maand eist en hierbij geen rekening houdt met de beslagvrije voet;

b: oneigenlijke druk uitoefent door beslag op haar inboedel aan te kondigen, terwijl de waarde van haar inboedel niet in verhouding staat met de kosten en de verwachte opbrengsten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft gerechtsdeurwaarder  zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Naar het oordeel van de kamer heeft de gerechtsdeurwaarder oneigenlijke druk op klaagster uitgeoefend door aan haar de brief van 11 november 2016 te versturen waarin wordt gedreigd met executiemaatregelen in de vorm van beslag op en het verkopen van haar inboedel, of haar auto indien zij niet voldoet aan een betalingsregeling van € 50,- per maand. Door aan klaagster, onder dreiging van beslag dat waarschijnlijk niets oplevert, een betalingsregeling aan te biedenwaardoor het inkomen van klaagster, zoals de deurwaarder op dat moment wist of in ieder geval had kunnen weten onder de beslagvrije voet kwam te liggen, maakt de gerechtsdeurwaarder misbruik van recht. Dit leidt ertoe dat de klacht terecht is voorgesteld. Op grond van het bovenstaande acht de kamer termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen.

4.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht gegrond;

-       legt de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.