ECLI:NL:TGDKG:2018:163 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/614433 / DW RK 16/937

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:163
Datum uitspraak: 17-04-2018
Datum publicatie: 18-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/614433 / DW RK 16/937
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Op grond van zijn eigen waarnemingen en overige bij hem bekende informatie heeft de gerechtsdeurwaarder naar het oordeel van de kamer gerechtvaardigd kunnen vermoeden dat de goederen in de woning (tevens) toebehoorden aan klager. Het beslag is niet gelegd in strijd met de regels van het tuchtrecht. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 april 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/614433 / DW RK 16/937 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief, ingekomen op 30 augustus 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 8 september 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 maart 2018 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 17 april 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 13 april 2016 van de kantonrechter te Groningen is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Op 19 mei 2016 is het vonnis conform artikel 54, lid 4. Rv middels openbaar exploot aan klager betekend met bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Na de openbare betekening heeft de gerechtsdeurwaarder een mogelijk adres van klager weten te achterhalen: [ ] te [ ].

-           Op 30 juni 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag gelegd op roerende zaken die voor hem zichtbaar waren in en voor de betreffende woning.

-           Bij exploot van 7 juli 2016 is het proces-verbaal van het beslag op roerende zaken aan klager betekend door achterlating in gesloten envelop, omdat niemand op het betreffende adres was aangetroffen.

-           Op 22 juli 2016 heeft het aanslaan der biljetten aangaande verkoping plaatsgevonden. Bij de aanplakking sprak de gerechtsdeurwaarder met mevrouw [ ], die voor zover de gerechtsdeurwaarder weet de huidige partner van klager is. Zij gaf hierbij aan dat zij eigenaar was van de roerende zaken en dat het beslag hierdoor onrechtmatig zou zijn.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op roerende zaken op het woonadres van zijn kinderen, niet zijnde zijn adres. Klager beklaagt zich er verder over dat raambeslag per definitie onnauwkeurig is.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat hij eerder het betreffende adres heeft bezocht en daar heeft gesproken met een persoon die ontkende klager te zijn, maar waarvan later is gebleken dat het wel degelijk klager betrof. De gerechtsdeurwaarder heeft klager nadien meerdere malen op het betreffende adres gezien. Op grond van zijn eigen waarnemingen en overige bij hem bekende informatie heeft de gerechtsdeurwaarder naar het oordeel van de kamer gerechtvaardigd kunnen vermoeden dat de goederen in de woning (tevens) toebehoorden aan klager. Het beslag is niet gelegd in strijd met de regels van het tuchtrecht.

4.3 Indien een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarvan een derde eigendom pretendeert, is het aan de derde om door middel van bewijsstukken aan te tonen dat die zaken hem of haar in eigendom toebehoren. Hiervan is in dit geval geen sprake.

4.4 De stelling van klager dat raambeslag per definitie onnauwkeurig is, volgt de kamer niet. Indien er voor de gerechtsdeurwaarder aanleiding is om bepaalde goederen nauwkeuriger te omschrijven zou dat kunnen leiden tot het inschakelen van politie en slotenmaker. De gerechtsdeurwaarder heeft hier in dit geval niet voor gekozen teneinde kosten te besparen. Niet gebleken of onderbouwd is dat het gelegde raambeslag in dit geval tot verwarring heeft kunnen leiden.

4.5 Ten aanzien van het verzoek van klager om schadevergoeding dient klager zich te wenden tot de civiele rechter. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geƫigende weg.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. E. Diepraam en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 april 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.