ECLI:NL:TGDKG:2018:165 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/590543 / DW RK 15/609

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:165
Datum uitspraak: 17-07-2018
Datum publicatie: 18-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/590543 / DW RK 15/609
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klagers verwijten beklaagde dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd door het manipuleren van een bewijsstuk en dat hij heeft gelogen tegen de rechter. De kamer concludeert dat de handelswijze van beklaagde een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 Gerechtsdeurwaarderswet oplevert. Het feit dat hij de gedragingen niet in de uitoefening van zijn beroep als gerechtsdeurwaarder heeft verricht, doet aan dit oordeel niet af. Klacht gegrond. De enige passende maatregel is die van ontzetting uit het ambt. Aangezien beklaagde op dit moment niet meer werkzaam is als gerechtsdeurwaarder, zal die maatregel nu geen effect hebben. Mocht beklaagde echter weer als gerechtsdeurwaarder werkzaamheden willen uitvoeren, dan zal deze maatregel hem daartoe in de weg staan.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 juli 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/590543 / DW RK 15/609 ingesteld door:

1. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

2. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

klagers,

gemachtigde: mr. [ ],

tegen:

[ ],

(voormalig) toegevoegd gerechtsdeurwaarder,

wonende te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 17 juli 2015, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij verweerschrift, ingekomen op 2 oktober 2015, heeft beklaagde op de klacht gereageerd. Klagers hebben de klacht aangevuld bij brief met bijlagen, ingekomen op 27 januari 2017 en vervolgens bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 2 februari 2017. Beklaagde heeft zijn verweer aangevuld bij e-mails met bijlagen, binnengekomen op 3 en 6 februari 2017. De behandeling van de klacht is ter openbare terechtzitting van 7 februari 2017 aangehouden. Bij brief met bijlage, ingekomen op 25 juli 2017, hebben klagers verzocht de zitting te hervatten. Beklaagde heeft zijn verweer aangevuld bij e-mail met bijlage, inkomen op 3 juni 2018. De behandeling van de klacht is voortgezet ter openbare zitting van 5 juni 2018 alwaar klager sub 1 met zijn gemachtigde en beklaagde zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

17 juli 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klager sub 1 en beklaagde hebben lange tijd onderhandeld over een arbeidsovereenkomst.

-           Op 16 en 18 januari 2014 is er e-mailcontact met beklaagde geweest waarbij conceptversies van de arbeidsovereenkomst zijn meegezonden. In geschil is of de juiste versie is verzonden en ondertekend.

-           Beklaagde is op 1 februari 2014 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij klager sub 1 in dienst getreden, in de functie van toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder.

-           Op 9 maart 2015 heeft klager sub 1 een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Dit verzoek is bij beschikking van 28 april 2015 afgewezen, onder meer omdat klager sub 1 vooralsnog geen bewijs heeft geleverd van de door hem gestelde vervalsing.

-           Klager sub 1 heeft beklaagde op 18 mei 2015 op staande voet ontslagen.

-           Bij vonnis van 13 juli 2015 heeft de kantonrechter de bestaande arbeidsovereenkomst, uitsluitend voor het geval tussen partijen onherroepelijk komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst voortduurt na 18 mei 2015, met ingang van 14 juli 2015 ontbonden.

-           Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter van 14 juli 2015 is het ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven.

-           Bij vonnis van 7 juli 2017 heeft de kantonrechter partijen in conventie en in reconventie veroordeeld tot het betalen van geldbedragen. Tevens is in reconventie voor recht verklaard dat de ondertekende arbeidsovereenkomst, versie 5, op 16 januari 2014 niet door werknemer aan werkgever is verzonden en dat de ondertekende arbeidsovereenkomst, versie 5, inhoudelijk een heel andere arbeidsovereenkomst betreft dan versie 4, welke versie 4 door werkgever is ontvangen op 16 januari 2014. Beklaagde heeft tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend.

2. De klacht

Klagers verwijten beklaagde - kort samengevat - dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd door het manipuleren van een bewijsstuk en dat hij heeft gelogen tegen de rechter.

3. Het verweer van beklaagde

Beklaagde heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De Kamer heeft de behandeling van de klacht ter zitting van 7 februari 2017 aangehouden totdat door de kantonrechter in tussen partijen aanhangige bodemprocedure is beslist. De Kamer achtte het van belang de beslissing van de kantonrechter mee te wegen bij de beoordeling van de klacht. Klager heeft ter zitting verzocht om de behandeling van de klacht opnieuw aan te houden, dit keer in afwachting van de beslissing van het door hem ingediende hoger beroep. De Kamer ziet geen aanleiding om aan dat verzoek te voldoen. Aanhouding zou betekenen dat de behandeling van de zaak onredelijke vertraging zou oplopen. Bovendien acht de Kamer zich voldoende ingelicht gelet op de stukken zoals die thans voorliggen.

