ECLI:NL:TGDKG:2018:178 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/637054 / DW RK 17/1034

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:178
Datum uitspraak: 30-10-2018
Datum publicatie: 18-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/637054 / DW RK 17/1034
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De voorzitter acht het in dit geval begrijpelijk dat de gerechtsdeurwaarder geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid en deze kwestie niet aan de voorzieningenrechter heeft voorgelegd. Er lag een vonnis op tegenspraak dat voor tenuitvoerlegging vatbaar was en de gerechtsdeurwaarder had de opdracht gekregen dit vonnis te betekenen en verder ten uitvoer te leggen. Het lag op de weg van klaagster zich tegen de tenuitvoerlegging te verzetten hetgeen zij ook heeft gedaan. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 oktober 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 3 oktober 2017 met zaaknummer C/13/623288 / DW RK 17/109 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/637054 / DW RK 17/1034 LV/WdJ ingesteld door:

[ ],

gevestigd te [ ],

klaagster,

gemachtigde: mr. [ ], advocaat te [ ].

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 3 februari 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 6 maart 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 3 oktober 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op

13 oktober 2017, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2018 alwaar de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

30 oktober 2018.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Klaagster is in een tweetal procedures verwikkeld met [ ]. In de procedure met zaaknummer C/05/305339 / HA ZA 16-438 is op 28 december 2016 vonnis gewezen waarbij klaagster in conventie onder meer is veroordeeld tot betaling van een geldsom.

b)      In de andere procedure heeft klaagster ten laste van [ ] conservatoir beslag onder haarzelf laten leggen op 10 mei 2016. Blijkens het exploot is het beslag gelegd: “ onder zichzelf, in het bijzonder op de vordering die de gerequireerden op beslaglegger hebben of rechtsreeks zullen verkrijgen uit hoofde van de tussen partijen lopende procedure bij de Rechtbank Gelder land, locatie Arnhem (zaaknummer 3930996).”

c)      Bij exploot van 3 januari 2017 is het vonnis van 28 december 2016 aan klaagster betekend met bevel tot betaling van € 279.022,27 met aanzegging dat bij niet tijdige voldoening aan de inhoud van het vonnis en het bevel zal worden overgegaan tot verdere tenuitvoerlegging daarvan.

d)     Bij exploten van 17 januari 2017 zijn ten laste van klaagster drie beslagen onder derden gelegd en twee beslagen op aandelen. Bij brief van 27 januari 2017 heeft de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klaagster zijn zienswijze over de kwestie medegedeeld.

e)      Klaagster heeft een kortgeding aangespannen tegen de gelegde beslagen, welk kortgeding heeft plaatsgevonden op 20 februari 2017.

3. De oorspronkelijke klacht

2.1 Klaagster voert aan dat zij, zowel aan de advocaat van [ ] alsook aan de

gerechtsdeurwaarder die het vonnis heeft betekend, per e-mail heeft laten weten dat gezien het gelegde conservatoire eigenbeslag, klaagster niet aan het vonnis van

28 december 2016 kon dan wel hoefde te voldoen. Daarbij is aangegeven dat klaagster van mening was dat de gerechtsdeurwaarder, indien hij de opdracht tot het leggen van executoriale beslagen zou krijgen, een zogenaamd deurwaardersrenvooi zou dienen op te starten nu executie onrechtmatig en daarmee schadeplichtig zou zijn. Ondanks het conservatoire eigenbeslag en voormelde e-mail is [ ] toch tot executie over gegaan.

2.2 De gerechtsdeurwaarder wordt verweten dat hij ondanks het gelegde eigenbeslag, waarvan hij op de hoogte was, toch tot executie van het gewezen vonnis is over gegaan. De gerechtsdeurwaarder is op die manier voor eigen rechter gaan spelen en had, nadat aan hem de opdracht tot executie was verstrekt, een deurwaardersrenvooi moeten opstarten. Daarnaast had hij zijn opdrachtgever moeten adviseren om de formeel juiste weg te volgen namelijk in kort geding opheffing te vorderen van het eigenbeslag. Steeds heeft de gerechtsdeurwaarder een eigen afweging te maken om de opdracht al of niet uit te voeren. Het overleg dat heeft plaatsgevonden tussen de betekenende gerechtsdeurwaarder en een door klaagster in de arm genomen gerechtsdeurwaarder teneinde deze klacht niet te hoeven instellen, is eveneens door de gerechtsdeurwaarder terzijde gelegd. Klaagster resteert geen andere mogelijkheid dan de kamer te verzoeken op zo kort mogelijke termijn al datgene te doen waartoe zij zich bevoegd acht.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn de gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd

gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in voormelde zin.

