ECLI:NL:TGDKG:2018:167 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/620750 / DW RK 16/1368

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:167
Datum uitspraak: 17-07-2018
Datum publicatie: 18-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/620750 / DW RK 16/1368
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Niet gebleken is dat de executie geschiedt op een wijze die in strijd is met de tuchtrechtelijke norm. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 juli 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 13 december 2016 met zaaknummer 77.2016 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/620750 / DW RK 16/1368 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 26 januari 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen ( een medewerker van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 24 februari 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 13 december 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 20 december 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mail van 15 mei 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder op het verzet gereageerd en medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Klager heeft zijn verzet aangevuld bij e-mail van

3 juni 2018. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van

5 juni 2018. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 17 juli 2018.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een op 5 maart 2014 tegen de besloten vennootschap, waarvan klager de bestuurder is, gewezen vonnis.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft onder andere ten laste van klager beslag gelegd onder de Belastingdienst.

-           Bij brief van 19 januari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager tot betaling gesommeerd waarbij hij heeft aangekondigd dat indien klager niet binnen vijf dagen tot betaling overgaat, hij zijn opdrachtgever in overweging geeft het faillissement van klager aan te vragen.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid door het vonnis van 5 maart 2014 te executeren. Klager is verwikkeld in een conflict met zijn familie. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder zich laat gebruiken om een familiaire kwestie, waarin hij betrokken is, te beïnvloeden.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Volgens de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen alleen klachten worden ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder. Klager heeft de klacht gericht tegen een medewerker van de gerechtsdeurwaarder. Bij klachten tegen medewerkers dient de klacht gericht te worden geacht tegen de gerechtsdeurwaarder die voor het handelen van die medewerker verantwoordelijk mag worden gehouden. In dit geval is dat kennelijk de gerechtsdeurwaarder. Hij wordt daarom aangemerkt als de beklaagde. In de aanvang van deze beschikking is daarmee reeds rekening gehouden.

4.2 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Tegenover dat verweer, waarbij de gerechtsdeurwaarder de gang van zaken duidelijk heeft toegelicht, zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Evenmin is gebleken dat de executie geschiedt op een wijze die in strijd is met de tuchtrechtelijke norm. Dat blijkt evenmin uit de brief van 19 januari 2016. Niet gebleken is daarom dat de verwijten van klager enige grond hebben.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat zijn familie weigert om inzage te geven in de financiële stukken. Tevens weigert zijn familie een schonegrondverklaring af te geven. De gerechtsdeurwaarder maakt misbruik van zijn bevoegdheid door in opdracht van zijn familie het vonnis van 5 maart 2014 tenuitvoerlegging te leggen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De Kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de Kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. D. Bode en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.