4.2 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de (voormalige) gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 Klager sub 1 was de werkgever van beklaagde. Klager sub 2 is een compagnon van klager sub 1. Beklaagde was op het moment van de verweten gedraging toegevoegd gerechtsdeurwaarder onder klager sub 2.

4.4.1 Klager sub 1 en beklaagde zijn verwikkeld in een arbeidsconflict waarvoor al verschillende procedures zijn gevoerd en/of worden gevoerd. Bij vonnis van 13 juli 2015 in de ontbindingszaak heeft de kantonrechter geoordeeld dat beklaagde valsheid in geschrifte (manipuleren van een bewijsstuk) heeft gepleegd en heeft gelogen tegenover een rechter. De Kamer verwijst hiervoor naar rechtsoverweging 5.4:

“Mede gelet op het ontbreken van een plausibele verklaring, kan de kantonrechter niet anders dan concluderen dat productie 3 niet authentiek is. Door dit stuk ter onderbouwing van zijn standpunt in te brengen in twee gerechtelijke procedures, is verweerder – te meer gezien zijn functie als gerechtsdeurwaarder – het vertrouwen van verzoekster onwaardig geworden. Van verzoekster kan daarom redelijkerwijs niet worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren.”

4.4.2 Bij kortgedingvonnis van 14 juli 2015 heeft de kantonrechter, met verwijzing naar de beschikking in de ontbindingszaak van 13 juli 2015, in rechtsoverweging 4.4 geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.

4.4.3 Bij vonnis van 7 juli 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld dat vast is komen te staan dat beklaagde op 16 januari 2014 niet versie 5, maar versie 4 heeft verzonden en dat hij bij de geforwarde e-mail van 18 februari 2014 wel de oorspronkelijke

e-mail van 16 februari 2014, maar met een geheel andere bijlage, te weten versie 5 in plaats van versie 4, heeft verzonden. De Kamer verwijst hiervoor naar rechtsoverweging 2.2.3 waarin verder nog het volgende is overwogen: “De kantonrechter oordeelt dat [ ] door in de ontbindingsprocedure, maar ook in de nu aanhangige procedure, te doen alsof hij op 16 januari 2014 versie 5 aan de werkgever heeft verzonden de beide kantonrechters, maar ook [ ] misleidt ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden. Ten opzichte van [ ] is een dergelijke gedraging uitermate laakbaar en ze vormt een dringende reden voor ontslag, nog los van de andere verwijten die worden gemaakt in de ontslagbrief.”

4.5 De Kamer concludeert gelet op voorgaande dat de handelswijze van beklaagde een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 Gerechtsdeurwaarderswet oplevert. Het feit dat hij de gedragingen niet in de uitoefening van zijn beroep als gerechtsdeurwaarder heeft verricht, doet aan dit oordeel niet af. Volgens artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders gedraagt de gerechtsdeurwaarder zich zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. In de toelichting op dit artikel is door de staatssecretaris vermeld dat deze algemene gedragsnorm ook gedragingen van de gerechtsdeurwaarder betreft buiten zijn beroepsuitoefening. “Geen enkele twijfel mag rijzen, ook niet buiten werktijd, over de geschiktheid van de gerechtsdeurwaarder om zijn beroep uit te oefenen.” Ook volgens vaste rechtspraak van het hof kunnen handelingen die de gerechtsdeurwaarder als privépersoon heeft verricht, onder omstandigheden tot tuchtrechtelijke aansprakelijkheid leiden. Dat laatste is hier het geval.

4.6 De enige passende maatregel is die van ontzetting uit het ambt. Aangezien beklaagde op dit moment niet meer werkzaam is als gerechtsdeurwaarder, zal die maatregel nu geen effect hebben. Mocht beklaagde echter weer als gerechtsdeurwaarder werkzaamheden willen uitvoeren, dan zal deze maatregel hem daartoe in de weg staan.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart de klacht gegrond;

-           ontzet de gerechtsdeurwaarder uit zijn ambt, waarbij de termijn als bedoeld in artikel 43 lid 8 Gdw wordt bepaald op vijf jaar, welke maatregel van kracht wordt op een na onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder door de Kamer mee te delen datum.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. D. Bode en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

17 juli  2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.