4.2 Ten aanzien van de klacht overweegt de voorzitter dat een deurwaardersrenvooi eerst in bijzondere gevallen aan de orde is. Op de gerechtsdeurwaarder rust immers een ministerieplicht op grond waarvan hij aan een hem gegeven opdracht tot tenuitvoerlegging van een vonnis moet overgaan.

4.3 Als hoofdregel geldt dat degene die het met de executie niet eens is, zelf een

executiegeschil aanhangig dient te maken. Van een deurwaardersrenvooi kan gebruik worden gemaakt in geval er sprake is van een bezwaar bij de tenuitvoerlegging dat een onverwijlde voorziening nodig maakt. Ook kan hiervan gebruik worden gemaakt indien de gerechtsdeurwaarder twijfelt of hij aan zijn ministerieplicht moet voldoen. In die zin kan het deurwaardersrenvooi worden gezien als de tegenhanger van de ministerieplicht. Blijkens de memorie van toelichting kwam de wetgever hiermee tegemoet “aan een verlangen van de deurwaarders die in de praktijk soms behoefte hebben om zelfstandig het oordeel van de president in te winnen, onder meer in het geval dat zij twijfelen of de door hun cliënt voorgestane wijze van executie geoorloofd is, maar zij zich anderzijds aan hun ministerieplicht gebonden voelen” (Kamerstukken 111980/81, 16 593. nr. 3, p. 30-3 1 (MvT).

4.4 Het gaat dus om een door de wetgever aan de gerechtsdeurwaarder gegeven bevoegdheid, waarbij de beoordeling of van deze bevoegdheid gebruik dient te worden gemaakt aan de gerechtsdeurwaarder wordt overgelaten. Deze bevoegdheid kan de gerechtsdeurwaarder zo nodig ook tegen de wil van de opdrachtgever uitoefenen met dien verstande dat dit aanleiding kan geven om de gerechtsdeurwaarder persoonlijk in de kosten te veroordelen indien de bevoegdheid nodeloos wordt uitgeoefend.

4.5 De gerechtsdeurwaarder heeft samengevat aangevoerd dat hij in opdracht van de

wederpartij van klaagster het vonnis heeft betekend. Na afloop van de beveltermijn heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht gekregen tot het leggen van beslagen over te gaan. Na ampele overweging heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht in behandeling genomen. Er lag een gemotiveerd vonnis en de executant dient de mogelijkheid te hebben de titel ten uitvoer te leggen. Er was naar de mening van de gerechtsdeurwaarder geen sprake van een bezwaar wat een onverwijlde voorziening nodig maakte. Zijn opdrachtgever was een andere mening toegedaan dan klaagster. De gerechtsdeurwaarder verwijst daarvoor naar een door hem overgelegde brief van zijn opdrachtgever aan de advocaat van klaagster.

4.6 Nu het hier gaat om een uitzondering op de hoofdregel acht de voorzitter het, gelet op de huidige tekst van het artikel en het verweer van de gerechtsdeurwaarder, begrijpelijk dat de gerechtsdeurwaarder geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid en deze kwestie niet aan de voorzieningenrechter heeft voorgelegd. Er lag een vonnis op tegenspraak dat voor tenuitvoerlegging vatbaar was en de gerechtsdeurwaarder had de opdracht gekregen dit vonnis te betekenen en verder ten uitvoer te leggen. Het lag op de weg van klaagster zich tegen de tenuitvoerlegging te verzetten hetgeen zij ook heeft gedaan. Er is geen enkele grond aanwezig om te komen tot het oordeel dat hier sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat niet wordt ingegaan op de inhoud en strekking van het eigenbeslag. Een verkregen verlof tot het leggen van eigenbeslag heeft ten doel de executie van een vonnis te voorkomen. De gerechtsdeurwaarder had tenminste (ernstig) moeten twijfelen of de door zijn cliënt voorgestane wijze van executie geoorloofd is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. C.W. Inden en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.